30 JULI 2018. - Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake institutionele instellingen voor belegging in schuldvorderingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Algemene beschouwingen

Dit ontwerp heeft tot doel de vervanging van het koninklijk besluit van 8 juli 1997 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake instellingen voor belegging in schuldvorderingen.

De uitvoeringsmaatregelen die van toepassing zijn op institutionele instellingen voor belegging in schuldvorderingen waren vastgelegd in 1997 tegen de achtergrond van de wet van 4 december 1990, zoals gewijzigd door de wet van 12 december 1996 en rekening houdende met de toenmalige financieringspraktijken.

Dit ontwerp bevat de volgende elementen :

- Ten eerste, worden een aantal wijzigingen aangebracht aan de regeling van de institutionele instellingen voor belegging in schuldvorderingen, wat betreft de samenstelling van hun vermogen en de toegelaten activiteiten.

- Ten tweede, wordt, naar aanleiding van de wetswijzigingen sedert 1997 en 2007, een terminologische aanpassing doorgevoerd : het besluit verwijst voortaan naar de bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen.

- In de derde plaats, voorziet het ontwerp in nieuwe modaliteiten voor het toezicht op de institutionele instellingen voor belegging in schuldvorderingen. Het is de bedoeling om op deze instellingen een toezicht uit te oefenen dat identiek is aan datgene dat op de institutionele AICB'S (de GVBF's bijvoorbeeld) van toepassing is. De bevoegdheden van de FOD Financiën hebben betrekking op de naleving van de artikelen 271/1 tot 271/18 van de wet van 3 augustus 2012 en van de bepalingen van het ontworpen koninklijk besluit. Het ontwerp bepaalt dat, bij het niet naleven van de wet en het besluit, de FOD Financiën de instelling kan schrappen, waardoor zij niet meer gerechtigd zal zijn om van de specifieke belastingregeling voor de bedoelde instellingen te genieten. Voor deze controle wordt verwezen naar artikel 185bis, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 2016 en 5 december 2017, waarbij de Koning de bevoegdheid wordt verleend om te bepalen in welke gevallen de FOD Financiën een institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen kan schrappen.

Gelet op het groot aantal wijzigingen werd een volledig nieuw besluit opgesteld, ter vervanging van het huidig koninklijk besluit van 8 juli 1997 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake instellingen voor belegging in schuldvorderingen.

Er werd rekening gehouden met alle opmerkingen van de Raad van State.

Commentaar van de artikelen

Artikel 2 herneemt gedeeltelijk artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 juli 1997, zij het met doorvoering van een terminologische aanpassing. Artikel 2 verwijst namelijk niet langer naar "private beleggingsinstelling" maar naar een institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen. Deze terminologische aanpassing wordt doorgevoerd doorheen het gehele koninklijk besluit.

Artikel 12 herneemt de hoofdzaak van artikel 15, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 juli 1997 met een beperkte aanpassing. Voor de invulling van het begrip "verbonden onderneming" wordt voortaan verwezen naar het Wetboek van Vennootschappen en niet langer naar het koninklijk besluit van 8 oktober 1978 met betrekking tot de jaarrekeningen van de onderneming.

De bepaling van artikel 15, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 juli 1997 wordt niet hernomen. Zij vormt immers de herhaling van artikel 271/4 van de wet van 3 augustus 2012.

Artikel 13 herneemt de hoofdzaak van artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 juli 1997. Het nieuwe eerste lid van artikel 13 sluit aan bij een ruimere waaier van financieringsvormen waaraan de praktijk behoefte heeft, ondermeer bij het gebruik van "conduit-structuren" (bijvoorbeeld waar een institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen schuldvorderingen koopt en daarvoor financiering krijgt van een tweede vehikel, vaak via leningen of zgn. "variable funding notes").

De summiere omschrijving in artikel 21 van het koninklijk besluit van 8 juli 1997 wordt aangevuld in artikel 18 van het ontwerp ter verduidelijking dat het vermogen van de institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen naast door derden overdragen schuldvorderingen, eveneens kan bestaan uit de bestanddelen bedoeld in artikel 20 van het ontwerp (termijnbeleggingen, liquide middelen, financiële instrumenten en onder meer alle soorten financiële instrumenten en de met de schuldvorderingen verbonden zekerheden met inbegrip van een eventueel eigendomsvoorbehoud.

Artikel 19 herneemt artikel 22 van het koninklijk besluit van 8 juli 1997 maar met toevoeging van een tweede lid. Dit nieuwe lid verduidelijkt dat een institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen, schuldvorderingen kan verwerven in volle eigendom of mede-eigendom, in het geheel of slechts een deel daarvan. Wanneer de eigen aard van de schuldvorderingen en de voorwaarden waarop de financiële middelen worden aangetrokken dit rechtvaardigen kan de institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen (i) haar belegging beperken tot één of enkele schuldvorderingen en/of (ii) beleggen in toekomstige vorderingen.

Niet de juridische vorm of kwalificatie van de vorderingen (huidige, toekomstige, gespreide of geconcentreerde rechten op betaling) zijn doorslaggevend, wel of aan de investeerders voldoende comfort wordt gegeven qua risico en (juridische) structuur, al dan niet uitgedrukt in een externe credit rating.

Op dit punt is het belangrijk dat deze beleggingsinstellingen hun financiële middelen uitsluitend mogen aantrekken van in aanmerking komende beleggers (in de zin van artikel 5 § 3/1 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen). Deze institutionele of professionele beleggers zullen hun investeringsbeslissing laten afhangen van de door de institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen verschafte informatie omtrent de aard van de schuldvorderingen, de daaraan verbonden risico's en de wijze waarop de institutionele beleggingsinstelling in schuldvorderingen die risico's beheerst in het belang van de beleggers. Het is typisch voor deze beleggingsinstellingen dat gedetailleerde informatie zal vervat zijn in een prospectus of ander aanbiedingsdocument ("offering memorandum"), zowel omtrent de financiële kenmerken (meer gedetailleerde beschrijving van de obligaties en activa, de verwachte kasstromen en de voorziene aanwending van de kasstromen) als...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT