3 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (hierna: wet van 18 juli 2018) heeft een nieuw belastingstelsel ingevoerd voor de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers en heeft ook het belastingstelsel van de inkomsten uit de deeleconomie grondig gewijzigd.

Inkomsten uit de deeleconomie die vanaf 1 januari 2018 zijn behaald of verkregen, zijn niet langer belastbaar tegen een tarief van 20 pct. (artikel 171, 3° bis, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) zoals het bestond vooraleer het werd opgeheven door artikel 50, 3°, van de wet van 18 juli 2018), maar zijn vrijgesteld zolang ze, samengenomen met de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers niet meer bedragen dan 6.130 euro (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2018 - aanslagjaar 2019) (artikel 90/1, WIB 92 ingevoegd bij artikel 47 van de wet van 18 juli 2018).

De verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing wordt opgeheven vanaf 1 januari 2019 (artikelen 4, 5 en 7, tweede lid, van dit besluit). Er wordt dus niet ingegaan op de suggestie van de Raad van State om de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden, op te heffen voor de vanaf 26 juli 2018 (de datum van de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018 in het Belgisch Staatblad) betaalde of toegekende inkomsten. De verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden wordt in beginsel behouden voor het inkomstenjaar 2018, gelet op het feit dat de wet die de vrijstelling van de inkomsten uit de deeleconomie heeft ingevoerd, pas laat in 2018 werd bekendgemaakt en de erkende platformen derhalve voor een groot deel van de in 2018 betaalde vergoedingen voor prestaties in het kader van de deeleconomie bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden. Ook op bepaalde vanaf 26 juli 2018 betaalde of toegekende inkomsten werd nog bedrijfsvoorheffing ingehouden. Door de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden in beginsel voor het volledige inkomstenjaar 2018 te behouden, eerder dan ze retroactief op te heffen, kan de ingehouden bedrijfsvoorheffing op inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd als overeenkomstig artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing en is ze derhalve overeenkomstig artikel 296, WIB 92 verrekenbaar met de personenbelasting. Bovendien blijven op die manier voor de vanaf 26 juli 2018 ingehouden bedrijfsvoorheffing ook de normale regels gelden inzake de aangifte het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing. Het spreekt voor zich dat er niet zal worden opgetreden tegen platformen die vanaf de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018 geen bedrijfsvoorheffing meer hebben ingehouden op vergoedingen voor deeleconomie.

De erkende platformen moeten jaarlijks een fiche opmaken (artikel 90, tweede lid, WIB 92). De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot die jaarlijkse fiche zijn momenteel opgenomen in artikel 92/1, KB/WIB 92. Vermits er voortaan geen link meer bestaat tussen het inhouden van bedrijfsvoorheffing en de verplichting om een fiche op te stellen, moeten de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de jaarlijkse fiche op een andere plaats in het KB/WIB 92 worden ondergebracht. Artikel 6 van dit besluit heft artikel 92/1, KB/WIB 92 op. Artikel 3 voegt de bepalingen met betrekking tot de ficheverplichting in in een nieuw artikel 53/3 in de afdeling XVIII/1 van hoofdstuk I van het KB/WIB 92. In dat kader wordt ook het opschrift van die afdeling aangepast (artikel 1 van dit besluit). Het nieuwe artikel 53/3, KB/WIB 92 zal ook al de ficheverplichting regelen voor het inkomstenjaar 2018 (artikel 7, eerste lid, van dit besluit).

Artikel 53/3, KB/WIB 92 in ontwerp voorziet dat niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, voortaan ook kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van het bisidentificatienummer dat hen door de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werd toegekend.

De scharnierbepaling die van toepassing is op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018 (artikel 90, derde lid, WIB 92 zoals vervangen door artikel 46, 6°, van de wet van 18 juli 2018), maakt dat inkomsten uit onroerende goederen, uit roerende goederen en uit onderverhuring van onroerende goederen als inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd in de mate dat die goederen door de verkrijger van de inkomsten worden gebruikt voor het verwerven van inkomsten uit de deeleconomie. Het is dan ook niet langer nodig die inkomsten apart te vermelden op de fiche met betrekking tot de inkomsten uit de deeleconomie zodat de bepaling van artikel 92/1, § 1, eerste lid, 5°, KB/WIB 92 niet moet worden hernomen in artikel 53/3, § 1, KB/WIB 92.

Ook de verplichting om het bedrag van de bedrijfsvoorheffing te vermelden valt in beginsel weg (huidig artikel 92/1, § 1, eerste lid, 6°, KB/WIB 92). De bedrijfsvoorheffing die sinds 1 januari 2018 door de erkende platformen werd ingehouden zal echter wel nog op de fiche 281.29 voor het inkomstenjaar 2018 moeten worden vermeld. Voor de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting, zal die bedrijfsvoorheffing worden verrekend met de verschuldigde belasting en, desgevallend, aan hen worden terugbetaald. De niet-inwoners die (verplicht of optioneel) een aangifte in de belasting van niet-inwoners indienen voor het inkomstenjaar 2018, zullen de verrekening en, desgevallend, de terugbetaling van die bedrijfsvoorheffing in hun aangifte kunnen aanvragen. Niet-inwoners die geen aangifte in de belasting van niet-inwoners indienen, zullen de terugbetaling van de ingehouden bedrijfsvoorheffing via een bezwaarschrift of vraag tot ambtshalve ontheffing moeten vragen.

Ook een platform waarvan de erkenning in de loop van het inkomstenjaar werd ingetrokken, desgevallend op zijn eigen vraag, blijft ertoe gehouden fiches op te maken voor de inkomsten die het tot op het moment van de intrekking van de erkenning heeft betaald of toegekend. Dit wordt voortaan geëxpliciteerd in artikel 53/3, § 1, KB/WIB 92 in ontwerp.

Anders dan in de tekst van artikel 92/1, KB/WIB 92 wordt in het nieuw ingevoegde artikel 53/3, § 2, KB/WIB 92 gesteld dat de fiches met betrekking tot de inkomsten uit de deeleconomie moeten worden ingediend vóór 1 maart van het jaar volgend op het inkomstenjaar. De indieningstermijn wordt zo vastgelegd in lijn met de indieningstermijn voor de andere fiches 281, ook in geval van een schrikkeljaar. Aan de belastingplichtige wordt ook niet meer gevraagd om een samenvattende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT