3 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren en van het koninklijk besluit van 30 november 2001 houdende verbod op sommige dierproeven

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder de artikelen 6 en 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, in het bijzonder het artikel 8, eerste lid;

Gelet op hoofdstuk VIII van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, in het bijzonder de artikelen 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30/1;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren ;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2001 houdende verbod op sommige dierproeven ;

Gelet op het advies 68.331/3 van de Raad van State, uitgebracht op 21 december 2020, in toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies nr. 105/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit uitgebracht op 14 juni 2021;

Op de voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met werk en beroepsopleiding, digitalisering en de plaatselijke besturen;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren

Artikel 1. Dit besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1010 van 5 juni 2019 betreffende de onderlinge afstemming van de verslagleggingsverplichtingen op het gebied van de milieuwetgeving, en voorziet in de uitvoering van het uitvoeringsbesluit (EU) 2020/569 van de Commissie van 16 april 2020 tot vaststelling van een gemeenschappelijk format en gemeenschappelijke inhoud voor de indiening van de informatie die door de lidstaten moet worden gerapporteerd overeenkomstig Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/707/EU van de Commissie.

Art. 2. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren, worden volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het punt 2°, 1ste streepje, wordt het woord "procedure" vervangen door de woorden "dierproef";

    2 ° een punt 10° wordt toegevoegd dat als volgt luidt: "10° Dierproef: procedure als omschreven in het artikel 3.1 van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden, namelijk elke al dan niet invasieve handeling ten aanzien van een dier voor experimentele of andere doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel, of meer, pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels."

    Art. 3. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht:

  2. het eerste lid van paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende zinnen: "Dit besluit is van toepassing wanneer dieren worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt in procedures, of wanneer zij specifiek worden gefokt opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit besluit is van toepassing totdat de in de eerste alinea genoemde dieren gedood of geadopteerd zijn, of opnieuw in hun habitat of een geschikt dierhouderijsysteem zijn geplaatst.";

  3. in paragraaf 1, derde lid, wordt enerzijds in de Franstalige versie "permis" vervangen door het woord "autorisations", en anderzijds het woord "alternatieven" door het woord "projecten" en het woord "dierproeven" door het woord "proefdieren" vervangen;

  4. in de Franstalige versie van paragraaf 2, worden de woorden "sur animaux" na het woord "expériences" toegevoegd;

  5. een nieuwe paragraaf 5 wordt toegevoegd die als volgt luidt: -

    § 5. Het doden van dieren ter wille van hun organen of weefsels, met inbegrip van deze van verklikkerdieren, wordt niet beschouwd als een dierproef, behalve in volgende gevallen:

    - het doden vindt plaats in het kader van een projectvergunning via een niet in bijlage 7 van dit besluit genoemde methode of;

    - het dier heeft, alvorens te worden gedood, een ingreep ondergaan waarbij de drempelwaarde inzake pijn, lijden, angst of blijvende schade werd overschreden of;

    - het dier is afkomstig van een nieuwe genetisch gewijzigde dierlijn met een beoogd pathologisch fenotype en bracht het pathologische fenotype tot uitdrukking voordat het ter wille van zijn organen of weefsels werd gedood.

    Het doden van deze dieren dient echter wel gemeld te worden bij de Ethische Commissie waarbij de erkende inrichting aangesloten is of, indien niet van toepassing, bij Leefmilieu Brussel door middel van het formulier beschikbaar op haar website/portaal. De vergunningsaanvraag bevat de gegevens van de directeur van de inrichting en van de verantwoordelijke van het project, te weten hun titel, naam, voornaam, professioneel adres, telefoonnummer en mailadres. De aanvraag bevat eveneens de naam, voornaam en het professioneel adres van de fokker of de leverancier van de soorten.

    Art. 4. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt paragraaf 2 als volgt vervangen:

    In het geval dat een gebruiker de dieren geviseerd in paragraaf 1 wenst te gebruiken in dierproeven, zonder dat zij hiervoor gefokt werden, moet hij een aanvraag tot ontheffing indienen, per brief of via elektronische weg, bij Leefmilieu Brussel, door middel van een formulier dat beschikbaar is op haar website/portaal. Deze aanvraag bevat minstens volgende elementen:

    1° de titel, naam, voornaam, het professioneel adres, telefoonnummer en mailadres van de directeur van de inrichting en van de verantwoordelijke van het project, evenals de naam, voornaam en het professioneel adres van de fokker of de leverancier van de soorten;

    2° de identificatie van het project in het kader waarin het gebruik van deze dieren zou plaatsvinden;

    3° het bewijs dat de gebruiker geen of onvoldoende proefdieren die geschikt zijn voor het doel van de proef kan bekomen bij erkende leveranciers of fokkers. In dergelijke gevallen moeten voldoende garanties geboden worden betreffende het welzijn en de gezondheid van de proefdieren in het bedrijf van oorsprong;

    4° het bewijs dat het gebruik van proefdieren die niet gefokt zijn voor gebruik in dierproeven, de resultaten van de dierproeven niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot het gebruik van een groter aantal proefdieren;

    5° een verklaring van de Ethische Commissie waarbij de gebruiker is aangesloten, waarin de elementen worden bevestigd die de gebruiker onder 2° en 3° van deze paragraaf heeft aangevoerd om zijn aanvraag te rechtvaardigen.

    Op basis van wetenschappelijke elementen en na advies van de Brusselse Commissie voor dierproeven, kan Leefmilieu Brussel beslissen een ontheffing toe te staan. De beslissing wordt betekend door Leefmilieu Brussel binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige aanvraagdossier.

    Art. 5. Artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende tekst:

    § 1. Specimens van de bedreigde soorten als bedoeld in bijlage A van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, die niet onder het toepassingsgebied van artikel 7, lid 1 van die verordening vallen, mogen niet gebruikt worden in dierproeven.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 van dit artikel, mogen de specimens geviseerd in paragraaf 1 gebruikt worden in de dierproeven die aan volgende voorwaarden voldoen:

  6. de proef heeft één van de onder artikel 3, § 1, punt 2°, a), punt 3° of punt 5° vernoemde doeleinden; en

  7. er bestaan wetenschappelijke elementen die aantonen dat het doel van de proef niet bereikt kan worden door het gebruik van een andere dan een in die bijlage genoemde soort.

    Voor ieder project moet een ontheffingsaanvraag door de gebruiker per brief of via elektronische weg ingediend worden bij Leefmilieu Brussel, door middel van het formulier beschikbaar op haar website/portaal. De ontheffingsaanvraag bevat de gegevens van de directeur van de inrichting en van de verantwoordelijke van het project, te weten hun titel, naam, voornaam, professioneel adres, telefoonnummer en mailadres. De aanvraag bevat eveneens de naam, voornaam en het professioneel adres van de fokker of de leverancier van de soorten.

    Op basis van wetenschappelijke elementen en na advies van de Brusselse Commissie voor dierproeven, kan Leefmilieu Brussel beslissen de ontheffing toe te kennen. De beslissing wordt door Leefmilieu Brussel aan de gebruiker betekend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige aanvraagdossier.

    Dit artikel is niet van toepassing op niet menselijke primaten.

    Art. 6. Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende tekst:

    § 1er. De specimens van niet-menselijke primaten worden niet gebruikt bij dierproeven.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 van dit artikel, mogen de specimens vermeld in paragraaf 1 gebruikt worden bij dierproeven die aan volgende voorwaarden voldoen:

  8. de proef streeft een van de doeleinden na vermeld:

    1. in artikel 3, § 1, punt 2° a) of punt 3° en wordt uitgevoerd met het oog op de vermijding, voorkoming, diagnose of behandeling...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT