3 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden van de kandidaten van de krijgsmacht

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, artikel 4;

Gelet op de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, artikel 20, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 2001, 16 juli 2005 en 20 juli 2005, en artikel 20sexies, § 1, eerste en tweede lid, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn, artikel 7, vervangen bij de wet van 27 maart 2003;

Gelet op de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, artikel 21, vervangen bij de wet van 30 december 2008;

Gelet op de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht, artikel 4, gewijzigd bij de wet van 26 april 2009;

Gelet op de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militaire personeel, artikel 25, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden van de kandidaten van de krijgsmacht;

Gelet op het protocol van onderhandelingen N-327 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 1 februari 2013;

Gelet op het advies van de Raad van State 52.838/4, gegeven op 4 maart 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriele hoedanigheden van de kandidaten van de krijgsmacht

Artikel 1. In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden van de kandidaten van de krijgsmacht, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 mei 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 augustus 2010, worden de woorden « , op de kandidaat-militairen van het statuut vrijwillige militaire inzet » ingevoegd tussen de woorden « op de kandidaat-hulpofficieren » en de woorden « en op de kandidaat-reservemilitairen ».

Art. 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. paragraaf 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 2006, en paragraaf 2, worden vervangen als volgt :

    § 1. De karakteriële hoedanigheden van de kandidaat, met uitzondering van de kandidaat bedoeld in het tweede lid, worden beoordeeld, naast de momenten bedoeld in artikel 20sexies, § 2, van de wet of, naargelang van het geval, de momenten bedoeld in artikel 21, tweede lid, 3°, van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht :

    1° op het einde van het vormingsgedeelte dat bestaat uit de militaire initiatiefase en het gedeelte van de fase militaire basisopleiding dat gemeenschappelijk is voor de verschillende personeelscategorieën;

    2° op het einde van de deelperiode militaire basisvorming.

    De karakteriële hoedanigheden van de kandidaat-beroepsofficier van de normale werving die wordt aanvaard in de Koninklijke Militaire School en van de kandidaat-beroepsonderofficier in schoolvorming worden beoordeeld, naast de momenten bedoeld in artikel 20sexies, § 2, van de wet, eenmaal tijdens of op het einde van het eerste semester van het eerste vormingsjaar.

    § 2. De karakteriële hoedanigheden van de kandidaat-officier of -onderofficier worden bovendien trimestrieel beoordeeld gedurende de stage- of evaluatieperiode.

    De karakteriële hoedanigheden van de kandidaat-vrijwilliger worden bovendien trimestrieel beoordeeld gedurende de stageperiode en semestrieel gedurende de evaluatieperiode.

    ;

  2. paragraaf 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 augustus 2010, en paragraaf 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2006, worden opgeheven;

  3. paragraaf 6 wordt opgeheven.

    Art. 3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende :

    Art. 7 bis. § 1. Bij de aanvang van elk vormingsjaar van een periode van schoolvorming, evenals bij de aanvang van elke vormingsperiode en vormingsgedeelte bedoeld in bijlage bij dit besluit wordt de kandidaat schriftelijk ingelicht betreffende de volgende punten :

    1° de tijdstippen en de al dan niet statutaire aard van de beoordelingen;

    2° de competenties die beoordeeld worden, evenals de gedragsindicatoren die voor deze beoordeling gebruikt zullen worden;

    3° de te behalen cijfers en vermeldingen om te slagen.

    § 2. Ten minste één functioneringsgesprek tussen de kandidaat en zijn beoordelaar vindt plaats :

    1° voor de eerste statutaire beoordeling;

    2° tussen twee opeenvolgende statutaire beoordelingen.

    Tijdens het functioneringsgesprek worden de competenties van de kandidaat met hem besproken met behulp van de competenties en gedragsindicatoren bepaald in de bijlage bij dit besluit.

    Een beknopt verslag van het functioneringsgesprek wordt opgesteld. Dit verslag omvat ten minste de sterke en zwakke punten van de kandidaat. Het wordt door de kandidaat ondertekend voor gezien en opgenomen in zijn vormingsdossier.

    § 3. Elke beoordeling wordt opgesteld na afloop van een evaluatiegesprek tussen de kandidaat en zijn beoordelaar.

    Tijdens dit evaluatiegesprek worden de sterke en de zwakke punten van de kandidaat toegelicht.

    Elke vermelding « zeer slecht », « slecht », « onvoldoende » of « te verbeteren » voor een competentie moet door de beoordelaar gemotiveerd worden aan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT