29 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit tot aanpassing aan de welvaart van het loonplafond

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel uitvoering te geven aan de welvaartsaanpassing van het loonplafond voorzien in het voorstel tot verdeling van de welvaartsenveloppe.

In uitvoering van artikel 7, zeventiende lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers voorziet het ontwerp in aangepaste verhogingscoëfficiënten teneinde het loonplafond bijkomend te verhogen met 2 % vanaf 1 januari 2022.

Aangezien dit besluit geen uitvoering geeft aan de machtiging voorzien in artikel 7, achttiende lid, van het koninklijk besluit nr. 50 wordt deze bijkomende verhoging niet toegepast op het gedifferentieerd loonplafond dat van toepassing is op bepaalde gelijkgestelde perioden.

Op vraag van de Raad van State, in zijn advies 69.993/1 van 11 augustus 2021, wordt in dit verslag aan de Koning aangetoond dat de in dit besluit voorziene bijkomende verhoging van het loonplafond wel degelijk gebaseerd is op de beslissing inzake de maximale marge voor loonkostenontwikkeling, zoals voorzien in de machtiging in artikel 7, zeventiende lid, van het koninklijk besluit nr. 50.

In de versie van het koninklijk besluit nr. 50, voor de inwerkingtreding van de wijziging ervan door de wet van 15 juni 2021 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de pensioenregelingen voor werknemers en zelfstandigen wat betreft de berekening van het proportioneel pensioen, was de wettelijke basis voor de aanpassing van het loonplafond aan de welvaart artikel 7, tiende lid. Deze bepaling vormde de wettelijke basis van de aanpassingen van het loonplafond in het verleden.

In het kader van de vier opeenvolgende verhogingen van het loonplafond, in lijn met de verhoging van het minimumpensioen, voorzien door de hiervoor vermelde wet van 15 juni 2021, wordt dit tiende lid tijdelijk buiten werking gesteld.

De vier opeenvolgende verhogingen vormen het voorwerp van de nieuwe leden 15 en 16 van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 50 (lid 15 voor het gewoon plafond en lid 16 voor het gedifferentieerd plafond).

Aangezien het uiteraard niet de bedoeling was om gedurende die vier jaren welvaartsaanpassingen onmogelijk te maken, werd daarvoor een nieuwe wettelijke basis ingeschreven in de nieuwe leden 17 en 18 waarvan de bewoording volledig overeenstemt met deze van de huidige leden 10 en 11.

De gebruikte bewoordingen en de verwijzing naar de maximale loonmarge strekken er niet toe om de verhoging van het plafond te beperken tot die maximale loonmarge. Deze passage moet worden samen gelezen met artikel 72, § 1, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact dat de basis vormt voor de welvaartsaanpassingen.

Paragraaf 1 van dit artikel 72 luidt: "Om de twee jaar neemt de regering een beslissing over de verdeling van de toegekende beschikbare financiële enveloppe voor een aanpassing van alle of sommige inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid voor werknemers aan de evolutie van de algemene welvaart.

Terzake kan de regering zich onder meer steunen op de verslagen van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Studiecommissie voor de Vergrijzing en de Hoge Raad voor Financiën.

Voormelde aanpassing kan zich vertalen in een wijziging van een berekeningsplafond, een uitkering en/of een minimumuitkering. De nadere regels van de aanpassing kunnen, in voorkomend geval, per regeling, per berekeningsplafond of uitkering binnen een regeling en per categorie van uitkeringsgerechtigden verschillen.

Een eventuele aanpassing van de berekeningsplafonds zal in ieder geval de tweejaarlijkse beslissing inzake de maximale marge voor de loonkostontwikkeling, zoals genomen in uitvoering van hetzij artikel 6, hetzij artikel 7 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, als uitgangspunt hebben.

De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt voor de eerste maal uiterlijk in het jaar 2006 genomen."

Hieruit blijkt dat de aanpassing van de loonplafonds deel uitmaakt van het globale mechanisme van welvaartsaanpassingen, waarbij voor de loonplafonds de loonmarge op grond van de wet van 1996 weliswaar een (minimaal) aanknopingspunt vormt, maar de verhoging van de loonplafonds daartoe geenszins beperkt is.

Vervolgens moet er ook op gewezen worden dat welbepaalde voorgaande koninklijke besluiten tot aanpassing aan de welvaart van bepaalde pensioenen in de regeling voor werknemers, met name de koninklijke besluiten van 21 juli 2017 en van 19 mei 2019, het jaarbedrag bedoeld in artikel 7, derde lid, van het hiervoor vermelde koninklijk besluit nr. 50 vermenigvuldigd hebben met een percentage dat hoger was dan de loonnorm. In de hiervoor vermelde voorbeelden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT