28 MEI 2019. - Koninklijk besluit nr. 59 met betrekking tot de onttrekking van handelsgeschenken van geringe waarde en voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden wat de belasting over de toegevoegde waarde betreft

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit nr. 59, nieuw, inzake belasting over de toegevoegde waarde, heeft betrekking op de onttrekking van handelsgeschenken van geringe waarde en voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden.

Artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het Wetboek") voorziet dat, als uitzondering op de basisregel, niet wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel, de onttrekking door een belastingplichtige van goederen van zijn onderneming om die om niet te verstrekken:

- als handelsmonsters;

- als handelsgeschenken van geringe waarde;

- voor liefdadigheidsdoeleinden, als het gaat om voedingsmiddelen bestemd voor de menselijke consumptie, met uitsluiting van geestrijke dranken, die niet meer kunnen worden verkocht tegen hun oorspronkelijke commercialisatievoorwaarden.

Artikel 12, § 1, derde lid, van het Wetboek, draagt de Koning op om de toepassingsvoorwaarden vast te leggen waaraan de bedoelde onttrekkingen moeten voldoen, met betrekking tot de waarde van de handelsmonsters en de handelsgeschenken van geringe waarde, de aard en kenmerken van de voedingsmiddelen, de bedoelde liefdadigheidsdoeleinden, de omstandigheden waarin de bedoelde onverkoopbare goederen voor die doeleinden kunnen worden verstrekt, het bedrag dat als kosten in rekening kan worden gebracht en de vormvereisten die moeten worden in acht genomen.

Artikel 12, § 1, 2°, van het Wetboek voorziet in geen enkele specifieke definitie van het begrip "handelsmonsters" een geeft evenmin aan welke intrinsieke kenmerken die handelsmonsters moeten bezitten. Eerder dan die kenmerken vast te leggen in dit koninklijk besluit, wat het risico in zich draagt dat de draagwijdte van de huidige formulering in de wet niet volledig wordt gerespecteerd, zal ervoor worden geopteerd om op dat punt artikel 12, § 1, tweede lid, van het Wetboek te wijzigen. In parallel met die wijziging, zal de delegatie voorzien in artikel 12, § 1, derde lid, van het Wetboek eveneens worden aangepast om deze delegatie niet meer te voorzien ten aanzien van de toepassingsvoorwaarden van de regeling voor handelsmonsters. Die benadering beantwoordt aan de opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in punt 4.2.1. van zijn advies nr. 65.794/3 van 13 mei 2019.

HOOFDSTUK 1. - De onttrekkingen van goederen met het oog op het verstrekken van handelsgeschenken van geringe waarde

Artikel 1 van dit ontwerp heeft betrekking op de toepassingsvoorwaarden van de regel van de niet-gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel, van de onttrekking van handelsgeschenken van geringe waarde, die zijn opgenomen in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, a), van het Wetboek. Die geschenken onderscheiden zich in die zin van de handelsmonsters dat ze niet van dezelfde aard zijn als de producten die gewoonlijk verkocht worden door de onderneming en dat ze niet worden verstrekt in een publicitaire context. Artikel 1, eerste lid, van het ontwerp legt drie voorwaarden op.

De eerste voorwaarde, naast degene met betrekking tot het kosteloze karakter van de verstrekking van de geschenken, preciseert dat het goed moet worden verstrekt in het kader van de handelsrelaties van de belastingplichtige. Het betreft hoofdzakelijk de geschenken die worden verstrekt aan regelmatige klanten of leveranciers om goede handelsrelaties te onderhouden.

De tweede voorwaarde bepaalt dat het verstrekte geschenk door de persoon die het ontvangt niet kan worden doorverkocht in het kader van een economische activiteit. Die maatregel is een specifieke toepassing van de anti-misbruikregel voorzien in artikel 1, § 10, van het Wetboek. Hij strekt ertoe om te voorkomen dat het doel van de regeling wordt gefrustreerd en dat middels het verdelen van handelsgeschenken er een recht op aftrek wordt uitgeoefend door een belastingplichtige (de verdeler van "de handelsgeschenken") ten bate van een andere belastingplichtige (de begunstigde van de "handelsgeschenken") waarmee hij bijvoorbeeld op economisch of juridisch vlak nauwe banden heeft maar die zelf niet over een volledig recht op aftrek beschikt. Deze maatregel garandeert dat de essentie zelf van het concept "handelsgeschenk" wordt gerespecteerd, die impliceert dat de begunstigde van het geschenk zich in de eindfase van de consumptie van dat goed bevindt. Daarnaast vormt hij een adequaat antwoord ten aanzien van de opmerking van de Raad van State in punt 4.2.2.2., vierde lid, van zijn voormeld advies nr. 65.794/3.

De derde en laatste voorwaarde heeft betrekking op de maximale waarde, exclusief btw, van het verstrekte geschenk. Artikel 1, 3°, van het ontwerp bepaalt dat de aankoopprijs of, indien er geen aankoopprijs is, de normale waarde van het goed lager is dan een bedrag van 50 euro, exclusief btw.

Tot slot moet er worden op gewezen dat de tabaksfabrikaten en de geestrijke dranken van de regeling zijn uitgesloten zelfs in de mate dat bij de aanschaf of fabricatie ervan een recht op aftrek kon worden uitgeoefend door een belastingplichtige (bv. als de geestrijke dranken initieel waren bestemd om te worden verder verkocht of te worden verstrekt als een onderdeel van een dienstverrichting). Artikel 45, § 3, 1° en 2°, van het Wetboek voorziet immers geen uitzondering op de uitsluiting van het recht op aftrek van dergelijke goederen wanneer die gratis worden uitgedeeld als handelsgeschenk (vgl. a contrario, het gratis uitdelen van handelsmonsters van geestrijke dranken of het gratis uitdelen van geestrijke dranken in het kader van proeverijen, bedoeld in artikel 45, § 3, 2°, van het Wetboek).

Wanneer initieel geen recht op aftrek kon worden uitgeoefend, kan de onttrekking uiteraard nooit aanleiding geven tot een gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel, omdat dan één van de grondvoorwaarden voor de toepassing van artikel 12, § 1, van het Wetboek zelf niet voldaan is.

Deze uitsluiting vindt dus niet zijn rechtvaardiging in artikel 12, § 1, eerste lid, van het Wetboek, maar in artikel 45, § 3, 1° en 2°, van het Wetboek. De herneming van deze uitsluiting in het kader van dit koninklijk besluit is dus niet nodig (zie opmerking van de Raad van State in punt 4.2.2.2., tweede lid, van zijn voormeld advies nr. 65.794/3) aangezien zij haar juridische grondslag vindt in een andere bepaling dan degene die het voorwerp uitmaakt van deze uitvoeringsmaatregel.

Als niet alle voormelde voorwaarden vervuld zijn, moet de aftrek van de belasting geheven van de aankoop of de fabricatie van het handelsgeschenk in elk geval worden uitgesloten. Als het recht op aftrek al werd uitgeoefend, maakt de onttrekking met het oog op het verstrekken van het handelsgeschenk een handeling uit die wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel overeenkomstig artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.

HOOFDSTUK 2. - De onttrekkingen van voedingsmiddelen met het oog op het verstrekken ervan voor liefdadigheidsdoeleinden

De artikelen 2 tot 5 van het ontwerp hebben betrekking op de toepassingsvoorwaarden en -modaliteiten van de regel van de niet-gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel, van voedselschenkingen voor liefdadigheidsdoeleinden, opgenomen in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, b), van het Wetboek.

Artikel 2 van het ontwerp legt het principe zelf van de niet-gelijkstelling met leveringen onder bezwarende titel vast van onttrekkingen van voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden, dat voortvloeit uit artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, b), van het Wetboek.

Artikel 3, eerste lid, 1°, van het ontwerp geeft een nadere omschrijving van de kenmerken waaraan de voedingsmiddelen moeten beantwoorden om de regeling te kunnen genieten.

Het moet eerst en vooral gaan over voedingsmiddelen in vaste vorm (voeding) of vloeibare vorm (dranken) bestemd voor de menselijke consumptie, ongeacht of het gaat om al dan niet verpakte verse producten (boter, melk, fruit, groenten, enz.), droge producten (pasta, rijst, koekjes, enz.), diepgevroren producten dan wel producten in eender welke vorm. Deze maatregel heeft betrekking op al voor de mens eetbare voedingsmiddelen, ongeacht het btw-tarief dat op de levering van die goederen van toepassing is. Worden dus eveneens bedoeld, kaviaar, langoesten, oesters en dergelijke meer waarvan de levering onderworpen is aan het standaard btw-tarief van 21 pct. Tot slot zijn de geestrijke dranken zoals "eaux-de-vie" of likeuren wel uitdrukkelijk van deze regeling uitgesloten.

De tweede voorwaarde met betrekking tot de goederen betreft het feit dat ze niet meer kunnen worden verkocht tegen normale commercialisatievoorwaarden, overeenkomstig de vigerende standaarden bij de betrokken belastingplichtige.

Verschillende objectieve redenen kunnen verantwoorden dat de producten niet meer gecommercialiseerd kunnen worden tegen normale voorwaarden. Artikel 3, eerste lid, 2°, van het ontwerp legt vier omstandigheden vast.

De eerste van die omstandigheden heeft betrekking op het bederfbaar karakter van het voedingsmiddel. Het is immers een vaste gewoonte dat handelaars substantiële kortingen aanbieden op voedingsmiddelen waarvan de vervaldatum nabij is. Rekening houdend met het veelal ruime aanbod van producten in de rekken, kunnen dergelijke producten waarvan de houdbaarheidsdatum nabij is, enkel aantrekkelijk zijn voor de klanten middels een substantiële prijsverlaging. Artikel 3, eerste lid, 2°, a), van het ontwerp legt de vervaltermijn vast op vijf dagen na de datum van onttrekking van het goed om de handelaar een voldoende lange termijn te geven tussen de onttrekking van het goed en het verbruik ervan door de behoeftige...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT