28 MAART 2014. - Koninklijk besluit betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1999 en 10 januari 2007;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd door de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 maart 1978 tot afwijking van de voorschriften van de artikelen 52.5.11 en 652 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming;

Gelet op de mededeling 2009/432/B van 27 juli 2009 in toepassing van de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Gelet op het advies nr. 159 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 24 juni 2011;

Gelet op het advies CS/1293-1/12/003 van de Hoge Raad voor beveiliging tegen Brand en Ontploffing, gegeven op 20 september 2012;

Gelet op het advies nr. 54.612/1 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werknemers en op de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2, § 1 van de wet van 4 augustus 1996, betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art. 2. Dit besluit is van toepassing op de arbeidsplaatsen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden.

Art. 3. Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. brand : geheel van de verschijnselen behorend bij een niet-gecontroleerde schade toebrengende verbranding;

  2. gebouw : elke bouwconstructie die een voor personen toegankelijke overdekte ruimte vormt, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten;

  3. compartiment : deel van een gebouw, al dan niet onderverdeeld in lokalen, begrensd door wanden die de brandvoortplanting naar het aangrenzende compartiment of compartimenten gedurende een bepaalde tijd dienen te beletten;

  4. veilige plaats : een plaats buiten het gebouw of, in voorkomend geval, het gedeelte van het gebouw dat gelegen is buiten het compartiment waar er brand is en vanwaar het mogelijk is om het gebouw te verlaten zonder door dat compartiment te moeten gaan;

  5. evacuatieweg : doorlopende en onbelemmerde weg die toelaat de veilige plaats te bereiken door gebruik te maken van de normale circulatiewegen;

  6. nooduitgang : uitgang die specifiek bestemd is voor de evacuatie van het gebouw in geval van nood;

  7. nooddeur : deur die geplaatst is in een nooduitgang;

  8. waarschuwing : informatie over de ontdekking van een brand doorgegeven aan de personen die deel uitmaken van het personeel van de werkgever die specifiek daartoe zijn aangeduid;

  9. melding : informeren van de openbare hulpdiensten over de ontdekking van een brand;

  10. alarm : bevel aan de gebruikers van één of meerdere compartimenten om te evacueren;

  11. beschermingsmiddel tegen brand : elke uitrusting die toelaat brand te detecteren, te signaleren, te blussen, zijn schadelijke gevolgen te beperken, of de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken;

  12. veiligheidsverlichting : verlichting die, wanneer de locatie in gebruik is, van zodra de normale kunstmatige verlichting uitvalt, de herkenning en het veilig gebruik van de voorzieningen voor evacuatie op elk moment verzekert en die, om alle risico op paniek te voorkomen, een verlichting voorziet die de aanwezigen toelaat om de evacuatiewegen te herkennen en te bereiken;

  13. ontvlambare vloeistof : ontvlambare, licht ontvlambare, zeer licht ontvlambare en brandbare vloeistof zoals omschreven in artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen;

  14. de wet : de wet van 4 augustus 1996, betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;

  15. risicoanalyse : de risicoanalyse zoals bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;

  16. Comité : het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, bij ontstentenis van een Comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging, de werknemers zelf overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet;

  17. bevoegde preventieadviseur : de preventie-adviseur bevoegd voor arbeidsveiligheid;

  18. brandbestrijdingsdienst : dienst georganiseerd door de werkgever, zoals bedoeld in de artikelen 8 en 9.

    Afdeling 2. - Risicoanalyse en preventiemaatregelen

    Art. 4. De werkgever voert een risicoanalyse uit betreffende het brandrisico.

    Bij de uitvoering van deze risicoanalyse houdt de werkgever inzonderheid rekening met de volgende risicofactoren :

  19. de waarschijnlijkheid van de gelijktijdige aanwezigheid van een brandstof, een oxidatiemiddel en een ontstekingsbron, noodzakelijk voor het ontstaan van een brand;

  20. de arbeidsmiddelen, de gebruikte stoffen, de processen en hun eventuele interacties;

  21. de aard van de activiteiten;

  22. de grootte van de onderneming of inrichting;

  23. het maximum aantal werknemers en andere personen die aanwezig kunnen zijn in de onderneming of inrichting;

  24. de specifieke risico's eigen aan bepaalde groepen van personen aanwezig in de onderneming of inrichting;

  25. de ligging en de bestemming van de lokalen;

  26. de aanwezigheid van meerdere ondernemingen of instellingen op eenzelfde arbeidsplaats of op een aanpalende arbeidsplaats, zoals bedoeld in hoofdstuk III van de wet;

  27. de werkzaamheden uitgevoerd door externe ondernemingen zoals bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling I van de wet.

    De werkgever bepaalt de waarschijnlijke scenario's en de omvang van de voorspelbare gevolgen die eruit kunnen voortvloeien.

    De risicoanalyse wordt regelmatig bijgewerkt en dit, in elk geval, telkens wanneer zich wijzigingen voordoen die een invloed hebben op de brandrisico's.

    Art. 5. Met toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, neemt de werkgever op basis van de risicoanalyse bedoeld in artikel 4, de noodzakelijk materiële en organisatorische preventiemaatregelen om :

  28. brand te voorkomen;

  29. de veiligheid te verzekeren en indien nodig de snelle evacuatie van de werknemers en alle aanwezige personen op de arbeidsplaats zonder hen in gevaar te brengen;

  30. vlug en efficiënt elk begin van brand te bestrijden om uitbreiding ervan te vermijden;

  31. de schadelijke gevolgen van een brand te beperken;

  32. de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken.

    Art. 6. De resultaten van de risicoanalyse en de preventiemaatregelen worden opgenomen in een document dat voorgelegd wordt voor advies aan het Comité.

    Art. 7. Bij de evaluatie van het dynamisch risicobeheersingssysteem bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, houdt de werkgever rekening met de resultaten van de evacuatieoefeningen bedoeld in artikel 27, § 2, tweede lid, de opgedane ervaring bij eerder opgetreden branden en bij incidenten die aanleiding kunnen geven tot een brand.

    Afdeling 3. - Specifieke preventiemaatregelen

    Onderafdeling 1. - Brandbestrijdingsdienst

    Art. 8. Elke werkgever richt een brandbestrijdingsdienst op.

    Deze dienst vervult minstens volgende taken :

  33. erop toezien dat de melding gebeurt;

  34. erop toezien dat het waarschuwingssignaal, ontvangen door een aangeduide persoon, gepast behandeld wordt;

  35. de taken verrichten die nodig zijn om elk begin van brand te bestrijden in optimale omstandigheden wat de veiligheid betreft, inzonderheid door de aanwezigheid van een persoon die hulp kan bieden;

  36. het in veiligheid brengen van de personen in afwachting van de tussenkomst van de openbare hulpdiensten;

  37. de maatregelen uitvoeren die vooraf zijn vastgesteld door de werkgever om...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT