28 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de alle-terreinwedstrijden

VERSLAG AAN DE KONING

Het koninklijk besluit van 21 augustus 1967 tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de veldritten, gewijzigd door de koninklijk besluiten van 6 februari 1970, 14 februari 1974, 17 juni 1981 en 12 december 1983, voldoet op sommige punten niet aan de huidige omstandigheden om een wielerwedstrijd te organiseren. Ook zijn er bepaalde aspecten overgegaan naar de deelstaten en dienen deze niet meer in de federale reglementering opgenomen te worden.

In hoofdzaak dient de federale reglementering te waken over de veiligheid van al diegenen die met wielerwedstrijden te maken hebben. Dit zijn niet alleen de deelnemende renners en de omkadering, maar zeker ook de toeschouwers, de omwonenden en andere betrokkenen.

Onderhavig koninklijk besluit is een uitvloeisel van artikel 9 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer dat bepaalt dat de inrichting van en de deelneming aan sportwedstrijden of sportcompetities die geheel of ten dele op de openbare weg plaatshebben, verboden zijn, behoudens voorafgaand en schriftelijk verlof van de burgemeesters van de gemeenten op wiens grondgebied die wedstrijden of competities plaatshebben.

Wielerwedstrijden hebben in België altijd al een zekere aantrekkingskracht gehad met een grote aantrek van toeschouwers.

Het verkeer is toegenomen wat een grote impact heeft op en rond de organisatie van een wielerwedstrijd. Tevens is de weginfrastructuur de laatste jaren sterk gewijzigd waardoor er meer obstakels aanwezig zijn op de openbare weg.

Teneinde te streven naar een optimale inzet van de politiediensten daar waar het noodzakelijk is, dient er maximaal gebruik gemaakt te worden van signaalgevers. Ook leden van de private veiligheid kunnen binnen de grenzen van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, hierin een rol spelen.

Met dit koninklijk besluit wensen we ook een kader te scheppen voor de alle-terrein wedstrijden, zoals de cyclocrossen, mountainbike wedstrijden en voor de wedstrijden waar een gedeelte met de fiets gereden wordt, zoals de dua- en triathlons. Deze vallen ook onder dit koninklijk besluit, zelfs indien de wedstrijden niet plaatsvinden op de openbare weg.

In dit koninklijk besluit is een tijdschema bepaald voor het vergunningstraject, gaande van minimum veertien weken voor de wedstrijd tot vier weken voor de wedstrijd.

Hierbij volgt een schema waarbij D staat voor de dag van de wielerwedstrijd:

- D-14 weken: aanvraag organisator

- D-12 weken: aanvraag toelating aan wegbeheerder door burgemeester voor gebruik gewestwegen en advies provinciale commissie voor dringende geneeskundige hulpverlening

- D-8 weken: antwoord van de betrokken wegbeheerder tot gebruik van gewestwegen en advies provinciale commissie voor dringende geneeskundige hulpverlening

- D-8 weken: bewijs van verzekering door organisator

- D-6 weken: definitief akkoord burgemeester eventueel onder voorwaarden

- D-4 weken: coördinatievergadering (indien nodig)

In artikel 20 van dit koninklijk besluit wordt de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 8 december 1967, Pas., 1968, I, 477 & Hof van beroep Luik, 5 maart 1996, verkeersrecht 1996, 246) bevestigd in die zin dat de wegcode te allen tijde van kracht is tijdens een wielerwedstrijd, behoudens de verkeersregels die indruisen tegen de aard van dergelijke wielerwedstrijd. Daarnaast worden enkele zaken zoals de regeling van de plaats op de rijweg (art. 10) en op overwegen in de verf gezet, opdat hier geen twijfel zou kunnen bestaan.

In alle gevallen dient het rijgedrag van alle leden van de wedstrijdkaravaan en de publiciteitskaravaan zodanig aangepast te zijn aan de concrete omstandigheden, dat zij te allen tijde binnen hun mogelijkheden kunnen voorkomen dat de veiligheid van de leden van die karavanen en de toeschouwers bedreigd kan worden.

De artikelen 2, derde lid, 10 tot 13quater en 21 van het koninklijk besluit van 21 augustus 1967 blijven bestaan tot de regionale overheden hun eigen invulling aan deze bepalingen hebben verleend.

De afdeling Wetgeving van de Raad van State gaf op 27 maart 2019 advies over voorliggend ontwerp van koninklijk besluit. Het ontwerp werd aangepast aan haar opmerkingen, met uitzondering van de volgende.

De Raad van State stelde dat het toekennen van vergunningen voor het privatieve gebruik van het openbaar wegendomein krachtens artikel 6, § 1, X, 2° bis van de bijzondere wet `tot hervorming der instellingen' van 8 augustus 1980 tot de bevoegdheid van de gewesten inzake het juridisch stelsel van de landwegenis behoort, en dat het bijgevolg niet aan de steller van het ontwerp is om vast te stellen dat de beheerder van de desbetreffende weg het gebruik van het desbetreffende weggedeelte kan weigeren of om de beheerder ertoe te verplichten die weigering binnen een bepaalde termijn ter kennis te brengen van de betrokken burgemeester. Om die reden zou het tweede lid van artikel 5 moeten worden weggelaten, ofwel op dat punt worden herzien.

Deze opmerking van de Raad van State werd niet gevolgd, omdat de gewesten in hun adviesverstrekking niet expliciet weergegeven hebben dat ze hiermee een probleem hebben.

Wij hebben de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars,

De Minister van Werk, Economie en Consumenten,

K. PEETERS

De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

P. DE CREM

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

M. DE BLOCK

De Minister van Mobiliteit,

Fr. BELLOT

Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 65.560/4 van 27 maart 2019, over een ontwerp van koninklijk besluit `tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de alle-terreinwedstrijden'

Op 28 februari 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de alle-terreinwedstrijden'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 27 maart 2019. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Bernard BLERO en Wanda VOGEL, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Jacques ENGLEBERT, assessoren, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves CHAUFFOUREAUX, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda VOGEL.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 maart 2019.

Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP

Aanhef

  1. In het eerste lid dient als rechtsgrond van het ontwerp meer bepaald te worden verwezen naar artikel 1, derde lid, van de wet van 8 juli 1964 `betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening'.

  2. Aangezien het koninklijk besluit van 21 augustus 1967 `tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de veldritten' gedeeltelijk wordt opgeheven bij artikel 21 van het ontwerp, moet een nieuw lid worden ingevoegd waarin naar dat besluit wordt verwezen.

  3. Er is daarentegen geen reden om te verwijzen naar het koninklijk besluit van 1 december 1975 `houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg' en het koninklijk besluit van 16 februari 2006 `betreffende de nood- en interventieplannen' die niet worden gewijzigd bij het ontwerp.

  4. Er moet ook een nieuw lid worden ingevoegd waarin wordt verwezen naar de vervulling van het voorafgaande vormvereiste volgens hetwelk de gewestregeringen moeten worden betrokken bij het uitwerken van het ontwerp.

  5. Het zesde lid, waarin naar het advies van de Raad van State wordt verwezen, moet als volgt worden gesteld:

    "Gelet op advies 65.560/4 van de Raad van State, gegeven op 26 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;" (1).

    Dispositief

    Artikel 5

  6. In de Franse tekst van paragraaf 1, eerste lid, moet het woord "avis", naar het voorbeeld van de Nederlandse tekst, worden vervangen door het woord "autorisation" dat een meer algemene strekking heeft.

  7. Krachtens artikel 6, § 1, X, 2° bis, van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT