28 JUNI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op de wet betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen en met name zijn artikel 1, § 1, tweede lid, en artikel 2, § 2, gewijzigd bij wet van 18 juli 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;

Gelet op de gendertest zoals bedoeld in artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, uitgevoerd 1 maart 2018;

Gelet op het advies van de Raadgevende commissie 'Administratie-Industrie', gegeven op 24 mei 2018;

Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op 23 mei 2018 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister belast met Mobiliteit en Openbare Werken,

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG.

Art. 2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen wordt vervangen door wat volgt:

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

- "Minister", de Brusselse minister die de verkeersreglementering onder zijn bevoegdheid heeft;

- "instelling", elke vennootschap aan wie door de Minister de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen werd toevertrouwd;

- "technische tijd", de theoretische gemiddelde tijd toegekend voor een bepaalde prestatie van technische keuring en door de minister of zijn gemachtigde gedefinieerd, overeenkomstig artikel 5 van het onderhavige besluit;

- "keuring op verplaatsing": de technische keuring, uitgevoerd voor voertuigen van categorieën N2, N3, M2, M3, 03 en 04, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen in de lokalen van een onderneming waarmee een erkende controle-instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.

Art. 3. In artikel 3 van het zelfde besluit, zijn de woorden « het nationaal grondgebied » vervangen door « het grondgebied van het Brusselse Gewest ».

Art. 4. Artikel 4, tweede alinea, wordt vervangen door « De instelling stuurt te zijner tijde, per post of elektronische middelen, een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, zoals gedefinieerd in de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.

Art. 5. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "coördineren hun activiteiten" vervangen door de woorden "voeren hun activiteiten uit".

Art. 6. In artikel 7 van hetzelfde besluit, is het woord « voldoende » geschrapt.

Art. 7. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in paragraaf 1, derde alinea, worden de woorden « in § 2, punt 4.1. » vervangen door « in bijlage 1, punt 5.1. »

2° de tweede paragraaf is vervangen door wat volgt : « De minimumuitrusting van een controlestation is vermeld in bijlage 1 bij onderhavig besluit. »

  1. paragraaf 4 is vervangen door wat volgt :

    De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde, of door een controle-instelling die het jaarlijks verslag aan de minister of zijn gemachtigde stuurt. De kosten van dit nazicht zijn te haren laste.

    Art. 8. Artikel 9 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

    Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde.

    Art. 9. Artikel 10 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

    "De instelling is ertoe gehouden aan de Minister of zijn gemachtigde maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station op basis van 45 openingsuren per week 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, hetzij door het aantal inspectielijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation. De technische tijd van de prestaties die worden uitgevoerd op inspectielijnen op verplaatsing die gebonden zijn aan een station, evenals die lijnen moeten worden uitgesloten van de berekening van de last van dit station.

    Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op :

    1. voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn;

    2. voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn.

      Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft.

      De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister of zijn gemachtigde; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden.

      De instelling legt de projecten voor de aanleg van één of meer inspectielijnen op verplaatsing ter goedkeuring aan de Minister of zijn gemachtigde voor. ".

      Art. 10. Artikel 11 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

      § 1. Met uitzondering van de onroerende goederen die worden gebruikt in het kader van de keuring op verplaatsing, dienen de onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten door de instellingen in volle eigendom te worden verworven.

      Voor de toepassing van vorig lid worden de, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten, met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld.

      § 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen.

      Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister of zijn gemachtigde.

      Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit.

      Art. 11. Artikel 12 van hetzelfde besluit is ingetrokken.

      Art. 12. Artikel 14 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

      De instelling moet beschikken over personeel dat over de beroepsbekwaamheid beschikt vermeld in bijlage 2.

      Om gemachtigd te zijn periodieke technische keuringen uit te voeren, moet een inspecteur aan de volgende voorwaarden voldoen:

      - een stageperiode doorgebracht hebben

      - een opleiding gevolgd hebben

      - geslaagd zijn voor de evaluaties of de examens waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd.

      Het slagen voor de examens of voor de evaluaties geeft aanleiding tot de afgifte van een getuigschrift van bekwaamheid waarvan bijlage 2 de minimale inhoud bepaalt.

      De instelling is verantwoordelijk voor de oorspronkelijke en permanente beroepsopleiding van haar personeel. De Minister of zijn gemachtigde keurt de nadere regels van die opleiding goed.

      Art. 13. In punt a) van artikel 17 van hetzelfde besluit wordt het woord "in" twee maal vervangen door de woorden "in verband met".

      Art. 14. In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het woord "minstens" ingevoegd tussen het woord "moet" en de woorden "een verzekering".

      Art. 15. Artikel 21 van het zelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, is vervangen door wat volgt :

      " § 1. De instelling dient uiterlijk op 15 december voorafgaand aan het boekjaar bij de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit een begrotingsraming in betreffende de ontvangsten en uitgaven.

      § 2. Als een evenement dat plaatsvindt na de indiening van de raming die begroting ongunstig beïnvloedt, brengt de instelling de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt ze hem bijgevolg een aangepaste begroting.

      § 3. Bij uitblijven van een beslissing van de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, is de ingediende versie ervan ambtshalve goedgekeurd.".

      Art. 16. Artikel 22 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

      "De instelling draagt elke maand bij tot de financiering van het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. Deze bijdrage bedraagt jaarlijks zes procent van de netto-ontvangsten, namelijk de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen bedoeld in dit artikel.

      Overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit wordt de bijdrage in het Verkeersveiligheidsfonds bij Brussel Mobiliteit gestort".

      Art. 17. Artikel 23 van hetzelfde besluit is ingetrokken.

      Art. 18. Artikel 24 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :

      De regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instelling gebeurt door het totaal bedrag van de door haar in rekening te brengen kosten en vergoedingen vast te leggen in haar exploitatierekening opgesteld overeenkomstig artikel 25.

      ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT