28 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van boek II -Organisatorische structuren en sociaal overleg van de codex over het welzijn op het werk

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, genummerd bij de wet van 7 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, artikel 33, § 3, artikel 38, § 1, gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998, artikel 39, eerste lid en derde lid, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, artikel 40, § 2 en § 3, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 27 november 2015, artikel 41, artikel 44, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998 en 30 december 2009, artikel 45, artikel 47, artikel 47bis, artikel 53, artikel 65, gewijzigd bij de wet van 23 april 2008, artikel 67 en artikel 68;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 1992 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden alsmede de criteria voor de uitrusting en werking van de laboratoria en diensten bedoeld in artikel 148decies, 1, § 6, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en in artikel 64nonies, tweede lid, van het Algemeen Reglement betreffende de maatregelen op gebied van hygiëne en gezondheid der werknemers in de mijnen, ondergrondse groeven en graverijen;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende de erkenning van externe diensten voor technische controles op de werkplaats;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 2003 betreffende de deskundigheden van de preventieadviseurs van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 2006 betreffende de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de vorming en de bijscholing van de preventieadviseurs van de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk;

Gelet op het advies nr. 189 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 11 december 2015;

Gelet op het advies nr. 59.620/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2016 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Boek II.- Organisatorische structuren en sociaal overleg van de codex over het welzijn op het werk wordt vastgesteld als volgt :

« BOEK II. - ORGANISATORISCHE STRUCTUREN EN SOCIAAL OVERLEG

TITEL 1. - DE INTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel II.1-1.- Voor de toepassing van de bepalingen van deze titel wordt verstaan onder preventieadviseur : de preventieadviseur van de interne dienst, met uitsluiting van het administratief en medisch hulppersoneel (paramedisch personeel) en van de deskundigen met vaardigheden bedoeld in artikel II.1-13, derde lid, 3° en 4°.

Art. II.1-2.- § 1. Voor de toepassing van de bepalingen van deze titel worden de werkgevers in vier groepen ingedeeld.

Groep A bevat de werkgevers die meer dan 1.000 werknemers tewerkstellen.

Dit aantal werknemers wordt verminderd tot :

  1. 500 voor de werkgevers van wie de onderneming behoort tot :

    1. de industrie voor winning, reiniging en distributie van water;

    2. de metaalverwerkende industrie, en de fijnmechanische en optische industrie, met uitzondering van de ondernemingen bedoeld in 2°, f), g), h) en i);

    3. de andere be- en verwerkende industrieën, met uitzondering van de ondernemingen bedoeld in 2°, j) en l);

  2. 200 voor de werkgevers van wie de onderneming behoort tot :

    1. de industrie voor productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en warm water;

    2. de industrie voor vervaardiging en eerste verwerking van metalen;

    3. de industrie voor vervaardiging van steen, cement, betonwaren, aardewerk, glas en dergelijke;

    4. de chemische industrie, met uitzondering van de ondernemingen bedoeld in 3°, d) e) en f);

    5. de kunstmatige en synthetische continugaren- en vezelindustrie;

    6. de industrie voor vervaardiging van producten uit metaal;

    7. de machinebouwnijverheid;

    8. de industrie van de automobielbouw en de fabrieken van auto-onderdelen;

    9. de overige transportmiddelenfabrieken;

    10. de houtindustrie en de fabrieken van houten meubelen;

    11. de bouwnijverheid;

    12. de vleesverwerkende nijverheid;

    13. de menselijke gezondheidszorg;

    14. het vervoer en opslag;

  3. 50 voor de werkgevers van wie de onderneming behoort tot :

    1. de industrie voor winning en vervaardiging van splijt- en kweekstoffen;

    2. de cokesovenbedrijven;

    3. de aardolie-industrie;

    4. de chemische grondstoffenfabrieken;

    5. de petro- en carbochemische industrie;

    6. de industrie voor de vervaardiging van andere chemische producten met voornamelijk industriële of agrarische toepassing.

    Groep B omvat de werkgevers :

  4. die tussen 200 en 1.000 werknemers tewerkstellen en die niet opgenomen zijn in groep A;

  5. die tussen 100 en 200 werknemers tewerkstellen en van wie de onderneming behoort tot de bedrijfstakken bedoeld bij het derde lid, 1° ;

  6. die tussen 50 en 200 werknemers tewerkstellen en van wie de onderneming behoort tot de bedrijfstakken bedoeld bij het derde lid, 2° ;

  7. die tussen 20 en 50 werknemers tewerkstellen en van wie de onderneming behoort tot de bedrijfstakken bedoeld bij het derde lid, 3°.

    Groep C omvat de werkgevers die minder dan 200 werknemers tewerkstellen en die niet zijn opgenomen in de groepen A en B.

    Groep D omvat de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult.

    Indien een technische bedrijfseenheid, bedoeld in artikel 35, § 3 van de wet moet worden ingedeeld in één van de groepen bedoeld in deze paragraaf wordt de activiteit van de technische bedrijfseenheid in aanmerking genomen.

    § 2. Het aantal werknemers wordt berekend door het aantal kalenderdagen waarop elke werknemer, gedurende een periode van de vier trimesters die elk trimester voorafgaan, ingeschreven is in het personeelsregister waarvan het bijhouden wordt opgelegd door het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, of in elk ander document dat hiertoe bijgehouden wordt indien de werkgever aan de bepalingen van genoemd koninklijk besluit niet onderworpen is, te delen door driehonderd vijfenzestig.

    Wanneer het werkelijke uurrooster van een werknemer niet drie vierde bereikt van het uurrooster dat het zijne zou zijn geweest indien hij voltijds tewerkgesteld was, wordt het aantal kalenderdagen waarop hij in het personeelsregister werd ingeschreven tijdens de in het eerste lid bedoelde periode gedeeld door twee.

    Het aantal gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, b) tot e) van de wet wordt berekend door het aantal uren waarop zij arbeid, stage of een vorm van arbeid verrichten tijdens een periode van vier trimesters die elk trimester voorafgaat, te delen door duizend zevenhonderd vijftig.

    HOOFDSTUK II. - De opdrachten van de interne dienst

    Art. II.1-3.- De interne dienst staat de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en alle andere preventiemaatregelen en -activiteiten.

    De interne dienst mag eveneens de opdrachten inzake gezondheidstoezicht bedoeld in artikel II.1-5 uitoefenen, indien hij beantwoordt aan de voorwaarden opgelegd door artikel II.1-12, § 2.

    De interne dienst werkt samen met de externe dienst, telkens wanneer op die dienst een beroep wordt gedaan.

    De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de werkgever om voor specifieke problemen die rijzen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en die een bijzondere deskundigheid vergen die niet verplicht aanwezig is in de externe dienst, een beroep te doen op andere diensten of instellingen die gespecialiseerd zijn of bijzonder bevoegd zijn op de domeinen bedoeld in artikel 4 van de wet en op het vlak van de mindervalide werknemers.

    De werkgever doet een beroep op de in het vierde lid bedoelde diensten of instellingen met de medewerking van de interne of externe dienst en na advies van het Comité.

    De mogelijkheid om beroep te doen op de bovenvermelde diensten of instellingen moet beschreven zijn in het jaaractieplan.

    Art. II.1-4.- De interne dienst heeft als opdracht de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij te staan in de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het beleid bepaald door het dynamisch risicobeheersingssysteem.

    In het kader van dit dynamisch risicobeheersingssysteem heeft de interne dienst volgende opdrachten :

  8. in verband met de risicoanalyse :

    1. meewerken aan de identificatie van de gevaren;

    2. advies verlenen over de resultaten die voortvloeien uit het vaststellen en nader bepalen van de risico's, en maatregelen voorstellen teneinde over een permanente risicoanalyse te beschikken;

    3. advies verlenen en voorstellen formuleren voor de opstelling, uitvoering en bijsturing van het globaal preventieplan en het jaaractieplan;

  9. deelnemen aan de studie van de factoren die van invloed zijn op het ontstaan van ongevallen of incidenten en aan de studie van de oorzaken van doorslaggevende aard van elk ongeval dat een arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft gehad;

  10. deelnemen aan de analyse van de oorzaken van beroepsziekten;

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT