27 JUNI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, teneinde de richtlijn 2013/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ('de IMI-verordening') om te zetten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het besluit dat U ter goedkeuring wordt voorgelegd beoogt een wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, met het oog op de omzetting van de richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening").

Deze omzetting wordt gerealiseerd via een koninklijk besluit, overeenkomstig hetgeen bepaald is in de wet van 4 april 1980 betreffende overdracht van bevoegdheden voor de uitvoering van de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen, betreffende de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de dierengeneeskunde.

De aldus aangebrachte wijzigingen in de wet van 10 mei 2015 beperken zich tot een strikte omzetting van de Europese richtlijn 2013/55/EU en dit met inachtneming van de bevoegdheden toegekend aan de federale overheid en meer in het bijzonder van de bevoegdheden toegekend aan de Federale minister van Volksgezondheid ingevolge de laatste Staatshervorming.

Deze richtlijn 2013/55/EU moderniseert het stelsel van wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties, met inbegrip van de gezondheidszorgbeoefenaars, ingevoerd door de richtlijn 2005/36/EG, die het mogelijk heeft gemaakt om het ganse stelsel van erkenning van beroepskwalificaties, dat tot dan toe gebaseerd was op vijftien Europese richtlijnen, te coördineren in een enkele tekst.

De modernisering van dit stelstel van erkenning heeft met name aanleiding gegeven tot de herziening van de basiscompetenties die bepaalde gezondheidszorgbeoefenaars moeten verwerven (zoals de verpleegkundigen verantwoordelijk voor algemene zorg of de vroedvrouwen).

Deze richtlijn was er ook op gericht om de erkenning van de beroepskwalificaties binnen de Lidstaten nog verder te vergemakkelijken, door onder meer de administratieve lasten gekoppeld aan deze aanvragen te beperken.

Daarnaast werd de mogelijkheid voorzien om, onder bepaalde voorwaarden, aan een beroepsbeoefenaar die zijn beroep uitoefent in een Lidstaat, een gedeeltelijke toegang te verlenen tot een gereglementeerd beroep in een andere Lidstaat wanneer deze beroepsbeoefenaar niet voldoet aan de vereisten om het desbetreffende beroep in die andere Lidstaat volledig te mogen uitoefenen, en de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteiten en het gereglementeerde beroep in de ontvangende lidstaat zo groot zijn dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in de ontvangende lidstaat zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep in de ontvangende lidstaat toegelaten te worden.

Een belangrijke wijziging tot slot betreft de invoering van een waarschuwingsmechanisme waarbij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de andere lidstaten op de hoogte brengen van de beslissingen genomen door een nationale overheid of rechtbank die tot gevolg hebben dat aan een beroepsbeoefenaar een beperking of verbod wordt opgelegd op het uitoefenen van een gezondheidszorgberoep. De bevoegde autoriteiten die deze uitspraak hebben gedaan zijn derhalve verantwoordelijk voor het coderen van de aldus genomen beslissing en voor het beheer ervan in het IMI-systeem en dit volgens de modaliteiten bepaald in de richtlijn.

Al deze wijzigingen betreffende de gezondheidszorgberoepen werden dus ingelast via dit ontwerpbesluit.

Er moet worden gepreciseerd dat aangezien 18 januari 2016 de datum is voor de omzetting van de richtlijn 2013/55/EU, deze datum als referentie werd genomen voor bepaalde wijzigingen ingevoerd door dit besluit.

Zo onder meer wat betreft de aan te brengen wijziging in artikel 102 van de voornoemde wet van 10 mei 2015 waarin aan het begin van hoofdstuk 9 van diezelfde wet werd verwezen naar de omzetting van de richtlijn 2005/36/EG: het feit dat het gaat om de omzetting van een richtlijn wordt voortaan vermeld in een nieuw artikel 2/1 in de inleidende bepalingen bij de wet van 10 mei 2015, vermits onderhavige omzetting niet enkel betrekking heeft op hoofdstuk 9 van de wet maar ook op verschillende bepalingen uit andere hoofdstukken van die wet.

Verder heeft de Raad van State ook voorgesteld om de verschillende bepalingen in verband met de artsenijbereidkunde op een coherente manier te groeperen in een enkel artikel. Er moet worden op gewezen dat dit belangrijke punt in feite momenteel reeds behandeld wordt in het kader van de algemene herziening van de inhoud van de wet van 10 mei 2015. Dit is de reden waarom dit voorstel niet opgenomen is in dit omzettingsbesluit.

Wat betreft de aanpassing van de definitie van de verpleegkunde ingevolge de wijziging van artikel 45 van de wet van 10 mei 2015, werden ook de verschillende competenties vermeld in artikel 45, § 1, vijfde lid, b) geanalyseerd om na te gaan of deze terug te vinden waren onder de verpleegkundige basisactiviteiten beschreven in artikel 46, 1°, van diezelfde wet. Uit die analyse blijkt dat behalve de competentie waarbij de verpleegkundige zelfstandig urgente levensreddende maatregelen moet kunnen treffen en in crisis- en rampensituaties moet kunnen handelen alsook de competentie waarbij hij of zij meewerkt aan de praktische opleiding van het gezondheidszorgpersoneel, de andere competenties konden gelinkt worden aan de verschillende reeds gedefinieerde basisactiviteiten voor het verpleegkundig beroep.

Naar aanleiding van de wijziging van artikel 63 van de wet van 10 mei 2015 tot slot heeft de Raad van State de aandacht gevestigd op het feit dat artikel 62, § 2, van dezelfde wet bijgevolg incompatibel wordt. Het tweede deel van deze § 2 handelt de facto over de nadere regels en de erkenningscriteria voor de verkrijging van de beroepstitel van vroedvrouw, en wordt dientengevolge aangepast. Het eerste deel van deze § 2 daarentegen werd niet gewijzigd aangezien dit eerste deel handelt over een ander punt, namelijk de bepaling van de handelingen die deel uitmaken van het beroep van vroedvrouw.

Ik heb de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Mevr. M. DE BLOCK

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

afdeling Wetgeving

Advies 58.861/2/VR van 11 maart 2016 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, teneinde de Richtlijn 2013/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (`de IMI-verordening') om te zetten'

Op 26 januari 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd wordt tot vijfenveertig dagen (*) een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, teneinde de richtlijn 2013/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (`de IMI-verordening') om te zetten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 24 februari 2016. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck, assessor, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd, en Pauline Lagasse, adjunct-auditeur.

Het ontwerp is op 8 maart 2016 onderzocht door de verenigde kamers; dat onderzoek had betrekking op de bevoegdheid van de steller van het ontwerp. De verenigde kamers was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, voorzitter, Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Jan Smets, Jeroen Van Nieuwenhove, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, en Anne-Catherine Van Geersdaele en Greet Verberckmoes, griffiers.

De verslagen zijn uitgebracht door Xavier Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd, Tim Corthaut, auditeur, en Pauline Lagasse, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 11 maart 2016.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

STREKKING VAN HET ONTWERP

Het ontwerp strekt tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 `betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen' om, binnen de grenzen van de aan de federale overheid toegewezen bevoegdheden die ressorteren onder de minister van Volksgezondheid, te voorzien in de omzetting van richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 `tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI verordening")'.

Tegelijk worden door de minister van Volksgezondheid twee...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT