26 APRIL 2018. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, bevat de regels wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep zoals voorgeschreven door artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht, laatst gewijzigd door de wet van 15 april 2018 houdende de hervorming van het ondernemingsrecht.

Artikelsgewijze commentaar

Ontworpen Hoofdstuk 1 - Definitie en toepassingsgebied

Deze afdeling bevat de algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle artikelen van dit koninklijk besluit.

Ontworpen artikel 1

Artikel 1 bevat de definities voor dit koninklijk besluit houdende de uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep.

De beoefenaar van een vrij beroep wordt in artikel I.1.14° WER gedefinieerd. Deze definitie is tevens van toepassing wat betreft boek XX van het Wetboek van economisch recht op grond van artikel I.22.10° WER.

Het begrip mede-insolventiefunctionaris is een overkoepelende term voor elke beoefenaar van een vrij beroep die hetzelfde beroep uitoefent als de schuldenaar en die samen met een andere insolventiefunctionaris aangesteld wordt overeenkomstig de bepalingen van boek XX Wetboek van economisch recht in het raam van een insolventieprocedure. De definiëring van dit begrip laat toe om in het voorliggend uitvoeringsbesluit op een algemene wijze te verwijzen naar alle situaties waarin dergelijke aanstelling gebeurt. Binnen de algemene groep van mede-insolventiefunctionarissen kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de mede-curator (zie artikel XX.123 Wetboek van economisch recht) en anderzijds de mede-insolventiefunctionaris die enkel kan worden aangesteld als gerechtsmandataris bij overdracht onder gerechtelijk gezag in het raam van een gerechtelijke reorganisatie (zie artikel XX.85 Wetboek van economisch recht). Wanneer de rechtbank moet beslissen over een voorlopige maatregel in de zin van de artikelen XX.30, XX.31 of XX.32 van het Wetboek van economisch recht in hoofde van een beoefenaar van een vrij beroep, zal geen mede-insolventiefunctionaris moeten worden aangesteld.

De medecurator is de mede-insolventiefunctionaris die verplicht wordt aangesteld in geval van faillissement van een beoefenaar van een vrij beroep zoals bepaald in artikel XX.123 van het Wetboek van economisch recht.

Het Centraal Register Solvabiliteit zoals omschreven in artikel I.22, 6°, van het Wetboek van economisch recht speelt tevens een belangrijke rol bij de toepassing van dit uitvoeringsbesluit. De rechtbanken enerzijds en Ordes en Instituten anderzijds zullen via dit register informatie uitwisselen.

Ontworpen artikel 2

Artikel 2 bevat een verduidelijking bij de toepassing van de definitie van de beoefenaar van een vrij beroep zoals gedefinieerd in artikel I.1.14° WER. Een letterlijke interpretatie van deze definitie kan voor sommige beroepsgroepen een probleem opleveren wanneer de activiteit wordt uitgeoefend in het raam van een rechtspersoon. Naargelang de geldende regels van toepassing op een welbepaalde vrije beroepsactiviteit kunnen rechtspersonen die de activiteit van een beoefenaar van een vrij beroep uitoefenen, wel of niet ingeschreven worden als afzonderlijke beoefenaar van een vrij beroep. Wanneer de rechtspersoon niet als beoefenaar van een vrij beroep kan worden ingeschreven, zal dergelijke rechtspersoon niet onderworpen zijn aan het toezicht van de tuchtrechtelijke instelling, zodat deze onderneming niet letterlijk beantwoordt aan de definitie van de beoefenaar van een vrij beroep. Dergelijke rechtspersonen zouden bijgevolg niet onder de beschermingsregeling voor beoefenaars van een vrij beroep kunnen vallen. Op deze manier zou er een onverantwoorde ongelijke behandeling ontstaan tussen beoefenaars van een vrij beroep naargelang hun organisatiestructuur. Zoals blijkt uit artikel XX.1 WER was het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat het insolventierecht geen afbreuk zou doen aan bepaalde kernprincipes die gelden bij de uitoefening van een vrij beroep. Deze garanties moeten steeds van toepassing zijn en gelden bijgevolg voor natuurlijke personen-vrij beroepsbeoefenaars, rechtspersonen-vrij beroepsbeoefenaars en de rechtspersonen waarbinnen de beroepsbeoefenaars van een vrij beroep hun activiteiten als onderneming uitoefenen. Dit principe wordt opgenomen in de eerste alinea van artikel 2 van dit uitvoeringsbesluit.

Het past om erop te wijzen dat het toepassingsgebied beperkt blijft tot die rechtspersonen die een vrije beroepsactiviteit als statutair doel hebben. Het is uiteraard nooit de bedoeling om elke rechtspersoon met één of meer vrij beroepsbeoefenaars-vennoten onder het toepassingsgebied van dit uitvoeringsbesluit te laten vallen.

Wat betreft natuurlijke personen, zal de bescherming enkel gelden wanneer de vrije beroepsactiviteit uitgeoefend wordt op zelfstandige basis. Wanneer de beroepsactiviteit uitgeoefend wordt in ondergeschikt verband als werknemer, kan deze persoon niet als een onderneming worden beschouwd en zal deze persoon bijgevolg niet onderworpen zijn aan boek XX van hetzelfde Wetboek.

Rekening houdend met de mogelijke organisatiestructuur binnen bepaalde beroepsgroepen wordt in artikel 2 verder verduidelijkt dat rechtspersonen met als statutair doel een vrije beroepsactiviteit zowel opgericht kunnen worden door natuurlijke personen-beroepsbeoefenaars als rechtspersonen-beroepsbeoefenaars.

Artikel 2, tweede lid, bevat tot slot een specifieke uitbreiding van het toepassingsgebied voor de vergunningshouders voor een apotheek. Deze laatste aanvulling is erop gericht om elke vorm van discriminatie uit te sluiten tussen natuurlijke personen en rechtspersonen die zelfstandig de activiteit van apotheker uitoefenen.

Ontworpen artikel 3

Het is mogelijk dat een beoefenaar van een vrij beroep onderworpen is aan het toezicht van meerdere Ordes of Instituten, omdat hij bepaalde beroepsactiviteiten combineert en bijgevolg meerdere inschrijvingen verrichtte. Er kan ook sprake zijn van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden tussen meerdere beoefenaars van een vrij beroep die elk verschillende activiteiten uitoefenen. In dit artikel wordt bepaald dat in dergelijke gevallen alle bevoegde Ordes en Instituten afzonderlijk en gelijktijdig moeten worden geïnformeerd.

Ontworpen Hoofdstuk 2. - Kennisgeving aan en adviezen van de Ordes en Instituten

Ontworpen artikel 4

Boek XX van het Wetboek van economisch recht voorziet in een aantal kennisgevingen gericht aan de Ordes of Instituten.

In artikel 4, § 1, van dit uitvoeringsbesluit wordt per beroepsgroep geconcretiseerd aan welk bevoegd orgaan binnen de Orde of het Instituut deze kennisgevingen moeten worden gericht. Op deze wijze kan de rechtbank eenvoudig bepalen aan welk orgaan de kennisgeving moet worden gericht. Paragraaf 1 van deze bepaling bevat een niet-exhaustieve opsomming van alle bevoegde organen.

In artikel 4, § 2, van dit uitvoeringsbesluit wordt een uitzondering ingevoerd wat betreft de bedrijfsrevisoren. Waar de kennisgevingen bij insolventie van een bedrijfsrevisor in beginsel steeds gericht worden aan het College van Toezicht op de bedrijfsrevisoren, zullen de kennisgevingen met betrekking tot geplande plaatsopnemingen zoals bedoeld in artikelen XX.25, § 3, en XX.133 van het Wetboek van economisch recht worden gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Deze uitzondering wordt verantwoord door het feit dat het College van Toezicht op de bedrijfsrevisoren in de hoogdringende situatie van een plaatsopneming niet op korte termijn een persoon kan afvaardigen om aanwezig te zijn bij de plaatsopneming. Om toe te zien op de bescherming van het beroepsgeheim, zal het Instituut van de Bedrijfsrevisoren iemand afvaardigen. Het is bijgevolg noodzakelijk dat de respectievelijke kennisgeving wordt gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Ontworpen artikel 5

Zowel boek XX WER als dit uitvoeringsbesluit voorzien in de mogelijkheid voor de rechtbank om verzoeken tot advies te richten aan de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut. Op deze wijze kan de rechtbank bijkomende informatie inwinnen om voldoende rekening te kunnen houden met de eigenheid van een bepaalde vrije beroepsactiviteit. In artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit wordt per beroepsgroep geconcretiseerd aan welk bevoegd orgaan binnen de Orde of het Instituut dergelijke verzoeken tot advies moeten worden gericht. Deze niet-exhaustieve opsomming van alle bevoegde organen stelt de rechtbank in staat om eventuele verzoeken eenvoudig en snel aan het juiste...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT