25 MAART 2022. - Decreet tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:

1° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);

2° cursist: een deelnemer aan het secundair volwassenenonderwijs die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, en die ingeschreven is;

3° CVO: een centrum voor volwassenenonderwijs dat erkend is conform artikel 61 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;

4° Departement Onderwijs en Vorming: het departement, vermeld in artikel 22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

5° Departement Werk en Sociale Economie: het departement, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

6° duale opleiding: de duale opleiding, vermeld in artikel 2, 12° bis, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;

7° mentor: de persoon die binnen de onderneming aangewezen is om de cursist op de werkplek op te leiden en te begeleiden;

8° onderneming: elke natuurlijke persoon, privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die een cursist opleidt met een overeenkomst tot uitvoering van een duale opleiding;

9° opleidingsplan: een plan dat het individuele leertraject van de duale opleiding van de cursist bevat;

10° overeenkomst: een van de overeenkomsten tot uitvoering van een duale opleiding, vermeld in artikel 3, eerste en tweede lid;

11° trajectbegeleider: het gemandateerde personeelslid van een CVO, dat belast is met de opvolging en begeleiding van de cursist met het oog op de volledige realisatie van het opleidingsplan;

12° Vlaams Partnerschap Duaal Leren: het orgaan, vermeld in artikel 2bis van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;

13° werkplek: een reële werkplek of een gesimuleerde werkplek buiten het CVO. Gesimuleerde werkplekken komen alleen in aanmerking als ze eigen zijn aan de sector of de onderneming, en ook door werknemers binnen een sector of onderneming gebruikt moeten worden.

Art. 3. Voor de werkplekcomponent die via een reguliere tewerkstelling wordt ingevuld, sluit de cursist met een CVO en een onderneming een van de volgende overeenkomsten om de duale opleiding uit te voeren:

1° een overeenkomst van duale opleiding, als de duale opleiding gemiddeld op jaarbasis minder dan twintig uur per week opleiding op een reële werkplek omvat, zonder rekening te houden met de wettelijke feest- en vakantiedagen;

2° een overeenkomst van duale opleiding conform het socialezekerheidsstatuut van leerling in het kader van een alternerende opleiding, als de duale opleiding gemiddeld op jaarbasis minstens twintig uur per week opleiding op de reële werkplek omvat en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

In afwijking van het eerste lid kan een cursist, tewerkgesteld in een onderneming met een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van duale opleiding sluiten, en, zonder schorsing van zijn arbeidsovereenkomst, de werkplekcomponent uitvoeren in die onderneming tijdens de in de arbeidsovereenkomst bepaalde arbeidstijd. Deze overeenkomsten kunnen gemiddeld op jaarbasis ook twintig uur per week of meer op de reële werkplek omvatten. Voor deze overeenkomsten gelden de bepalingen van dit decreet met uitzondering van artikel 10, eerste lid, 6°, artikel 11, 3°, artikel 17 en 18, tweede lid, en artikel 19.

In afwijking van het eerste lid kan een cursist voor de uitvoering van zijn duale opleiding een deeltijdse arbeidsovereenkomst sluiten als de onderneming onder het toepassingsgebied valt, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. Voor die deeltijdse arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van dit hoofdstuk met uitzondering van artikel 5, tweede lid, en de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Het CVO stelt het opleidingsplan op in overleg met de onderneming en bezorgt een exemplaar van de deeltijdse arbeidsovereenkomst aan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

In afwijking van het eerste lid kan een cursist voor de uitvoering van zijn duale opleiding met een onderneming die is gevestigd buiten het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een overeenkomst sluiten die volgens de regelgeving die daar van toepassing is, in aanmerking komt voor een gelijkwaardig opleidingssysteem van alternerend leren en werken. Voor de voormelde overeenkomst gelden de bepalingen van de regelgeving die daar van toepassing is. Het Departement Werk en Sociale Economie beslist over de gelijkwaardigheid, na advies van het Departement Onderwijs en Vorming.

Art. 4. De overeenkomst kan alleen worden gesloten door de volgende personen, ondernemingen of instanties:

1° een cursist of zijn wettelijke vertegenwoordiger;

2° een onderneming die conform artikel 8, § 1 tot en met § 3, is erkend;

3° een CVO.

In afwijking van het eerste lid, 2°, kan een overeenkomst worden gesloten met een onderneming die is gevestigd buiten het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die daar door de bevoegde instantie in kwestie is erkend als werkplek in het kader van een gelijkwaardig opleidingssysteem van alternerend leren en werken. Het Departement Werk en Sociale Economie beslist over de gelijkwaardigheid, na advies van het Departement Onderwijs en Vorming.

Art. 5. De overeenkomst wordt voor elke cursist afzonderlijk schriftelijk opgesteld uiterlijk op het tijdstip waarop de cursist zijn werkplekcomponent aanvat.

De overeenkomst wordt opgesteld conform het model dat de Vlaamse Regering vastlegt.

Art. 6. De overeenkomst is van bepaalde duur en kan schooljaaroverschrijdend zijn.

Om zijn opleidingsplan uit te voeren, kan de cursist opeenvolgende overeenkomsten met verschillende ondernemingen sluiten.

De duur van alle overeenkomsten samen mag niet meer bedragen dan de duur van het leertraject, vermeld in het opleidingsplan waarop de overeenkomsten betrekking hebben, vanaf het moment dat de duale opleiding voor de cursist met een werkplekcomponent ingevuld is.

Art. 7. Om het opleidingsplan van de cursist uit te voeren, kan de onderneming een onderdeel van de opleiding overlaten aan een andere erkende onderneming waarmee ze een samenwerkingsovereenkomst sluit. Dat is alleen mogelijk gedurende de termijn en voor de onderdelen die het sectoraal partnerschap of, bij afwezigheid van een sectoraal partnerschap in de sector in kwestie, het Vlaams Partnerschap Duaal Leren heeft vastgelegd. De voormelde samenwerkingsovereenkomst kan alleen gesloten worden met onderling akkoord van alle partijen in kwestie, inclusief het CVO. Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren of het sectorale partnerschap wordt er altijd van op de hoogte gebracht als er een samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten.

In het eerste lid wordt verstaan onder sectoraal partnerschap: het orgaan, vermeld in artikel 2sexies van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen.

Art. 8. § 1. Een onderneming voldoet aan de volgende voorwaarden om erkend te kunnen worden of te kunnen blijven:

1° ze wijst binnen de onderneming een mentor aan die voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. de mentor is van onberispelijk gedrag. Dat blijkt uit een uittreksel uit het strafregister dat niet langer dan één jaar voor de aanwijzing is afgegeven aan de onderneming;

  2. de mentor is minstens 25 jaar oud en heeft ten minste vijf jaar praktijkervaring in het beroep;

  3. de mentor moet een mentoropleiding volgen;

    2° ze voldoet op het vlak van de organisatie en de bedrijfsuitrusting om de werkplekcomponent van een cursist mogelijk te maken overeenkomstig het opleidingsplan;

    3° ze heeft voldoende financiële draagkracht om de continuïteit van de onderneming te waarborgen;

    4° ze heeft geen veroordelingen opgelopen.

    In afwijking van het eerste lid kan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren de volgende beslissingen nemen:

    1° de leeftijd terugbrengen tot 23 jaar als de mentor een bewijs van vooropleiding in het beroep voorlegt;

    2° een afwijking verlenen van de vereiste praktijkervaring in het beroep als de mentor een bewijs van vooropleiding in het beroep voorlegt;

    3° beslissen dat de veroordeling niet relevant is om de erkenning van de onderneming te weigeren.

    De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT