25 APRIL 2019. - Ordonnantie tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag

De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2. Onverminderd de toepassing van het recht van de Europese Unie en de internationale overeenkomsten, worden de rechten op gezinsbijslag in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bepaald in deze ordonnantie.

Art. 3. Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder:

  1. begunstigde van een verblijfsvergunning: de begunstigde van een machtiging of toelating, voor een persoon die niet de Belgische nationaliteit heeft, om te verblijven in België of er zich te vestigen, in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

  2. rechtgevend kind: een kind dat voldoet aan alle voorwaarden die door deze ordonnantie zijn vastgelegd om recht te geven op kinderbijslag ;

  3. Rijksregister van de natuurlijke personen : het door de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen geregelde register;

  4. woonplaats : de plaats waar de persoon zijn hoofdverblijfplaats heeft volgens de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en waar die persoon daadwerkelijk hoofdzakelijk verblijft ;

  5. bijslagtrekkende: de persoon aan wie de gezinsbijslag moet worden betaald;

  6. feitelijk gezin : de samenwoning van personen die geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad zijn, die een gezamenlijke huishouding voeren door er financieel of op een andere manier aan bij te dragen;

  7. jaarlijks gezinsinkomen : het belastbaar inkomen, verbonden aan de uitgeoefende beroepsactiviteit en het belastbare vervangingsinkomen, voor aftrek van beroepskosten, met betrekking tot het fiscale jaar in kwestie, van de bijslagtrekkende, en, in voorkomend geval, van de echtgenoot met wie hij samenwoont of de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt ; het beroepsinkomen van een zelfstandige is datgene dat bedoeld wordt in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende de inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100/80;

  8. eenoudergezin : gezin waarin:

    1. de bijslagtrekkende, niet bedoeld in artikel 19, § 2, geen feitelijk gezin vormt en niet gehuwd is, behalve indien er zich na het huwelijk een feitelijke scheiding heeft voorgedaan. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de personen in kwestie, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met uitzondering van gevallen waarbij uit andere daarvoor overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al stemt dat niet of niet meer overeen met de informatie verkregen bij het voormelde register;

    2. het jaarlijks gezinsinkomen lager is dan 31.000 euro;

  9. AKBW : de Algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939 zoals van toepassing op 31 december 2019;

  10. kinderbijslaginstellingen : de openbare betaalactor voor de betaling van de gezinsbijslag ingericht binnen Iriscare, en de kinderbijslagfondsen in de zin van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

  11. hoger onderwijs :

    1. het in het Rijk ingerichte hoger onderwijs dat als dusdanig is erkend;

    2. het buiten het Rijk ingerichte hoger onderwijs waarvan het programma is erkend door de buitenlandse overheid of overeenstemt met een programma erkend door die overheid;

    3. de vorming van bedienaars voor erediensten erkend door de Staat;

    4. de wetenschappelijke leergangen als voorbereiding op de Koninklijke Militaire School of ingenieursstudiën.

    HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied

    Art. 4. Opent recht op gezinsbijslag, het kind:

  12. dat zijn woonplaats heeft in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ;

  13. dat de Belgische nationaliteit heeft of een buitenlander is die begunstigde is van een verblijfsvergunning;

  14. dat aan de voorwaarden voldoet bepaald in artikel 25 of 26.

    Art. 5. Het Verenigd College kan echter voor categorieën van behartigenswaardige gevallen, voor een gelimiteerde periode, bepalen dat een kind dat in het buitenland verblijft, recht opent op gezinsbijslag. Het vraagt in dat geval voorafgaand het advies van de Beheerraad voor gezinsbijslag van Iriscare.

    Art. 6. Onverminderd artikel 28, heeft het buitenlands kind, voor de toepassing van artikel 4, recht op gezinsbijslag op de datum waarop het over een verblijfsvergunning beschikt.

    Onverminderd artikel 28, heeft het buitenlands kind, voor de toepassing van artikel 4, recht op gezinsbijslag, op de datum van de beslissing tot erkenning van de status van staatloze, vluchteling of tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus.

    HOOFDSTUK 3. - Gezinsbijslag

    Afdeling 1. - Maandelijks verschuldigde kinderbijslag

    Art. 7. De basiskinderbijslag bedraagt:

    1. 150 euro voor een enig rechtgevend kind dat geen aanspraak maakt op een toeslag bedoeld in de artikelen 8, 9 of 12;

    2. in de andere gevallen:

      - 150 euro voor een rechtgevend kind van 0 tot en met 11 jaar;

      - 160 euro voor een rechtgevend kind van 12 tot en met 17 jaar;

      - 170 euro voor een rechtgevend kind van 18 tot en met 24 jaar, ten vroegste vanaf 1 september, als het ingeschreven is in het hoger onderwijs of 160 euro als aan die voorwaarde niet voldaan is.

      Art. 8. De in artikel 7, b), bedoelde basiskinderbijslag wordt aangevuld met een wezentoeslag. De wezentoeslag bedraagt:

    3. 50 % van het verschuldigde bedrag van de basiskinderbijslag voor een kind waarvan één van de ouders is overleden;

    4. 100 % van het verschuldigde bedrag van de basiskinderbijslag voor een kind waarvan de beide ouders zijn overleden of voor een kind waarvan de enige bekende ouder is overleden.

      De verwantschap verworven door adoptie wordt in aanmerking genomen om de in dit artikel bedoelde rechten van wezen vast te stellen.

      De verklaring van afwezigheid in overeenstemming met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek wordt gelijkgesteld met het overlijden om de rechten op de wezentoeslag vast te stellen. Dit geldt tot op het moment dat de afwezige terugkeert of men nieuws van hem ontvangt na de verklaring van afwezigheid.

      Art. 9. De in artikel 7, b), bedoelde basiskinderbijslag wordt aangevuld met een sociale toeslag onder de volgende voorwaarden:

  15. als het jaarlijks gezinsinkomen minder dan 31.000 euro bedraagt, is de sociale toeslag:

    1. in een gezin met een enig rechtgevend kind:

      - 40 euro voor een kind van 0 tot en met 11 jaar;

      - 50 euro voor een kind van 12 tot en met 24 jaar;

    2. in een gezin met twee rechtgevende kinderen, voor elk rechtgevend kind:

      - 80 euro voor een kind van 0 tot en met 11 jaar als het wordt opgevoed in een eenoudergezin of 70 euro als dat niet het geval is;

      - 90 euro voor een kind van 12 tot en met 24 jaar als het wordt opgevoed in een eenoudergezin of 80 euro als dat niet het geval is;

    3. in een gezin met drie of meer rechtgevende kinderen, voor elk rechtgevend kind:

      - 130 euro voor een kind van 0 tot en met 11 jaar als het wordt opgevoed in een eenoudergezin of 110 euro als dat niet het geval is;

      - 140 euro voor een kind van 12 tot en met 24 jaar als het wordt opgevoed in een eenoudergezin of 120 euro als dat niet het geval is;

  16. indien het jaarlijks gezinsinkomen minstens 31.000 en minder dan 45.000 euro bedraagt, is de sociale toeslag:

    1. 25 euro in een gezin met twee rechtgevende kinderen, voor elk rechtgevend kind;

    2. 72 euro in een gezin met drie of meer rechtgevende kinderen, voor elk rechtgevend kind.

      De toeslagen bedoeld in dit artikel zijn in ieder geval niet verschuldigd indien de kadastrale inkomens die de basis vormen voor de inkomensbelasting van de bijslagtrekkende en deze van zijn echtgenoot waarmee hij samenwoont of van de persoon waarmee hij een feitelijk gezin vormt, een grensbedrag overschrijden volgens de modaliteiten bepaald door het Verenigd College.

      Art. 10. Het Verenigd College bepaalt de voorwaarden voor de provisionele betaling van de sociale toeslagen in afwachting van de fiscale gegevens die het jaarlijks gezinsinkomen aantonen die een definitieve beslissing mogelijk maken.

      Art. 11. Het aantal kinderen bedoeld in de artikelen 7 en 9 wordt vastgesteld rekening houdend met het aantal rechtgevende kinderen krachtens deze ordonnantie, het recht van de Europese Unie en de geldende internationale overeenkomsten, opgevoed door de bijslagtrekkende. Met kinderen opgevoed door verschillende bijslagtrekkenden wordt rekening gehouden als de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:

    3. de bijslagtrekkenden hebben dezelfde hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, behalve wanneer uit andere daartoe overgelegde officiële documenten blijkt dat de bijslagtrekkenden wel degelijk samenwonen, ook al stemt dat niet of niet meer overeen met de informatie verkregen van het Rijksregister;

    4. de bijslagtrekkenden zijn ofwel echtgenoten, ofwel bloed- of aanverwanten in de eerste, tweede of derde graad, ofwel personen die verklaren een feitelijk gezin te vormen. Die verklaring geldt tot bewijs van het tegendeel. De verwantschap verworven door adoptie wordt in aanmerking genomen.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met:

      - geplaatste kinderen bedoeld in artikel 20 voor wie de bijslagtrekkende of bijslagtrekkenden een derde van de kinderbijslag ontvangen die voor deze kinderen is verschuldigd;

      - rechtgevende verdwenen kinderen zoals bedoeld in artikel 25, § 3, of rechtgevende ontvoerde kinderen.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt bovendien elke gescheiden ouder die houder is van het recht op gelijkmatig verdeelde huisvesting van een rechtgevend kind...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT