23 DECEMBER 2016. - Decreet aangaande de bekrachtiging van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecodificeerd op 28 oktober 2016 (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET aangaande de bekrachtiging van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecodificeerd op 28 oktober 2016

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2. Deel I tot en met XI en deel XII, punt 1° tot en met 42°, van de Codificatie betreffende sommige bepalingen voor het onderwijs, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, worden bekrachtigd.

De bij dit decreet bekrachtigde bepalingen voor het onderwijs worden aangehaald als "Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs".

Art. 3. De volgende wetten, decreten, koninklijke besluiten en artikelen, zoals gewijzigd tot op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, worden opgeheven, maar zijn opgenomen in de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs:

  1. artikel 20 en 21 van het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

  2. artikel 3, § 1, § 5, § 8, § 9; 4; 6; 6bis; 6quater, eerste lid, derde lid; 7; 12; 24, § 1, eerste lid, § 2, eerste en tweede lid, § 3; 25; 26; 27, § 1; 28; 32; 35; 36 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

  3. artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs berekend wordt;

  4. artikel 20 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;

  5. artikel 1, 2, 4, 4/1, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;

  6. artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;

  7. artikel 3ter, 3quater, 3quinquies, 4, 5, 17, 90, 90bis, 91, 92, 93, 93bis, 93ter, 93quater, 94, 95, 95bis tot en met 95sexies, 96, 96bis, 96ter, 97, 97bis, 98, 98bis, 99, 100/1, 100bis tot en met 100sexies, 100septies tot en met 100decies, 191, 199, 200, 190, 192, 198 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;

  8. artikel 2 tot en met 10, 15, 16, 29, 29/2 tot en met 29/7 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III;

  9. artikel 29 tot en met 36bis van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;

  10. artikel 57 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V;

  11. artikel 50, 51, 54, 80, 169octies, 169novies, 164 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI;

  12. artikel 12, 14, 16, 15, 17, 62, 63, 64, 67 van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;

  13. artikel 12, 13, 14 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX;

  14. artikel 170, 172, 173 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI;

  15. artikel V.21 tot en met V.35, IX.1, IX.2 tot en met IX.9, XI.1, XI.2, XI.3, XI.6, XIII.9 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek;

  16. artikel II.1, IV.1-IV.5, IV.6 tot en met IV.10, VIII.1 tot en met VIII.5 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen;

  17. artikel X.1 tot en met X.17, X.22 tot en met X.26, X.28, X.29, X.35, X.39 tot en met X.43, X.48, X.49 tot en met X.55, X.57, X.58, X.59, X.61 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV;

  18. artikel X.2, X.5, X.5bis van het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV;

  19. artikel IX.4, IX.5 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI;

  20. artikel V.1 tot en met V.4 van het decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het onderwijs;

  21. artikel XI.6, XI.7, XI.9 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende het onderwijs XVIII;

  22. artikel 20 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft;

  23. artikel 3 tot en met 6, 8 tot en met 8quinquies van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs;

  24. artikel VIII.26 van het decreet van 9 juli 2010 betreffende het onderwijs XX;

  25. artikel XI.1 tot en met XI.3, XI.4 tot en met XI.7 van het decreet van 1 juli 2011 betreffende het onderwijs XXI;

  26. artikel XI.1 van het decreet van 21 december 2012 betreffende het onderwijs XXII;

  27. artikel X.1, X.2 tot en met X.8 van het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV.

    Art. 4. De volgende wetten, decreten, koninklijke besluiten, besluiten van de Vlaamse Regering en artikelen, zoals gewijzigd tot op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, worden opgeheven:

  28. de wet van 30 december 1952 waarbij de studenten der Rijksuniversiteiten en der met de universiteiten gelijkgestelde Rijksinrichtingen voor hoger onderwijs onderworpen worden aan een geneeskundig onderzoek met het oog op het opsporen der besmettelijke ziekten;

  29. de wet van 11 maart 1954 tot instelling van een centrale examencommissie voor de toekenning van de graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor de handelswetenschappen;

  30. de wet van 22 juli 1955 waarbij aan sommige handelshogescholen toelating gegeven wordt tot het verlenen van de graad van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen;

  31. de artikel 3, § 6, § 7bis; 4, vierde lid; 6ter; 6quater, tweede, vierde, vijfde lid; 24, § 1, eerste lid, tweede zin, tweede en derde lid, § 2, derde en vierde lid; 36bis, 38, 39 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

  32. de wet van 9 april 1965 houdende diverse maatregelen voor de universitaire expansie;

  33. de wet van 24 maart 1971 tot wijziging van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat, gewijzigd door de wet van 9 april 1965 houdende diverse maatregelen voor de universitaire expansie en van de wet van 5 juli 1920 tot toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Staatsuniversiteiten Gent en Luik;

  34. de wet van 28 mei 1971 houdende nieuwe maatregelen van de universitaire expansie;

  35. de wet van 6 juli 1972 tot aanvulling, wat betreft de overgangsbepalingen, van de wet van 9 april 1965 houdende diverse maatregelen voor de universitaire expansie;

  36. de wet van 20 mei 1976 betreffende het behalen van wettelijke graden door vluchtelingen die aan een Belgische universiteit of daarmee gelijkgestelde inrichtingen, universitaire studiën ten wetenschappelijke titel aangevat of voleindigd hebben;

  37. het koninklijk besluit van 28 oktober 1955 betreffende de bezoldigde werkzaamheden verricht door de laboratoria, de klinieken of andere soortgelijke diensten der Rijksuniversiteiten;

  38. het koninklijk besluit van 21 november 1955 tot uitvoering van de wet van 30 december 1952 waarbij de studenten der rijksuniversiteiten en der met de universiteiten gelijkgestelde rijksinrichtingen voor hoger onderwijs onderworpen worden aan een geneeskundig onderzoek met het oog op het opsporen der besmettelijke ziekten;

  39. het koninklijk besluit van 14 januari 1956 tot regeling van de wijze van toekenning, door sommige handelshogescholen, van de graad van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor de handelswetenschappen;

  40. het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

  41. het koninklijk besluit van 26 maart 1960 houdende toepassing van de artikelen 24 en 37 der wet van 29 mei 1959;

  42. het koninklijk besluit van 7 maart 1961 betreffende de wedden van sommige leden van het onderwijzend personeel van de Staat;

  43. het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra;

  44. het koninklijk besluit van 4 maart 1963 houdende vaststelling van de modaliteiten van eedaflegging voor de personeelsleden van de vrije onderwijsinrichtingen, van de vrije diensten voor studie- en beroepsoriëntering en van de vrije psycho-medisch-sociale centra, met het oog op de betaling der staatstoelagen;

  45. het koninklijk besluit van 5 maart 1964 houdende uitvoering van de wet van 31 juli 1963 betreffende het pensioen der leden van het personeel van de diensten voor school- en beroepsoriëntering en van de psycho-medisch-sociale centra, die een weddetoelage van het Rijk ontvangen;

  46. het koninklijk besluit van 8 januari 1965 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke toestand der leden van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur die hun dienstplicht vervullen in vredestijd;

  47. het koninklijk besluit van 26 februari 1965 tot vaststelling van de betrekkingen bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur waaraan het voordeel van kosteloze inwoning verbonden is;

  48. het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;

  49. het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;

  50. het koninklijk besluit van 30 november 1966 houdende toepassing van artikel 7, lid 2, 2°, van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs;

  51. artikel 2bis van het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs berekend wordt;

  52. het koninklijk besluit van 1 augustus 1967 betreffende de geldelijke toestand van de tot het Gesubsidieerd onderwijs behorende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT