22 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure tot het bekomen van een gebruiksvergunning voor de zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, de artikelen 25 en 26, gewijzigd bij de wet van 21 april 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 september 2003 houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het marinemilieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 april 2019;

Gelet op advies 66.025/1 van de Raad van State, gegeven op 16 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 19 juni 2019;

Overwegende het koninklijk besluit van 13 november 2012 betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk in de Belgische zeegebieden;

Overwegende het koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden.

Op de voordracht van de Minister van Noordzee,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder:

  1. "commerciële en industriële zones": de zones zoals bepaald in artikel 23 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden;

  2. "gebruiksvergunning": vergunning voor het gebruik van zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

  3. "DG Leefmilieu": Directoraat-generaal Leefmilieu, dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;

  4. "dag": kalenderdag;

  5. "Minister": de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van het mariene milieu behoort;

  6. "Raadgevende Commissie": de commissie zoals bepaald in het koninklijk besluit van 13 november 2012 betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk in de Belgische zeegebieden.

    HOOFDSTUK 2. - Selectie- en toekenningscriteria

    Afdeling 1. - Selectiecriteria

    Art. 2. De selectiecriteria voor het aanvragen van de gebruiksvergunning, zijn de volgende:

  7. de aanwezigheid bij de aanvrager of bij de instantie die belast is met de exploitatie, van een aangepaste functionele en financiële structuur die de mogelijkheid biedt preventieve maatregelen te plannen en toe te passen ten einde de betrouwbaarheid en de veiligheid van de installatie te verzekeren en eveneens, desgevallend, te zorgen voor een buitendienststelling of definitieve stopzetting in optimale en veilige omstandigheden en met respect voor het milieu;

  8. indien de aanvraag uitgaat van een vennootschap, of van vennootschappen, die een joint venture hebben afgesloten, of van een tijdelijke vennootschap of vennootschappen in deelneming:

    1. oprichting ervan overeenkomstig de Belgische wetgeving, de wetgeving van een andere Lidstaat van de Europese Unie;

    2. beschikking over een centrale administratie, een voornaamste vestiging of een maatschappelijke zetel in een Lidstaat van de Europese Unie;

    3. het aanstellen van een contactpunt binnen het Belgisch grondgebied waarlangs alle communicatie gevoerd wordt.

  9. de beschikking over voldoende financiële en economische draagkracht die wordt beoordeeld op basis van de documenten opgesomd in artikel 4, § 2, 8° ;

  10. de verbintenis tot samenstelling van voldoende waarborgen voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de installatie en de activiteit;

  11. de technische bekwaamheden van de aanvrager of van de onderneming, rekening houdend met de beoogde industriële en commerciële activiteit. Om deze technische bekwaamheid te beoordelen wordt rekening gehouden met de volgende elementen:

    1. de vermelding van voorgaande realisaties aan de hand waarvan de technische kennis kan worden geëvalueerd, op het beoogde of een gelijkaardig gebied, gedurende de jaren die het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, voorafgaan;

    2. de referenties, diploma's en professionele titels van de belangrijkste kaderleden van het bedrijf en, in het bijzonder, van diegenen die betrokken werkzaamheden opvolgen en leiden;

    3. de technische middelen die men voor ogen heeft voor de realisatie van de werkzaamheden voor de bouw, de exploitatie en onderhoud van de installatie waarop de aanvraag betrekking heeft.

  12. afwezigheid van gerechtelijke reorganisatie of van elke analoge situatie die het resultaat is van een procedure van dezelfde aard, die van kracht is in een nationale wetgeving of reglementering, evenals van een lopende procedure die tot dit resultaat zou kunnen leiden;

  13. afwezigheid bij de aanvrager, of het nu gaat om een natuurlijk persoon, om een rechtspersoon of om een persoon die in de schoot van het bedrijf of de rechtspersoon die de aanvraag indient, een functie waarneemt van beheerder, zaakvoerder, directeur of zaakgelastigde, van een veroordeling bij vonnis met kracht van gewijsde, onder de voorwaarden bedoeld bij artikel 5 van het strafwetboek, voor een misdrijf dat na de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999 tot instelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, ten laste zou zijn gelegd van de rechtspersoon;

  14. afwezigheid bij de aanvrager, of het nu gaat om een natuurlijk persoon, om een rechtspersoon of om een persoon die in de schoot van het bedrijf of de rechtspersoon die de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT