22 DECEMBER 2021. - Decreet houdende verscheidene bepalingen voor een rechtvaardiger belasting (1)

Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het Wetboek der successierechten

Artikel 1. Artikel 4 van het Wetboek der Successierechten, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2018, wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt :

"4° alle schenkingen onder levenden van roerende goederen gedaan door de erflater met een opschortende termijn die zich voordoet ten gevolge van het overlijden van de schenker.".

Art. 2. In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vijf".

Art. 3. In artikel 8 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en gewijzigd bij de wetten van 30 december 1988 en 22 december 1989, worden volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het tweede lid:

    - het woord "drie" wordt vervangen door het woord "vijf";

    - de woorden "of die hij geroepen is kosteloos na dit overlijden te ontvangen" worden opgeheven;

  2. tussen het tweede en het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidend als volgt:

    "Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen en als legaat te zijn verkregen, al naar gelang:

  3. door de persoon die het levensverzekeringscontract na het overlijden van de erflater afkoopt, op het tijdstip van de afkoop;

  4. door de persoon die de sommen, renten of waarden na het overlijden van de erflater effectief verkrijgt, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.

    Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten." ;

  5. het vijfde lid, lid 7 geworden, wordt aangevuld met de woorden "Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.";

  6. tussen leden 5 en 6, leden 7 en 8 geworden, wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt:

    "In het geval van een levensverzekeringscontract wordt de belastbare grondslag van de sommen, renten of waarden die kunnen toekomen aan de begunstigde van het beding verminderd met het bedrag dat als belastbare grondslag heeft gediend voor de schenkingsrechten als het contract het voorwerp heeft uitgemaakt van een schenking door de erflater aan deze persoon.".

    Art. 4. Artikel 37 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en bij de decreten van 3 juni 2011 en 26 april 2018, wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt:

    "9° wanneer, al naar gelang het geval, het contract bedoeld in artikel 8, lid 3, afgekocht wordt of er een storting ingevolge het contract is gebeurd.".

    Art. 5. Artikel 38 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het decreet van 26 juli 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 10, luidend als volgt:

    "10° in het geval bepaald in artikel 37, 9°, al naar gelang het geval, door de persoon die het contract afkoopt of door de persoon die de ingevolge het contract verrichte storting ontvangt.".

    Art. 6. Artikel 40 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het decreet van 26 juli 2018, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt:

    "Bij het ontstaan van gebeurtenissen als bepaald in artikel 37, 9°, loopt de termijn, al naar gelang het geval, te rekenen van de dag van afkoop of van de dag waarop een storting ingevolge het contract is gebeurd.".

    Art. 7. In artikel 108, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 februari 2021, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vijf".

    HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

    Art. 8. In artikel 131bis, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij het decreet van 15 december 2005 en laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2018, wordt het tweede lid vervangen door hetgeen volgt:

    "Dit recht is evenwel niet van toepassing :

  7. op de schenkingen onder levenden van roerende goederen gedaan onder een opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, en die krachtens artikel 4, 3°, van het Wetboek van successierechten als legaten worden beschouwd voor de heffing van het recht van successie;

  8. op de schenkingen onder levenden van roerende goederen met een opschortende termijn die zich voordoet ingevolge het overlijden van de schenker, en die krachtens artikel 4, 4°, van het Wetboek van successierechten als legaten worden beschouwd voor de heffing van het recht van successie.".

    HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

    Art. 9. In artikel 4 van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, vervangen door de wet van 8 augustus 1980 en gewijzigd bij het decreet van 15 december 2005, worden paragrafen 2 en 3 vervangen door hetgeen volgt:

    "In afwijking van § 1, wordt, voor de toepassing van Titel II, verstaan onder motorvoertuig bestemd voor het vervoer van goederen waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kilogram niet overschrijdt, ook « lichte vrachtauto » genoemd, voor zover het ingeschreven is ofwel op naam van een natuurlijke persoon als bedoeld in artikel I.1, lid 1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht en geregistreerd overeenkomstig artikel III.17 van hetzelfde Wetboek, ofwel op naam van een rechtspersoon, elke auto opgevat en gebouwd voor het vervoer van zaken waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kg niet overschrijdt:

  9. bestaande uit een volledig van de laadruimte afgesloten enkele cabine die ten hoogste twee plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een open laadbak;

  10. bestaande uit een volledig van de laadruimte afgesloten dubbele cabine die ten hoogste zes plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een open laadbak;

  11. gelijktijdig bestaande uit een passagiersruimte die ten hoogste twee plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen en een daarvan afgesloten laadruimte waarvan de afstand, tussen elk punt van de scheidingswand achter de zitplaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voertuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50 % dient te bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een van het koetswerk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels;

  12. gelijktijdig bestaande uit een passagiersruimte die ten hoogste zes plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen en een daarvan volledig afgesloten laadruimte waarvan de afstand, tussen elk punt van de scheidingswand achter de laatste rij zitplaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voertuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50 % dient te bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een van het koetswerk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels.

    § 3. Het voertuig vermeld als lichte vrachtauto in de reglementering, hierboven bedoeld in § 1, wordt, in de zin van deze Titel II, en afhankelijk van zijn constructie, beschouwd als een personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus wanneer:

  13. ofwel het niet beantwoordt aan één van de voertuigen opgesomd in § 2;

  14. ofwel het niet gebruikt wordt, zelfs gedeeltelijk, ofwel voor de uitoefening van de beroepsactiviteit van de natuurlijke persoon bedoeld in § 2, ofwel voor de verwezenlijking van het doel, van ten minste één van de doelen, of van ten minste één van de opdrachten van de rechtspersoon bedoeld in § 2. ».

    Art. 10. In artikel 5, § 1, lid 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 25 januari 1999 en laatst gewijzigd bij het decreet van 28 november 2013, wordt 9° opgeheven.

    Art. 11. In artikel 8, lid 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 25 januari 1999, wordt het woord "paardekracht" vervangen door de woorden "fiscale paardenkracht".

    Art. 12. In artikel 9 van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 25 januari 1999 en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT