22 DECEMBER 2015. - Ministerieel besluit betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,

Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1°, en tweede lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw, artikel 2, vierde lid, artikel 3, zesde lid, artikel 8, tweede lid, artikel 9, vijfde lid, artikel 10, zesde lid, artikel 13, tweede lid, artikel 14, vijfde lid en artikel 18;

Gelet op het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 maart 2015;

Gelet op advies 57.649/3 van de Raad van State, gegeven op 1 juli 2015 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973,

Besluit :

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder besluit van 19 december 2014: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw.

Art. 2. De naleving van de wettelijke normen voor leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 2, vierde lid en artikel 9, vijfde lid van het besluit van 19 december 2014, kan aangetoond worden met een van de volgende documenten :

  1. een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten, die onderworpen zijn aan het bezit van een milieuvergunning, toelaat op het landbouwbedrijf waar de investering uitgevoerd wordt of waar de landbouwer zich voor het eerst als bedrijfshoofd vestigt;

  2. een attest waaruit blijkt dat het veebedrijf beschikt over voldoende nutriëntenemissierechten voor de exploitatie van de beoogde productiecapaciteit na de uitvoering van de investeringen of bij de eerste vestiging van de landbouwer als bedrijfshoofd. Rekening houdend met een aanvaardbare leegstand om sanitaire of bedrijfstechnische redenen, wordt de vereiste hoeveelheid nutriëntenemissierechten bepaald door de productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, te vermenigvuldigen met de nutriëntenemissierechten per diersoort, vermeld in de bijlage bij het Mestdecreet van 22 december 2006. De productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, blijkt uit de goedgekeurde bouwplannen, de plattegronden van de bedrijfsgebouwen die horen bij de milieuvergunning, met aanduiding van de vergunde plaatsen en de vaststellingen door de bevoegde entiteit op het bedrijf;

  3. een attest dat na afwerking van de bouw van een ammoniakemissiearme stal en de uitvoering van de verschillende ammoniakemissiearme stalsystemen die daarin verwerkt zijn, door de toezichthoudende architect, ingenieur-architect, burgerlijk bouwkundig ingenieur, industrieel ingenieur bouwkunde, landbouwkundig ingenieur of bio-ingenieur, afgeleverd wordt en dat aantoont dat de bouwwerken zijn uitgevoerd conform de beschrijving van de stalsystemen in de lijst van ammoniakemissiearme stallen, opgenomen in bijlage I bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

  4. een bewijs van erkenning, toelating of registratie van activiteiten met betrekking tot hoeveproducten door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen voor investeringen die betrekking hebben op het vervaardigen en commercialiseren van hoeveproducten;

  5. een bewijs van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen dat voldaan is aan de sanitaire uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens, of een uitdraai van bewijskrachtige databankgegevens daarover, bij investeringen in de varkenshouderij;

  6. vaststellingen door de bevoegde entiteit over de naleving van de normen voor dierenwelzijn op het bedrijf als er voor de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen gelden op het vlak van dierenwelzijn;

  7. een stedenbouwkundige vergunning bij het oprichten van bedrijfsgebouwen, bij vernieuwbouw en voor alle werkzaamheden in onroerende staat waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. De uitvoering van de werkzaamheden en de uiteindelijke bestemming van het bedrijfsgebouw zijn in overeenstemming met de stedenbouwkundige vergunning.

    Art. 3. De bedrijfseconomische boekhouding, vermeld in artikel 3 en 10 van het besluit van 19 december 2014, moet voldoen aan de bepalingen en de minimumstandaard, vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.

    De bewijskrachtige fiscale boekhouding, vermeld in artikel 3 en 10 van het besluit van 19 december 2014, dient voor de aangifte van de beroepsinkomsten in de personenbelasting. Jaarlijks worden een inventaris, een balans en een gedetailleerde resultatenrekening opgesteld.

    Overschakelen van een type boekhouding naar een ander type, is alleen mogelijk bij de start van een nieuw boekjaar.

    De boekhouding wordt gedurende zeven jaar bijgehouden in geval van opstartsteun of van investeringssteun die betrekking heeft op goederen in onroerende staat, en gedurende vijf jaar in de overige gevallen.

    Art. 4. Het bedrijfsplan, vermeld in artikel 3 van het besluit van 19 december 2014, omvat :

  8. de naam en het adres van de aanvrager en van het bedrijf;

  9. een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, namelijk het teeltplan en de veebezetting;

  10. een opgave van de onvolkomenheden in de bedrijfsstructuur, zoals :

    1. verouderde, onaangepaste of onvoldoende bedrijfsgebouwen;

    2. een verouderd of onaangepast machinepark;

    3. onaangepaste of achterhaalde productiemethodes;

    4. niet-verantwoorde milieubelastende bedrijfsvoering;

    5. onvoldoende energiebesparende bedrijfsmaatregelen;

    6. onvoldoende hygiënische bedrijfsomstandigheden;

    7. onaangepaste infrastructuur om de nieuwe dierenwelzijnsnormen na te leven;

  11. een beschrijving van de investeringen, de netto-investeringskosten en de gesubsidieerde investeringskosten;

  12. een opsomming van de doelstellingen van het bedrijfsplan, zoals :

    1. de verbetering van de hygiënische omstandigheden waarin geproduceerd wordt;

    2. een efficiënter gebruik van energie en water;

    3. de verbetering van de luchtkwaliteit, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen, fijn stof en ammoniak te reduceren;

    4. de herlokalisatie van een landbouwbedrijf als die past in een plan om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen;

    5. het voldoen aan nieuwe wettelijke normen voor dierenwelzijn of om een bovenwettelijke verbetering van het dierenwelzijn te verkrijgen;

    6. de verhoging van de kwaliteit van de producten onder meer via investeringen in geavanceerde bewaartechnieken;

    7. de introductie van een nieuwe technologie;

    8. arbeidsrationalisatie en de verhoging van de arbeidsveiligheid;

    9. het voldoen aan nieuwe eisen van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT