21 OKTOBER 2021. - Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, de artikelen 3, 3°, 89 en 131 tot 133;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 maart 2021;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 september 2021;

Gelet op advies 68.521/2 van de Raad van State, gegeven op 11 januari 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In het kader van de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. de wet: de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;

  2. bewakingsagent: het personeel bedoeld in artikel 60, 3°, van de wet, belast met de uitvoering van de activiteit bepaald in artikel 3, 3°, van de wet;

  3. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken;

  4. beveiligd vervoer: de activiteit, bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet;

  5. detailvervoer: het beveiligd vervoer tussen twee stoppunten, die niet beide uitgerust zijn met een beveiligde zone;

  6. zonevervoer: het beveiligd vervoer tussen twee stoppunten, die beide uitgerust zijn met een beveiligde zone;

  7. container: houder van waarden bestemd voor beveiligd vervoer;

  8. stoeprisico: het veiligheidsrisico waaraan bewakingsagenten tijdens de afstand tussen het voertuig en de beveiligde ruimte blootgesteld zijn, voorzover het beveiligd vervoer niet uitgevoerd wordt met een neutralisatiesysteem, beschreven in artikel 5;

  9. manipulatierisico: het veiligheidsrisico waaraan bewakingsagenten, voorzover zij de container dienen te openen teneinde waarden er in of uit te halen, blootgesteld zijn;

  10. stoeptijd: de tijd die aan een stoppunt verloopt tussen het begin en het einde van het overbrengen van de waarden van en naar een voertuig gebruikt voor beveiligd vervoer;

  11. oproepcentrale: centraal aanspreekpunt dat zich bevindt in de beveiligde zone van de onderneming of de interne dienst die het beveiligd vervoer organiseert, waarmee bewakingsagenten tijdens het uitvoeren van hun activiteiten permanent kunnen communiceren, dat zonder onderbreking alarmen kan ontvangen en interpreteren en dat op elk moment de reisweg van elk voertuig tijdens de uitvoering van transporten kan volgen;

  12. voertuig: voertuig voor het beveiligd vervoer;

  13. stoptijd: de tijd die verstrijkt tussen de aankomst en het vertrek van een voertuig bij een stoppunt;

  14. bestuurderscabine: het gedeelte van het voertuig dat bestemd is voor de chauffeur en de andere bewakingsagenten;

  15. bepantserde constructie: constructie bestaande uit platen of glas die over de vier verticale zijden bestand is tegen 3 gegroepeerde schoten afgevuurd door een vuurwapen Kalasjnikov AK47 met een munitie van het kaliber 7,62x39 waarbij op een afstand van 10 meter in een hoek van 90° wordt geschoten;

  16. biljettenautomaat: toestel uitsluitend bestemd voor het afhalen van geldbiljetten van een bankrekening of een betaalkaart en/of voor het deponeren van geldbiljetten op een bankrekening of een betaalkaart;

  17. afstortkassa: elke toestel voor het afstorten van geld dat uitgerust is met een neutralisatiesysteem en dat bediend wordt in de publieke ruimte aan een kassa;

  18. evacuatieluik: een buitendeur of een andere opening in de bestuurderscabine van het voertuig waarlangs de inzittenden van de bestuurderscabine door een eenvoudige opzettelijke beweging het voertuig snel kunnen verlaten;

  19. opschrift: aanduiding op niet-verwijderbare wijze aangebracht op de beide zijkanten en de achterzijde van het voertuig bestaande uit woorden waarvan elke letter een letterhoogte van minstens 15 cm en een breedte van minstens 5 cm heeft en waarvan de kleur contrasteert met de kleur van het voertuig;

  20. stoppunt: de plaats van ophaling en/of van aflevering van waarden;

  21. neutralisatiesystemen: de systemen, bedoeld in artikel 133 van de wet.

  22. vault: beveiligde kluisgedeelte van het gebouw waarbinnen de waarden verwerkt of bewaard worden.

    HOOFDSTUK II. - Beveiligde ruimtes en beveiligde zones

    Art. 2. § 1. Elk stoppunt dat een manipulatierisico inhoudt, moet uitgerust zijn met een beveiligde ruimte.

    Een beveiligde ruimte is een ruimte in een gebouw waarin de waarden op een beschermde wijze in of uit een container kunnen worden gehaald.

    Een beveiligde ruimte bestaat uit een afzonderlijk afgesloten lokaal of een lokaal dat zich bevindt in een afzonderlijk afgesloten deel van een gebouw. Dit lokaal of dit deel van een gebouw is gedurende de tijd dat de bewakingsagenten er toegang toe hebben niet publiek toegankelijk en is er op voorzien dat de manipulatiehandelingen door bewakingsagenten enkel buiten het zicht van het publiek kunnen gebeuren. De wanden, plafonds, ramen en deuren ervan bestaan uit inbraakvertragende materialen.

    § 2. Een beveiligde zone van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst bestaat uit een afzonderlijk beveiligd terrein met erop een gebouw, een afzonderlijk gebouw of een afzonderlijk afgesloten deel van een gebouw. De beveiligde zone is niet publiek toegankelijk.

    De beveiligde zone is uitgerust met voorzieningen die:

    1. pogingen tot inbraak en het gebruik van explosieven detecteren;

    2. het ongeoorloofd binnendringen vertragen;

    3. de communicatie- en het waarnemingsvermogen van, indringers belemmeren;

    4. in het geval van ongeoorloofde indringing, alarmeringsmogelijkheden en bescherming bieden voor het personeel.

      Volgende functies kunnen enkel en alleen worden uitgeoefend in een beveiligde zone van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst:

    5. De uitoefening van een of meerdere activiteiten van een geldtelcentrum, bedoeld in artikel 2, 20° van de wet;

    6. Het stallen en het in- en uitladen van voertuigen voor beveiligd vervoer voor aanvang en na afloop van de ritten;

    7. Het bewaren van containers, deze te vullen en te ledigen;

    8. Het bewaren van sleutels en kaarten die deze containers kunnen bedienen;

    9. Het verstrekken van instructies aan containers uitgerust met neutralisatiesystemen in overeenstemming met wat bepaald is in artikel 6;

    10. De functie van wapenkamer;

    11. De oproepcentrale;

    12. De functie van vault of kluislokatie voor het bewaren van waarden.

      In de beveiligde zone wordt de uitoefening van de onderscheiden functies van elkaar gescheiden door middel van compartimentering. Elke toegang tot de beveiligde zone en haar afzonderlijke compartimenten wordt gecontroleerd: ze is voorbehouden aan de personen die er hun functie moeten uitoefenen. Elke manipulatie van waarden geschiedt er onder cameraregistratie. De bewakingsonderneming die de beveiligde zone uitbaat kan er elke manipulatie die er heeft plaatsgevonden documenteren aan de hand van beelden en andere data.

      § 3. In uitzondering van de functies bepaald in § 2, 2e alinea kunnen volgende functies in een beveiligde ruimte of zone worden uitgevoerd voor zover deze ruimte of zone een stoppunt uitmaakt:

    13. Het bewaren van containers dewelke gebruikt worden voor de aflevering en/of de ophaling van de waarden in het stoppunt, deze te vullen en te ledigen, met uitzondering van containers van het type B;

    14. Het bewaren van sleutels en kaarten die de containers kunnen bedienen dewelke gebruikt worden voor de aflevering en/of de ophaling van de waarden in het stoppunt.

      § 4. De Minister kan de voorwaarden, de organisatie, de bewaking en de beveiliging, nader bepalen waaraan de beveiligde ruimtes en beveiligde zones moeten voldoen.

      Art. 3. § 1. Een bewakingsagent krijgt slechts toegang tot de beveiligde ruimte of zone nadat de beheerder van het stoppunt of de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst waartoe de bewakingsagent behoort:

  23. hem heeft geïdentificeerd;

  24. er zich heeft van vergewist dat de bewakingsagent op een veilige wijze de beveiligde ruimte of zone kan betreden, hetzij visueel door een persoon in de beveiligde ruimte of beveiligde zone, hetzij visueel via een systeem van telebewaking, hetzij via een andere door de Minister bepaalde wijze.

    § 2. De waarden mogen, met het oog op beveiligd vervoer, slechts uit de beveiligde ruimte verwijderd worden, indien zij geplaatst zijn in een container.

    Ze kunnen, met het oog op beveiligd vervoer, slechts uit de beveiligde zone verwijderd worden, indien zij geplaatst zijn in een voertuig.

    Art. 4. § 1. De beheerders van de stoppunten treffen alle nodige maatregelen om de aanvang van de aflevering en/of de ophaling van de waarden tijdens de openingsuren van het stoppunt, mogelijk te maken binnen de tien minuten na de aankomst van het voertuig voor beveiligd vervoer.

    Ze treffen deze maatregelen eveneens tussen de openingsuren van het stoppunt, begrepen tussen 12.00 uur tot 14.00 uur, zo het transport zich, ingevolge een onvoorziene tijdsafwijking, niet tijdens de openingsuren kan aanmelden. In dit geval verwittigt de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst die het transport verzekert, de beheerder van het stoppunt ten minste twintig minuten vóór de voorziene sluiting van het stoppunt.

    § 2. De beheerders van de stoppunten treffen de nodige maatregelen om het stoeprisico tot een minimum te beperken en veiligheidsrisico's in voor publiek toegankelijke plaatsen te voorkomen.

    § 3. De beheerders van de stoppunten verstrekken aan de Minister, telkens als deze erom verzoekt, alle inlichtingen nuttig voor het garanderen van de maximale veiligheid.

    HOOFDSTUK III. - Containers en neutralisatiesystemen

    Art. 5. § 1. De waarden bestaande uit papiergeld worden op een beveiligde wijze vervoerd in een container.

    Een container kan, teneinde de toegang tot de waarden voor onbevoegden onmogelijk te maken, een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT