21 MEI 2015. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad

Het Verenigd College,

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 79, § 1;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 januari 2014 tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2015;

Gelet op het advies van de Directieraad van 12 februari 2015;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begro-ting;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Openbaar Ambt;

Gelet op het protocol nr 2015/05 van het Sectorcomité XV van 2 maart 2015;

Gelet op het advies 57.318/2, gegeven op 21 april 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting en het Openbaar Ambt;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. Artikelen 3 tot 81 en 84 tot 93 van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 januari 2014 tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad worden ingetrokken.

Art. 2. In Boek II, Titel I, Hoofdstuk VI, Afdeling 2, van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, wordt een Onderafdeling 2/1 ingevoegd die een artikel 20/1 bevat, luidende:

"Onderafdeling 2/1. - Beroep tegen een beslissing inzake proefperiode

"Art. 20/1. - In het in artikel 96/1, vijfde lid, bedoelde geval en overeenkomstig artikel 2 van het in artikel 18 bedoelde samenwerkingsakkoord, roept de voorzitter de ambtenaar op binnen vijftien dagen na de indiening van het beroep. Deze laatste kan zich door een persoon naar keuze laten bijstaan.

"De ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode brengt verslag uit bij de commissie betreffende het verloop van de proefperiode en wordt door deze commissie gehoord.

De commissie beslist om de beslissing van de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode te bevestigen of te vernietigen. Deze beslissing wordt binnen een termijn van één maand na de indiening van het beroep genomen en aan de ambtenaar, de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode en de Dienst voor personeelsbeleid betekend.

Art. 3. In Boek II, Titel I, van hetzelfde besluit, wordt een Hoofdstuk VIII ingevoegd die de artikelen 23/1 tot 23/3 bevat, luidende :

"HOOFDSTUK VIII. - De selectiecommissies en de evaluatiecommissie

"Art. 23/1. - Met het oog op de toekenning van de mandaatbetrekkingen bedoeld in artikel 104 worden er hiertoe bevoegde selectiecommissies opgericht. De selectiecommissies worden samengesteld in functie van de te begeven mandaatbetrekkingen en bestaan elk uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden.

"Het Verenigd College wijst op de voordracht van de Ministers, de leden van een selectiecommissie aan telkens als een mandaatbetrekking bedoeld in artikel 104 vacant wordt verklaard en duidt één onder hen aan als voorzitter. De leden van de selectiecommissies beschikken over expertise met betrekking tot de materies die ressorteren onder de te begeven mandaatbetrekking en/of met betrekking tot overheidsmanagement. De aanstelling van de leden van een selectiecommissie is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor zij zijn aangesteld.

"Ten hoogste twee derden van de leden van een selectiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.

"De Ministers, voor het geheel van de selectiecommissies, duiden twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan die tot een verschillende taalrol behoren.

"Het Verenigd College, op de voordracht van de Ministers, stelt het huishoudelijk reglement van de selectiecommissies op en bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de selectiecommissies.

"De selectiecommissies vervullen de opdrachten die hen worden toegewezen door dit besluit.

"Het Verenigd College kan, op de voordracht van de Ministers, een extern selectie- en assessmentbureau aanstellen dat de selectiecommissie ondersteunt in zijn werkzaamheden."

"Art. 23/2. - Niemand kan worden aangeduid tot lid van een selectiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook belang heeft bij de desbetreffende selectieprocedure.

"De leden van de selectiecommissies zijn gebonden tot geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande elke inlichting waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht."

"Art. 23/3. - Met het oog op de evaluatie van de mandaathouders bedoeld in artikel 83 wordt er een evaluatiecommissie opgericht. De evaluatiecommissie bestaat uit zeven leden die beschikken over expertise met betrekking tot overheidsmanagement en die niet behoren tot Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

"Het Verenigd College, wijst op voordracht van de Ministers, de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter onder hen. Het Verenigd College wijst eveneens op de voordracht van de Ministers, vier plaatsvervangende leden aan die beantwoorden aan dezelfde criteria als de effectieve leden. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen. Wanneer de voorzitter afwezig is, komt het voorzitterschap toe aan het oudste effectieve lid.

"De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. Hun aanstelling is hernieuwbaar.

"Ten hoogste twee derden van de leden van de evaluatiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.

"De Ministers duiden twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan van verschillende taalrol om de evaluatiecommissie bij te staan.

"Het Verenigd College, op de voordracht van de Ministers, stelt het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissie op.

"De evaluatiecommissie vervult de opdrachten die haar worden toegewezen door dit besluit. Het Verenigd College kan haar bijkomende bevoegdheden toewijzen.

De leden van de evaluatiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook bij een door de commissie onderzocht dossier betrokken zijn, onthouden zich van zitting.

Art. 4. Artikel 24, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :

"Zij dienen daartoe :

"1° de van kracht zijnde wetten, ordonnanties en reglementeringen alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe zij behoren na te leven;

"2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;

3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.

Art. 5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 24/1 ingevoegd, luidende :

"Art. 24/1. - De ambtenaren hebben het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen als door hun collega's en hun ondergeschikten.

Zij dienen hun collega's, hiërarchische meerderen en ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Zij vermijden elk woord, houding en voorkomen die deze waardigheid en hoffelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen of de goede werking van de dienst zouden kunnen schaden.

Art. 6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 24/2 ingevoegd, luidende :

Art. 24/2. - Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, stellen de ambtenaren hun hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan zij kennis hebben.

Art. 7. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

Art. 25. - De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie. In de wijze waarop zij de vragen van de gebruikers beantwoorden of waarop zij de dossiers behandelen, eerbiedigen zij op een strikte wijze de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, ordonnanties, reglementeringen en richtlijnen.

Art. 8. In artikel 26 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :

  1. het eerste lid wordt aangevuld als volgt :

    "Zij vermijden evenzeer elke toestand waarbij zij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zouden kunnen worden gebracht met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van hun ambt.";

  2. het tweede lid wordt aangevuld als volgt :

    Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.

    Art. 9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende :

    "Art. 26/1. - De ambtenaren plaatsen zich niet en laten zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij door henzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel hebben dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van hun ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.

    "Wanneer ambtenaren...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT