21 MAART 2018. - Wet tot wijziging van de wet op het politieambt om het gebruik van camera's door de politiediensten te regelen, en tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet op het politieambt

Art. 2. In de wet op het politieambt wordt "Hoofdstuk IV. - Opdrachten van de politiediensten" vernummerd en wordt het "Hoofdstuk III. - Opdrachten van de politiediensten".

Art. 3. In dezelfde wet, onder het nieuwe hoofdstuk III, zoals vernummerd door artikel 2, worden de opschriften van de volgende afdelingen en onderafdelingen opgeheven :

  1. "Afdeling 1. - De opdrachten van de politiediensten en het vervullen van die opdrachten";

  2. "Onderafdeling 1. - De specifieke opdrachten van de politiediensten";

  3. "Onderafdeling 2. - De vorm waarin en de voorwaarden waaronder de opdrachten worden vervuld".

    Art. 4. In dezelfde wet worden de artikelen 26 tot 46 gegroepeerd onder een nieuw hoofdstuk IV met als opschrift "Hoofdstuk IV. - De algemene vorm en voorwaarden van uitvoering van de opdrachten".

    Art. 5. In het nieuwe hoofdstuk IV, ingevoegd bij artikel 4, wordt, vóór artikel 26, een afdeling 1 ingevoegd met als opschrift "Afdeling 1. - Zichtbaar gebruik van camera's".

    Art. 6. In afdeling 1 van hoofdstuk IV van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 5, wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende :

    "Art. 25/1. § 1. Deze afdeling regelt de plaatsing en het gebruik van camera's op zichtbare wijze door de politiediensten.

    De camera's waarvan de modaliteiten voor plaatsing en gebruik door de politiediensten worden geregeld door of krachtens een bijzondere wetgeving worden niet beoogd door deze afdeling.

    § 2. De bepalingen onder deze afdeling zijn van toepassing op de politiediensten, wanneer ze in real time toegang hebben tot beelden van bewakingscamera's geplaatst door andere verantwoordelijken voor de verwerking, met toepassing van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's of van andere wetten, als deze toegang opname van de beelden bij de politiediensten zelf inhoudt.".

    Art. 7. In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 25/2 ingevoegd, luidende :

    "Art. 25/2. § 1. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

  4. mobiele camera : de camera die wordt verplaatst tijdens het gebruik ervan;

  5. tijdelijk vaste camera : de camera die voor een beperkte tijd op een plaats wordt opgesteld;

  6. intelligente camera : de camera die ook onderdelen en software bevat, die al dan niet gekoppeld aan registers of bestanden, de verzamelde beelden al dan niet autonoom kunnen verwerken;

  7. niet-besloten plaats : elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek, waaronder de openbare wegen beheerd door de openbare overheden bevoegd voor het wegbeheer;

  8. voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats, bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt;

  9. niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers;

  10. omsluiting : afbakening van een plaats bestaande uit minstens een duidelijke visuele afscheiding of een aanduiding waardoor de plaatsen duidelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden.

    § 2. Wordt als zichtbaar beschouwd :

  11. het gebruik van vaste camera's, in voorkomend geval tijdelijk, aangegeven met een door de Koning vastgesteld pictogram, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens;

  12. het gebruik van mobiele camera's

    1. hetzij gemonteerd aan boord van politievoertuigen, -vaartuigen, -luchtvaartuigen of elk ander vervoermiddel van de politie, dat als dusdanig geïdentificeerd kan worden;

    2. hetzij met mondelinge waarschuwing uitgaande van leden van het operationeel kader van de politiediensten, die als dusdanig identificeerbaar zijn.".

    Art. 8. In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 25/3 ingevoegd, luidende :

    "Art. 25/3. § 1. In het kader van hun opdrachten, kunnen de politiediensten camera's op zichtbare wijze gebruiken, onder de volgende voorwaarden :

  13. in de niet-besloten plaatsen en de besloten plaatsen waarvan zij de beheerder zijn : vaste, tijdelijk vaste of mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn;

  14. in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, waarvan zij niet de beheerder zijn :

    1. mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, tijdens de duur van een interventie;

    2. vaste en tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, mits het akkoord van de beheerder van de plaats, in de luchthavens, havenfaciliteiten zoals bedoeld in artikel 5, 6°, van de wet van 5 februari 2007 betreffende de maritieme beveiliging, stations van het openbaar vervoer, en plaatsen die door hun aard aan een bijzonder veiligheidsrisico onderhevig zijn, aangeduid bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies wordt voorgelegd aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens;

    3. tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen, tijdens de duur van de operatie;

    4. tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van goederen, voor zover de beheerder van de plaats zich hiertegen niet heeft verzet, tijdens de duur van de operatie;

  15. in niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, waarvan zij niet de beheerders zijn :

    1. mobiele camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, tijdens de duur van een interventie;

    2. tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van personen, tijdens de duur van de operatie;

    3. tijdelijk vaste camera's, die in voorkomend geval intelligent zijn, in het kader van de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bescherming van goederen, voor zover de beheerder van de plaats zich hiertegen niet heeft verzet, tijdens de duur van de operatie;

    § 2. Het zichtbare gebruik van camera's voor het inwinnen van informatie van bestuurlijke politie bedoeld in artikel 44/5, § 1, is uitsluitend toegelaten in de gevallen bedoeld in artikel 44/5, § 1, eerste lid, 2° tot 6°. Wat artikel 44/5, § 1, eerste lid, 5°, betreft, kan dat gebruik bovendien alleen worden toegelaten ten aanzien van de categorieën van personen bedoeld in artikelen 18, 19 en 20.

    § 3. Camera's mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de raciale of etnische oorsprong van een persoon, zijn religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, zijn politieke opvattingen, zijn vakbondslidmaatschap, zijn gezondheidstoestand, zijn seksleven of zijn seksuele geaardheid.".

    Art. 9. In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 25/4 ingevoegd, luidende :

    "Art. 25/4. § 1.Een politiedienst kan camera's plaatsen en gebruiken overeenkomstig artikel 25/3, of op zichtbare wijze gebruik maken van camera's geplaatst door derden zoals bedoeld in artikel 25/1, § 2, op het grondgebied dat onder zijn bevoegdheid valt, na voorafgaande principiële toestemming van :

  16. de gemeenteraad, wanneer het gaat om een politiezone;

  17. de minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde, voor de diensten van de federale politie.

    § 2. Om deze toestemming te bekomen wordt er een aanvraag ingediend bij de in paragraaf 1 aangewezen bevoegde overheid door :

  18. de korpschef, wanneer het gaat om een politiezone;

  19. de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur- coördinator, of de directeur van de aanvragende dienst, wanneer het gaat om een dienst die deel uitmaakt van de federale politie.

    De in het eerste lid bedoelde toestemmingsaanvraag preciseert het type camera, de doeleinden waarvoor de camera's zullen worden geïnstalleerd of gebruikt, evenals de gebruiksmodaliteiten ervan, en voor wat betreft de vaste camera's ook de plaats. Deze aanvraag houdt rekening met een impact- en risicoanalyse op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op operationeel niveau, met name wat de categorieën van verwerkte persoonsgegevens betreft, de proportionaliteit van de aangewende middelen, de te bereiken operationele doelstellingen en de bewaartermijn van de gegevens die nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

    Bij wijziging van het type camera of van de gebruiksdoeleinden ervan, alsook wat de vaste camera's betreft, in geval van wijziging van de plaats, wordt een nieuwe toestemming aangevraagd.

    § 3. In geval van met redenen omklede hoogdringendheid, waarbij de in paragraaf 1 bedoelde toestemming nog niet werd bekomen, vraagt de korpschef dan wel de bestuurlijke directeur-coördinator of de directeur van de aanvragende dienst, afhankelijk van het geval, mondeling de toestemming aan de bevoegde overheid om gebruik te maken van camera's in het kader van de specifieke opdracht die de hoogdringendheid rechtvaardigt. Deze mondelinge toestemming wordt vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd door de bevoegde overheid.

    Wat betreft de politiezones, kan de bevoegde overheid vertegenwoordigd worden door de betrokken burgmeester om de mondelinge toestemming te geven in het geval van hoogdringendheid zoals bedoeld in het eerste lid.

    § 4. Elke beslissing tot toestemming bedoeld in paragraaf 1 wordt ter kennis gebracht van de procureur des Konings.

    In het geval bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt de beslissing tot toestemming ter kennis gebracht van de burgemeester en de korpschef.

    De in paragraaf 1 bedoelde toestemming wordt openbaar gemaakt wanneer zij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT