21 APRIL 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van subsidies voor sensibiliseringsacties om duurzame landbouw te bevorderen

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 16, vervangen bij het decreet van 8 juli 2022, artikel 44, tweede lid, artikel 70 en 71;

- het Programmadecreet van 8 juli 2022 bij de aanpassing van de begroting 2022, artikel 22, eerste lid, 1°.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Europese Commissie heeft het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023 - 2027 goedgekeurd op 5 december 2022.

- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 16 februari 2023.

- De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft advies nr. 69/2023 gegeven op 21 maart 2023.

- De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2023/030 gegeven op 21 maart 2023.

- Er is op 8 maart 2023 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  2. demonstratieproject: een sensibiliseringsactie om duurzame landbouw te bevorderen;

  3. e-loket: het elektronisch loket dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit;

  4. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;

  5. promotor: de organisatie met rechtspersoonlijkheid die de subsidie, vermeld in artikel 3, aanvraagt en die de verantwoordelijkheden, vermeld in artikel 4, tweede lid, draagt;

  6. verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;

  7. verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

    Art. 2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:

  8. verordening (EU) 2021/2115;

  9. verordening (EU) 2021/2116.

    HOOFDSTUK 2. - Subsidie

    Art. 3. Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor bestemd zijn, kan de minister, volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, een subsidie verlenen voor demonstratieprojecten.

    HOOFDSTUK 3. - Uitvoerders en demonstratieprojecten die in aanmerking komen voor een subsidie

    Art. 4. Alleen organisaties met rechtspersoonlijkheid die geen commerciële doelen nastreven kunnen een steunaanvraag voor een demonstratieproject indienen.

    De promotor is de eindverantwoordelijke voor de uitvoering van het hele demonstratieproject en is het aanspreekpunt voor de subsidiërende overheid. Conform artikel 73 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 kan de promotor hoofdelijk en onverdeeld aansprakelijk worden gesteld bij alle betwistingen over of terugvorderingen van de toegekende subsidie.

    Art. 5. Een organisatie met rechtspersoonlijkheid kan voor de uitvoering van het demonstratieproject samenwerken met andere partners. De samenwerking wordt geformaliseerd met een samenwerkingsovereenkomst tussen alle partners.

    De promotor bezorgt de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, uiterlijk dertig dagen na de start van het project aan de bevoegde entiteit.

    Art. 6. In dit artikel wordt verstaan onder doelgroep: actoren die actief zijn in de landbouwsector.

    Een demonstratieproject komt in aanmerking voor subsidiëring als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:

  10. het demonstratieproject is een initiatief met een tijdelijk karakter dat zich richt tot een bepaalde doelgroep en op een bepaalde probleemsituatie en dat expliciet en overwegend erop gericht is een meer duurzame landbouw in het Vlaamse Gewest te stimuleren;

  11. het demonstratieproject draagt bij tot een of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1 en 2, van verordening (EU) 2021/2115. Een oproep als vermeld in artikel 10 van dit besluit, kan beperkt worden tot een of meer van de voormelde doelstellingen;

  12. de activiteiten vinden plaats in het Nederlands;

  13. het lidmaatschap van een organisatie mag geen voorwaarde zijn om toegang tot de sensibiliseringsactiviteit te krijgen;

  14. de sensibiliseringsactiviteit en de resultaten zijn voor iedereen toegankelijk op een uniforme wijze.

    Art. 7. De demonstratieprojecten worden uitgevoerd binnen een periode van maximaal twee jaar tenzij in de oproep, vermeld in artikel 10, een kortere periode bepaald wordt.

    Verlenging van de projectperiode, vermeld in het eerste lid, is alleen toegelaten als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

  15. de promotor heeft een gemotiveerde aanvraag ingediend voor de periode, vermeld in het eerste lid, is verstreken;

  16. de wijziging brengt geen budgettaire meerkosten teweeg;

  17. de bevoegde entiteit keurt de wijziging van de periode goed.

    HOOFDSTUK 4. - Subsidiebedrag

    Art. 8. De subsidie, vermeld in artikel 3, bedraagt maximaal 100% van de totale aanvaarde projectkosten.

    De maximale subsidie per demonstratieproject wordt in de oproep, vermeld in artikel 10, bepaald.

    Art. 9. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidiëring:

  18. personeelskosten van personeel dat betrokken is bij de uitvoering van het demonstratieproject;

  19. overheadkosten voor maximaal 15% van de aanvaarde personeelskosten;

  20. werkingskosten;

  21. investeringskosten als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    1. de investering wordt gerealiseerd in het Vlaamse Gewest;

    2. er is een omgevingsvergunning verleend als de investering dat vereist;

    3. de subsidiabele investeringskosten mogen maximaal 40% van de totale aanvaarde projectkosten bedragen;

    4. maximaal 50% van de totale aanvaarde investeringskosten komt in aanmerking voor subsidiëring;

    5. tot vijf jaar nadat de subsidie, vermeld in artikel 3, is uitbetaald blijft het goed verbonden aan het bedrijf dat de voormelde subsidie heeft verkregen of de overnemer van dat bedrijf. Het goed wordt niet doorverkocht en blijft in gebruik;

  22. kosten voor externe prestaties.

    De belasting over de toegevoegde waarde komt niet in aanmerking voor subsidiëring, behalve als ze niet terugvorderbaar is.

    De minister kan per oproep als vermeld in artikel 10, afwijken van het percentage, vermeld in het eerste lid, 2°.

    De subsidie, vermeld in artikel 3, wordt herrekend en in verhouding teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 4°, e), niet meer vervuld zijn, vanaf de eerste dag die volgt op de uitbetaling van de voormelde subsidie. De voormelde voorwaarden zijn minstens één jaar vervuld nadat de voormelde subsidie is uitbetaald.

    De volgende investeringen komen niet voor subsidiëring in aanmerking:

  23. de investeringen, vermeld in artikel 73, lid 3, van verordening (EU) 2021/2115;

  24. de aankoop van grond;

  25. de aankoop van tweedehands materiaal;

  26. investeringen waarvoor een alternatief bestaat dat significant milieuvriendelijker is en niet significant duurder;

  27. leasing;

  28. investeringen voor irrigatie met grondwater en oppervlaktewater.

    HOOFDSTUK 5. - De indiening van steunaanvragen

    Art. 10. De minister kan jaarlijks een of meer oproepen lanceren voor de subsidiëring van demonstratieprojecten.

    Naast de elementen, vermeld in artikel 6, tweede lid, 2°, artikel 7, eerste lid, artikel 8, tweede lid, artikel 9, derde lid, artikel 11, derde lid, en artikel 14, zesde lid, kan de minister bij elke oproep het volgende bepalen:

  29. de thema's waarvoor demonstratieprojecten kunnen worden ingediend. Als er geen thema's bepaald worden, gaat het om een open oproep;

  30. het aantal demonstratieprojecten waarin per thema wordt voorzien;

  31. het totale beschikbare subsidiebedrag;

  32. de periode waarin de projecten moeten lopen;

  33. de termijn waarin en de wijze waarop steunaanvragen ingediend worden;

  34. de ontvankelijkheidscriteria waaraan steunaanvragen getoetst worden.

    De bevoegde entiteit maakt de oproep bekend.

    Art. 11. De steunaanvraag, vermeld in artikel 4, eerste lid, bevat al de volgende elementen:

  35. de identificatie van het demonstratieproject;

  36. de volgende gegevens van de promotor:

    1. de naam, het adres, de rechtsvorm, het telefoonnummer, het e-mailadres en het rekeningnummer;

    2. het btw-statuut en het btw-nummer;

    3. de naam, de functie, het telefoonnummer en het e-mailadres van een contactpersoon;

    4. de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de budgettaire verantwoordelijke en van de verantwoordelijke voor de praktische uitvoering van het project;

  37. de volgende gegevens van elke partner:

    1. de naam en het adres;

    2. het btw-statuut en het btw-nummer;

    3. de naam, de functie, het telefoonnummer en het e-mailadres van een contactpersoon;

  38. de naam van andere betrokkenen bij de sensibiliseringsactiviteiten;

  39. de projectbeschrijving inclusief een overzicht van de sensibiliseringsactiviteiten;

  40. de situering en verantwoording van het demonstratieproject;

  41. de beschrijving van de samenwerking tussen de partners en de samenstelling van de projectgroep;

  42. de wetenschappelijke basis;

  43. de verwachte resultaten van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT