30 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de reglementering betreffende de inning van de kosten voor de Raad van State

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat we de eer hebben ter handtekening voor te leggen aan Uwe Majesteit, betreft een uitvoering van artikel 30, § 1, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest nr. 124/2006 van 28 juli 2006 geoordeeld dat de wettelijke regeling waarbij de Koning gemachtigd wordt om op basis van artikel 160 van de Grondwet het bedrag van de rechten vast te stellen, grondwettig is.

Bij dit besluit wordt voorts de wijze waarop de rechten worden geïnd, gewijzigd. De overheidsfinanciën hebben immers te lijden van het feit dat ze de rechten moeten voorschieten, zoals in de thans geldende regeling van begroting in debet. Dit geldt des te meer daar de Schatkist behoort te zorgen voor de invordering van talrijke kleine bedragen. Teneinde dit probleem op te lossen, keert dit besluit de last om en zorgt het ervoor dat de verzoekende en tussenkomende partijen deze last dragen, behalve wanneer ze openbare besturen zijn.

Dit laatste voorbehoud kan niet alleen verklaard worden door het feit dat het risico op insolvabiliteit klein is voor publiekrechtelijke rechtspersonen, maar vooral door het feit dat de regels die betrekking hebben op de staatsboekhouding de naleving van de termijn van acht dagen die vereist wordt door artikel 5, tot wijziging van artikel 71 van de algemene procedureregeling, om de rekening te crediteren, onrealistisch maakt.

Aangezien de fiscale zegels zijn afgeschaft, is geopteerd voor een betaling per bankoverschrijving of per poststorting; deze regeling is aan de procedure van de Raad van State aangepast.

Voorts wordt het bedrag van de rechten verhoogd tot 200 euro voor de verzoekende partij en tot 150 euro voor de tussenkomende partij, op basis van de dubbele vaststelling enerzijds dat dit bedrag nooit werd geïndexeerd en anderzijds dat de verhoging redelijk is, gelet op het feit dat de toegang tot de Raad van State, het hoogste bestuurlijke rechtscollege, democratisch moet blijven en in het bereik van iedere burger.

Bespreking van de artikelen

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Artikel 1.

Het herstel van het beginsel van de voorafgaande betaling noopt ertoe dat deze regel, die in artikel 71 van de algemene procedureregeling was neergelegd tot hij bij het koninklijk besluit van 19 juli 2007 werd opgeheven, opnieuw wordt opgenomen.

Het onderzoek van een dossier vereist soms een bezichtiging ter plaatse of onderzoeksdaden die alleen ter plaatse kunnen worden gesteld. In dat geval, kan de auditeur of de Raad zich ter plaatse begeven. Het is logisch dat de kosten die dit meebrengt, bij de uitgaven worden gerekend.

Artikelen 2 en 3.

In deze artikelen worden louter de verwijzingen aangepast.

Artikel 4.

Deze bepaling is het gevolg van de opheffing van de paragrafen 5 en volgende van artikel 30 van de gecoördineerde wetten, gelet op de lering van arrest nr. 124/2006 van het Grondwettelijk Hof. Dit besluit zal gelijktijdig met deze wetswijziging in werking treden.

De uitgaven omvatten de rechten, die worden overgeschreven of gestort op een specifieke rekening die bij de FOD Financiën wordt geopend en waarvan de verrichtingen door de griffie van de Raad van State kunnen worden geraadpleegd. Voor publiekrechtelijke rechtspersonen worden de uitgaven nog steeds in debet begroot, evenals voor de kosten die door de onderzoeksdaden worden veroorzaakt.

Artikel 5.

Thans worden bijna alle uitgaven in debet ingeschreven en is de ontvanger der registratie met de invordering ervan belast. In de praktijk is de inning van talrijke schuldvorderingen voor een veelal bescheiden bedrag niet prioritair voor de ontvanger der registratie en in geval van betwisting, dreigen de administratiekosten de winst van de inning sterk te reduceren zodat veel invorderingen niet worden gedaan vóór het verstrijken van de verjaringstermijn. Het ontwerp herstelt het beginsel volgens welk de aanslag samenvalt met het indienen van het processtuk op grond waarvan hij verschuldigd is. Aangezien de fiscale zegels niet meer bestaan, vindt de betaling plaats door een overschrijving of een storting op een rekening van de FOD Financiën; de Raad van State zal inzage krijgen in de verrichtingen van deze rekening.

Wanneer de griffie een processtuk ontvangt dat een recht oplevert, zendt ze de partij die die taks verschuldigd is, een overschrijvingsformulier met een gestructureerde mededeling die het mogelijk maakt te bepalen om welke zaak het gaat en de betaling te boeken.

Indien de rekening niet binnen een termijn van 8 dagen is gecrediteerd, wordt de proceshandeling als niet verricht beschouwd. Indien het een inleidend verzoekschrift betreft, wordt de zaak bij beschikking of bij arrest van de rol afgevoerd. Indien het een verzoekschrift tot tussenkomst betreft, wordt het niet-ontvankelijk verklaard. Wat de verzoeken tot voortzetting van de procedure betreft, wordt gehandeld alsof de zaak niet is ingeleid.

Gelet op de korte termijnen om de rechtsdag te bepalen bij uiterst dringende noodzakelijkheid, is het mogelijk dat de rekening van de Raad van State nog niet is gecrediteerd met de overschrijving of de storting die op het recht betrekking heeft. Indien de overschrijvings- of stortingsopdracht niet is uitgevoerd, wordt de zaak uiteraard van de rol afgevoerd.

Artikelen 6, 7 en 8.

In deze artikelen worden louter de verwijzingen aangepast.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State

Artikelen 9, 10, 11 en 12.

In deze artikelen worden louter de verwijzingen aangepast.

Artikel 13.

Het betreft louter een rechtzetting, aangezien artikel 72 van de algemene procedureregeling sinds 2007 nog maar een enkele paragraaf bevat.

Artikel 14.

In dit artikel worden louter de verwijzingen aangepast.

Artikel 15.

In het geval waarin aan een verzoeker in cassatieberoep het pro deo is toegestaan voor het rechtscollege waarvan de beslissing voor de Raad van State wordt bestreden, moet worden verondersteld dat zijn staat van behoeftigheid, door het eerste rechtscollege vastgesteld, niet is gewijzigd en moet hem van rechtswege eveneens het pro deo voor de Raad van State worden toegestaan.

Artikel 16.

In dit artikel worden louter de verwijzingen aangepast.

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België

Artikel 17.

In dit artikel worden louter de verwijzingen aangepast.

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

Artikel 18.

In dit artikel worden louter de verwijzingen aangepast.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Artikel 19

De inwerkingtreding van artikel 10, 7°, van de wet houdende wijziging van artikel 30 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, wat betreft de kosten, uitgaven en rechten, wordt vastgelegd op 1 maart 2014. Gelet op de overdracht van de rechtsgrond van de rechten en kosten van de wet naar het koninklijk besluit, moet de inwerkingtreding van die wet samenvallen met die van dit koninklijk besluit, omdat de verzoekschriften die in die tussentijd worden ingediend anders geen aanleiding kunnen geven tot rechten. Dit besluit zal van toepassing zijn op alle verschuldigde rechten vanaf de inwerkingtreding ervan, dit wil zeggen dat als de indiening van een procedurehandeling een recht creëert, dat voorgeschoten en vereffend zal worden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit

Wij hebben de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedvolle

en getrouwe dienaars,

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Mevr. J. MILQUET

De Minister van Financiën,

K. GEENS

ADVIES 55.043/2 VAN 20 JANUARI 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN DE REGLEMENTERING BETREFFENDE DE INNING VAN DE KOSTEN VOOR DE RAAD VAN STATE'

Op 13 januari 2014 is de Raad van State...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT