28 JUNI 2013. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie

Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. In artikel 1.1.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, gewijzigd bij de decreten van 6 mei 2011, 8 juli 2011, 18 november 2011, 16 maart 2012 en 13 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. er wordt een punt 30/2° ingevoegd, dat luidt als volgt :

    30/2° eilandwerking : de situatie waarin een productie-installatie in normale werking niet gekoppeld is aan :

    a) het elektriciteitsdistributienet of daaraan gekoppelde gesloten distributienetten;

    b) het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of daaraan gekoppelde gesloten distributienetten;

    c) het transmissienet;

    ;

  2. in punt 113/2° wordt tussen de zinsnede « gedurende 36 maanden na de aanvraag. » en de woorden « Een project kan » de zin « Voor biomassaprojecten of warmte-krachtprojecten uit de door de Vlaamse Regering conform artikel 7.1.4/1, § 1, tweede lid, vastgelegde projectcategorieën waarvoor per project een specifieke bandingfactor wordt vastgelegd, kan deze termijn maximaal drie maal voor één jaar verlengd worden op basis van een grondig onderbouwde motivatie waarin de aanvrager aan het Vlaamse Energieagentschap aantoont dat de geldigheidsduur van de startdatum onvoldoende is om het project in gebruik te nemen. » ingevoegd;

  3. punt 126° /1 wordt vervangen door wat volgt :

    « 126/1° uitbating volgens de regels van de kunst : een uitbating overeenkomstig het « goede-huisvader »-beginsel en waarbij bovendien het potentieel aan energie-opwekking of energie-besparing ten aanzien van het vermogen van de installatie niet significant wordt onderbenut voor langdurige periodes door de expliciete of impliciete wil van de exploitant en/of eigenaar, en waarbij louter contractuele en/of commerciële overwegingen niet kunnen gelden als verschoning voor een langdurige onderbenutting van het potentieel van deze installatie. Kortdurende onderbenutting met het oog op een betere afstemming van elektriciteitsproductie en marktvraag of met het oog op een ondersteuning van het netbeheer beantwoordt wel aan het « goede-huisvader »-beginsel. »;

  4. er wordt een punt 126/2° ingevoegd, dat luidt als volgt :

    126/2° vergunningverlenend bestuursorgaan : het bestuursorgaan dat de stedenbouwkundige vergunning aflevert;

    ;

  5. er wordt een punt 131/2° ingevoegd, dat luidt als volgt :

    131/2° vollasturen :

    a) voor groenestroomproductie is dit de netto groenestroomproductie over een bepaalde periode die in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, gedeeld door het nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen, rekening houdend met de groenfactor;

    b) voor warmte-krachtbesparing is dit de netto warmte-krachtbesparing over een bepaalde periode die in aanmerking komt voor warmte-krachtcertificaten, gedeeld door het theoretisch vermogen aan warmte-krachtbesparing, dat berekend wordt op basis van de constructeursgegevens zoals die gebruikt werden voor het berekenen van de RPE die werd vastgelegd in de beslissing van de VREG;

    .

    Art. 3. In artikel 7.1.1 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 13 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  6. in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zin « De extra investeringen hebben betrekking op installaties die in gebruik genomen worden voor 1 januari 2013 en waarbij de extra investeringen zijn uitgevoerd voordat de periode, vermeld in het tweede en derde lid, is verstreken. » vervangen door « Ook indien er geen oorspronkelijke investering of extra investeringen zijn die nog niet zijn afgeschreven, wordt een bandingfactor berekend. Daarbij worden dan geen investeringskosten in rekening gebracht. De extra investeringen zijn uitgevoerd en in gebruik genomen voor 1 juli 2013 en voordat de periode, vermeld in het tweede en derde lid, is verstreken. »;

  7. aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

    De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het derde lid, een alternatieve methode voor toekennen van groenestroomcertificaten vastleggen op basis van het aantal vollasturen gehanteerd in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie.

    ;

    Art. 4. Aan artikel 7.1.2, § 2 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  8. in het tweede lid worden na de woorden « Een installatie » en voor de woorden « met startdatum », de woorden « of ingrijpende wijziging » ingevoegd;

  9. in het derde lid worden na de woorden « voor installaties » en voor de woorden « met startdatum », de woorden « of ingrijpende wijzigingen » ingevoegd;

  10. er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

    De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het tweede lid, een alternatieve methode voor toekennen van warmte-krachtcertificaten vastleggen op basis van het aantal vollasturen gehanteerd in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die warmte-krachttechnologie.

    .

    Art. 5. In artikel 7.1.4/1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 13 juli 2012, wordt in paragraaf 1, achtste lid, tussen het woord « bandingfactoren » en « mee » de woorden « voor de representatieve en niet-representatieve projectcategorieën, bedoeld in het tweede lid » ingevoegd.

    Art. 6. In de plaats van artikel 7.1.6 van hetzelfde decreet, vernietigd bij het arrest nr. 135/2012 van 30 oktober 2012 van het Grondwettelijk Hof, komt een nieuw artikel 7.1.6, dat luidt als volgt :

    Art. 7.1.6, § 1. De netbeheerders kennen voor zover de producent zelf daarom verzoekt een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt in installaties die aangesloten zijn op hun net en op gesloten distributienetten, gekoppeld aan hun net. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen draagt de producent het overeenstemmende aantal groenestroomcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

    Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden aanvaard in het kader van artikel 7.1.10.

    De minimumsteun wordt vastgelegd afhankelijk van de gebruikte hernieuwbare energiebron en de gebruikte productietechnologie.

    Voor installaties in gebruik genomen vóór 1 januari 2010 bedraagt de minimumsteun :

    1° voor zonne-energie : 450 euro per overgedragen certificaat;

    2° voor waterkracht, getijden- en golfslagenergie en aardwarmte : 95 euro per overgedragen certificaat;

    3° voor windenergie op land en voor organisch-biologische stoffen waarbij al dan niet co-verbranding wordt toegepast, voor de vergisting van organisch-biologische stoffen in stortplaatsen, en voor het organisch-biologisch deel van restafval : 80 euro per overgedragen certificaat. Voor biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT