2 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van een subsidie voor de organisatoren en van maatregelen voor de gezinnen in de kinderopvang en de buitenschoolse opvang naar aanleiding van de gevolgen van het COVID-19-virus en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het COVID-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de kinderopvang en het besluit van de Vlaamse Regering van 1 april 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het Covid-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de buitenschoolse opvang, in de opvang van zieke kinderen en in de preventieve gezinsondersteuning

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 5, § 2, 2°, a), ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, en artikel 13, § 4, ingevoegd bij het decreet van 21 juni 2013;

- het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 6, § 1, 3°, e), en § 5, artikel 8, § 1, gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2012 en 23 maart 2018, en § 3, eerste lid, 1°, artikel 10, 3°, en artikel 12, § 1, tweede lid, en § 3, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 18 september 2020.

- Er is een verzoek om spoedbehandeling ingediend, gemotiveerd door de omstandigheid dat bij ministerieel besluit van 4 september 2020 de subsidieregeling voor de sectoren van de kinderopvang, de buitenschoolse opvang en de opvang van zieke kinderen met ingang vanaf 1 oktober 2020 wordt stopgezet. De meest recente cijfers over de bezetting, de bestaande maatregelen van de Nationale Veiligheidsraad en de recent beschikbare informatie over de risico's van kinderen voor de verspreiding van de epidemie, hadden duidelijk gemaakt dat het algemene subsidiesysteem waarbij alle afwezigheidsdagen vergoed werden, overbodig was geworden. Daardoor waren ook de algemeen geldende maatregelen voor de gezinnen niet verder noodzakelijk. Het is echter duidelijk dat er zich ook na september 2020 toch nog situaties kunnen voordoen naar aanleiding van maatregelen in de bestrijding van de COVID-19-epidemie, die op organisatoren een financiële impact hebben. De Nationale Veiligheidsraad zet immers in op contacttracing bij vaststelling van een besmetting. Artsen bezorgen aan alle personen die mogelijk besmet zijn of een hoogrisicocontact hadden, een quarantaine-attest dat tot thuisisolatie van de betrokken personen leidt. In de sectoren van kinderopvang en buitenschoolse opvang kan dat ertoe leiden dat begeleiders en kinderen van een volledige leefgroep of opvanglocatie in thuisisolatie moeten gaan. Daarnaast is het duidelijk dat de Nationale Veiligheidsraad ervoor heeft gekozen om ook decentrale bestrijding van de epidemie mogelijk te maken. Artikel 23 van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken bepaalt immers dat als vastgesteld wordt dat er een plaatselijke heropleving van de epidemie op een grondgebied is, de burgemeester of gouverneur bijkomende maatregelen kan nemen die vereist zijn door de situatie. Dat kan eveneens gaan om maatregelen die een directe impact hebben op de kinderopvang of buitenschoolse opvang binnen dat grondgebied. Voor dergelijke situaties is het dan ook noodzakelijk dat de Vlaamse overheid de organisatoren die daar ongewild mee geconfronteerd worden, financieel kan ondersteunen om de leefbaarheid en duurzaamheid van de opvang te garanderen. Het is noodzakelijk dat die steun er is vanaf 1 oktober 2020, aangezien er vanaf dan geen andere Vlaamse tussenkomst meer is voor het verlies aan inkomsten door een verlaagde bezetting of zelfs sluiting naar aanleiding van verplichte maatregelen waarmee een organisator geconfronteerd wordt. De Raad van State heeft advies 2020/301 gegeven op 25 september 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. afwezigheidsdag: de opvangdag die besteld is door het gezin in het opvangplan in de schriftelijke overeenkomst tussen de organisator en het gezin, en waarop het kind afwezig is door een doelgroepbeperking of door een verplichte sluiting;

  2. agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004;

  3. attest van toezicht: het attest van toezicht, vermeld in artikel 3, § 1, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

  4. buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang, vermeld in artikel 1, 1°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

  5. decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;

  6. decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;

  7. doelgroepbeperking: de beperking van het type gezin dat gebruik mag maken van de kinderopvang of buitenschoolse opvang, opgelegd aan de organisator van kinderopvang of buitenschoolse opvang. De doelgroepbeperking is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door een federale maatregel, een Vlaamse maatregel, of een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 23 van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. De maatregelen ten aanzien van gezinnen die betrekking hebben op de thuisisolatie vallen daar niet onder;

  8. gezinsopvang voor buitenschoolse kinderen: de gezinsopvang, vermeld in artikel 1, 4°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

  9. groepsopvang voor buitenschoolse kinderen: de groepsopvang, vermeld in artikel 1, 5°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

  10. kinderopvang: de kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012;

  11. leefgroep:

    1. voor de kinderopvang van baby's en peuters: de leefgroep, vermeld in artikel 55 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;

    2. voor de buitenschoolse opvang: het welomlijnde aantal plaatsen waarvoor een verplichte sluiting opgelegd wordt;

  12. lokale dienst: de lokale dienst, vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie;

  13. openingsdag: de dag waarop men beschikbaar is om kinderen op te vangen;

  14. opvangmoment: een van de volgende momenten op een openingsdag waarop een kind buitenschools opgevangen wordt:

    1. vóór schooltijd;

    2. na schooltijd;

    3. op woensdagnamiddag;

    4. op een schoolvrije dag;

    5. een schoolvakantiedag;

  15. opvang op een schooldag: de opvang vóór schooltijd, na schooltijd of op woensdagnamiddag;

  16. opvang op een schoolvrije dag: de opvang op een schoolvrije dag of gedurende de schoolvakantie;

  17. subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang: de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 36 tot en met 41 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

  18. verplichte sluiting: de gedeeltelijke of volledige sluiting van een kinderopvanglocatie of opvanglocatie die een direct gevolg is van een van de volgende situaties:

    1. de sluiting is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door één van de volgende maatregelen:

      1) een federale maatregel;

      2) een Vlaamse maatregel;

      3) een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 23 van het ministerieel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT