2 MAART 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming houdende de inperking van de gevolgen van de `prijs van de liefde'

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel artikel 9ter, § 2, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming te wijzigen, zodat voor de integratietegemoetkoming het inkomen van de partner van de persoon met een handicap volledig wordt vrijgesteld.

Tot nu toe wordt het bedrag van deze tegemoetkoming bepaald rekening houdend met het inkomen van de persoon met een handicap en van de persoon met wie hij een huishouden vormt. De integratietegemoetkoming heeft tot doel de meerkosten te compenseren in verband met het verlies van zelfredzaamheid van de persoon met een handicap in een omgeving, die voor hem ruim ontoegankelijk is en dus meerkosten met zich meebrengt. Deze kosten zijn er, ongeacht of de persoon met een handicap alleen of met een partner leeft of getrouwd is. Deze levenskeuze mag logischerwijs niet van toepassing zijn op het bedrag van de integratietegemoetkoming. Getrouwd zijn of samenwonen met een partner vormt in dit opzicht een onrechtvaardige discriminatie voor de persoon met een handicap die een integratietegemoetkoming geniet. De afschaffing van de prijs van de liefde is dus een doelstelling die de regering zich heeft gesteld en ik breng ze hier over.

Artikel 7, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap verduidelijkt, in zijn tweede lid, het volgende: "De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat moet worden verstaan onder "inkomen" en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag ervan moet worden bepaald".

Datzelfde artikel verduidelijkt in zijn derde lid het volgende: "De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen dat sommige inkomsten of delen van het inkomen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen". Dit lid verduidelijkt dat een onderscheid kan worden gemaakt, met name, in functie van het soort tegemoetkoming.

Het ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel artikel 9ter, § 2, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 te wijzigen, zodat voor de integratietegemoetkoming, het inkomen van de partner van de persoon met een handicap volledig wordt vrijgesteld. Met andere woorden dat dit inkomen niet meer in aanmerking wordt genomen. Dat is wat de afschaffing vormt van wat doorgaans de "prijs van de liefde" wordt genoemd.

In zijn advies 68.592/1 van 18 januari 2021 over het ontwerp van koninklijk besluit is de afdeling wetgeving van de Raad van State in hoofdzaak van oordeel, dat door de uitvoerende macht toe te staan "sommige inkomsten of delen van het inkomen" slechts gedeeltelijk of helemaal niet in aanmerking te nemen, artikel 7, § 1, derde lid, niet impliceert dat de Koning de bevoegdheid zou hebben om het inkomen van de persoon met een handicap of dat van zijn partner volledig vrij te stellen.

De Raad van State lijkt ook van oordeel te zijn dat het besluit tot gevolg zal hebben dat de verwijzing naar het begrip huishouden niet meer relevant zal zijn, terwijl de wetgever in de voorbereidende werkzaamheden voor de programmawet (I) van 24 december 2002 het "cruciale" karakter van het begrip huishouden heeft beklemtoond en dus niet heeft voorzien in de mogelijkheid van een "volledige vrijstelling" van het inkomen van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt.

In de eerste plaats is de volledige vrijstelling van het inkomen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT