19 MAART 2017. - Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsmaatregelen inzake de oprichting en de exploitatie van installaties voor vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat u wordt voorgelegd beoogt de algemene veiligheidsvoorschriften in het kader van het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de buitendienststelling van de vervoersinstallaties van gasachtige producten en andere door middel van leidingen te bepalen.

  1. Voorwerp

    1. Dit ontwerp bepaalt de algemene en fundamentele veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen in het kader van de oprichting en exploitatie van leidingen bestemd voor het vervoer van gasachtige producten en andere.

      De geldende bepalingen ter zake dateren al van zeer lang en zijn sinds meer dan een kwarteeuw niet aangepast.

      Zo kadert het vervoer van aardgas in een koninklijk besluit van 11 maart 1966 ter bepaling van de veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen bij de oprichting en exploitatie van de gasvervoersinstallaties door middel van leidingen. Dit besluit is slechts tweemaal gewijzigd, door de koninklijke besluiten van 28 maart 1974 en van 24 januari 1991.

      Hetzelfde wordt vastgesteld wat betreft de installaties voor het vervoer van andere producten zoals vloeibare koolwaterstoffen en vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen (koninklijk besluit van 25 juli 1967, voor het laatst gewijzigd op 30 december 1993), pekel, natronloog en afvalvloeistoffen (koninklijk besluit van 20 februari 1968, voor het laatst gewijzigd op 30 december 1993), alsook gasvormige zuurstof (koninklijk besluit van 9 mei 1969, voor het laatst gewijzigd op 18 mei 1993).

      Dit ontwerp van koninklijk besluit is derhalve bedoeld om de veiligheidsmaatregelen inzake de oprichting, bouw, exploitatie en buitengebruikstelling van de installaties voor het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen te actualiseren.

      De nieuwe reglementering zal rekening houden zowel met de technologische ontwikkelingen die hebben plaatsgehad sinds de basistekst als met de huidige beste praktijk betreffende de veiligheid van het vervoer door middel van leidingen. Deze reglementering put onder meer inspiratie uit de ervaring van aangrenzende landen.

      In de tekst wordt aldus rekening gehouden met de regels van de goede industriële praktijk alsook met de functionele normen die op Europees en internationaal niveau werden opgesteld, onder andere door de Technische Comités "gasinfrastructuur" van de Europese en internationale normalisatie-instituten. Het gaat onder meer om de normen NBN EN.1594, NBN EN.12007, NBN EN.12186, NBN EN.12583 en NBN EN.14161.

      Door de integratie van de beste industriële praktijk en van standaarden die op Europees en internationaal niveau zijn aangenomen, wordt bijgedragen tot de doelstelling om de veiligheidsvoorschriften te laten evolueren en aan te passen op basis van de recentste ontwikkelingen.

    2. Dit ontwerp kadert in een stelsel van algemene tot zeer gedetailleerde regels, die door hun exhaustiviteit, precisie en coherentie zullen bijdragen tot een hoog veiligheidsniveau. Dit regelgevend geheel reglementeert een activiteit waarmee inherent bepaalde risico's zijn verbonden en is bedoeld om ervoor te zorgen dat het vervoer via pijpleidingen één van de veiligste en rationele middelen blijft om gasachtige producten en andere door middel van leidingen te vervoeren.

    3. In deze nota worden opeenvolgend het wettelijk kader van het ontwerp (II), het toepassingsgebied (III) en de inhoud hoofdstuk per hoofdstuk (IV) uiteengezet.

  2. Wettelijk kader

    1. Dit ontwerp is genomen in toepassing van artikel 108 van de Grondwet en in uitvoering van artikel 17 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (hierna de "Gaswet" genoemd), zoals hersteld bij artikel 35 van de wet van 8 mei 2014 houdende diverse bepalingen inzake energie.

      Dit ontwerp moet overigens in verband worden gebracht met de algemene principes uitgevaardigd door artikel 17/1 van de Gaswet (ook ingevoegd bij de voormelde wet van 8 mei 2014). Dit artikel bepaalt dat (i) de vervoersinstallaties moeten worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en buiten dienst gesteld overeenkomstig de regels bepaald door artikelen 16 en 17 van de Gaswet en dat (ii) de houder van een vervoersvergunning een vermoeden van veilig handelen geniet, onder bepaalde voorwaarden.

      In dit geval, wanneer de houder van een vervoersvergunning zich aan de Gaswet houdt en aan de regelgeving die in uitvoering hiervan wordt opgesteld (en hierna wordt uiteengezet), wordt hij geacht om zijn installatie op economische en veilige wijze op te richten, te exploiteren, te onderhouden, te ontwikkelen en buiten dienst te stellen, en om alle redelijke middelen in het werk te stellen om de veiligheid van goederen en personen te waarborgen, met respect voor het het milieu.

      De bepalingen van dit ontwerp maken dus deel uit van de voorwaarden die moeten worden nageleefd door de houder van een vervoersvergunning, zodat hij kan genieten van het eerder genoemde wettelijk vermoeden van veilig handelen.

    2. Overeenkomstig de structuur bepaald door artikel 17 van de Gaswet en zonder afbreuk te doen aan het eerder vermelde artikel 17/1 van de Gaswet, staat dit ontwerp dus bovenaan een regelgeving betreffende de veiligheid van de vervoersinstallaties, die uit drie niveaus bestaat: (i) de algemene voorschriften die worden vermeld in dit ontwerp van koninklijk besluit; (ii) ze worden verduidelijkt in de Technische Codes bedoeld in artikel 17, § 2, van de Gaswet; (iii) de individuele voorschriften daarentegen worden vermeld in de vervoersvergunningen. De bevoegdheid om deze drie types voorschriften goed te keuren, wordt als volgt bepaald :

  3. De Koning is bevoegd om de algemene voorschriften houdende de veiligheid van de vervoersinstallaties te bepalen, krachtens artikel 17, § 1, van de Gaswet. Dit ontwerp van koninklijk besluit wordt op die grondslag genomen.

  4. De goedkeuring van de Technische Codes valt onder de bevoegdheid van de minister bevoegd voor Energie, krachtens artikel 17, § 2, van de Gaswet. Die Technische Codes moeten de details, met inbegrip van de technische maatregelen, vastleggen die nodig zijn voor de uitvoering van de algemene veiligheidsvoorschriften die in dit ontwerp zijn vervat. De goedkeuringsprocedure van de Technische Codes wordt vastgelegd in artikel 17, § 2, van de Gaswet.

    Aangezien de Technische Codes bedoeld zijn als een weerspiegeling van de beste industriële praktijk en van de Europese en internationale normen, zullen zij dus worden herzien om in voorkomend geval ervoor te zorgen dat de technische maatregelen die erin worden beschreven, stroken met de evolutie van die beste praktijken en normen. De procedure die van toepassing is op deze evolutie van de Technische Codes wordt beschreven in dit ontwerp (art. 78) en komt overeen met de goedkeuringsprocedure van die Codes, waardoor het reglementeringsproces vlot en dynamisch kan blijven verlopen.

  5. Krachtens artikel 3 van de Gaswet is de minister bevoegd om individuele vervoersvergunningen te verlenen voor de bouw en exploitatie van alle vervoersinstallaties. Die vervoersvergunningen kunnen bijzondere voorwaarden bevatten die van toepassing zijn op de houder ervan, onder meer inzake veiligheid. De procedure en de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen worden vastgelegd in het koninklijk besluit van 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen.

    De combinatie van de drie voorgenoemde instrumenten resulteert in een regelgeving die bindend, volledig, coherent, hiërarchisch opgebouwd en exhaustief is voor elke vervoersinstallatie. De voorschriften die voortvloeien uit de individuele vervoersvergunning moeten aldus conform de Technische Codes zijn, die op hun beurt conform dit ontwerp moeten zijn.

    Indien de bepalingen van de Technische Codes of van de individuele vergunningen niet verenigbaar zijn met die van dit ontwerp, dan genieten de laatstgenoemde bepalingen voorrang, overeenkomstig het principe van de hiërarchie der normen. Behoudens andersluidende bepalingen (in het bijzonder de hieronder aangegeven bepalingen aangaande het temporele toepassingsgebied) of toegestane afwijkingen (cf. artikelen 19 en 79 van dit ontwerp), zal het besluit derhalve impliciet bepalingen die van een lagere hiërarchische orde en onverenigbaar zijn, opheffen. Dit principe geldt ook voor bepalingen van vergunningen die onverenigbaar zouden zijn met die van de Technische Codes.

  6. Toepassingsgebied

    1. Het materiële, persoonsgebonden en temporele toepassingsgebied van dit ontwerp wordt hieronder opeenvolgend besproken.

      III.1 Materiële toepassingsgebied (art. 3, § 1)

    2. Wat het materiële toepassingsgebied betreft, geldt dit ontwerp voor "vervoersinstallaties" in de betekenis van artikel 1, 8°, van de Gaswet, namelijk "alle leidingen, met inbegrip van de directe leidingen en de upstream-installaties, en alle opslagmiddelen, LNG-installaties, gebouwen, machines en accessoire inrichtingen". Het ontwerp is niet van toepassing op de installaties bedoeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, zoals de ondergrondse installaties voor de opslag van aardgas van Fluxys Belgium te Loenhout (art. 3, § 3).

    3. Het ontwerp beoogt meer bepaald de vervoersinstallaties voor gas, namelijk (overeenkomstig artikel 1, 1°, van de Gaswet) "elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een absolute druk van 1,01325 bar".

      Het is eveneens van toepassing op bepaalde vervoersinstallaties van andere producten dan gas, waartoe de Koning het toepassingsgebied van de Gaswet heeft uitgebreid (op basis van het artikel 2, § 3, 2°, van die wet). Het gaat meer bepaald om vloeibare koolwaterstoffen, vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, pekel, natronloog en afvalvloeistoffen, gezuiverd afvalwater van nucleaire installaties, andere types gezuiverd afvalwater en gasvormig zuurstof.

    4. Om als vervoersinstallatie in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT