19 JANUARI 2017. - Besluit van de Regering tot wijziging van verschillende statutaire en geldelijke bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en bepaalde paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap

De Regering van de Duitstalige Gemeenschap,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §§ 1 en 3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 54, eerste lid, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap, artikel 102, § 1, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren;

Gelet op het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het "Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap);

Gelet op het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan;

Gelet op het besluit van de Regering van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut;

Gelet op het besluit van de Regering van 4 september 2012 tot wijziging van het besluit van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA) en het besluit van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut;

Gelet op het met redenen omklede advies van de directieraad van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap van 17 oktober 2016;

Gelet op protocol nr. S7/2016 van sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap van 10 november 2016;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 november 2016;

Gelet op advies 60.493/3 van de Raad van State, gegeven op 22 december 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG;

Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd voor Personeel;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren

Artikel 1. Artikel 3, § 1, tweede lid, van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren, vervangen bij het besluit van de Regering van 17 juli 2003, wordt vervangen als volgt :

In afwijking van het eerste lid geschiedt een indienstneming bij arbeidsovereenkomst :

1. om een ambtenaar gedurende een tijdelijke voltijdse of deeltijdse afwezigheid te vervangen;

2. om te voldoen aan personeelsbehoeften, ongeacht de aard ervan, totdat de nodige selectieprocedures georganiseerd en afgesloten zijn om de functies door statutaire personeelsleden te laten bekleden;

3. altijd om bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen die door de Regering vastgelegd worden.

Art. 2. In hoofdstuk I, afdeling 1, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 17 januari 2013, wordt een artikel 3.1 ingevoegd, luidende :

Art. 3.1 De benoeming van een ambtenaar geschiedt van ambtswege in een voltijds ambt.

Art. 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "De rangen worden aangeduid met een Romeins cijfer dat het niveau aangeeft en met een letter, waarbij de letter A of, naargelang van het geval, de letters AA de hoogste rang binnen een niveau aangeven."

Art. 4. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in het tweede lid worden de woorden "3 rangen, van II+/C tot II+/A" vervangen door de woorden "4 rangen, van II+C tot II+AA";

  2. in het derde lid worden de woorden "3 rangen, van II/C tot II/A" vervangen door de woorden "4 rangen, van II.C tot II.AA".

    Art. 5. In artikel 11.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 17 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  3. het eerste en het tweede lid worden vervangen als volgt :

    De Regering wijst voor een verlengbare termijn van vijf jaar departementshoofden aan, hetzij onder de met "positief" geëvalueerde ambtenaren, contractuelen of met een opdracht voor het Ministerie belaste personeelsleden van het onderwijs of onder externe gegadigden. Op het tijdstip van de aanwijzing als departementshoofd is betrokkene houder van een diploma dat hem toegang verleent tot niveau II+ of niveau I of is betrokkene geslaagd voor een overgangsexamen voor niveau II+ of niveau I.

    De aanwijzing geschiedt op de voordracht van de directieraad nadat de voorzitter van de directieraad een oproep tot de gegadigden heeft gedaan waarin het vereiste profiel is bekendgemaakt en nadat de directieraad vervolgens de geschiktheid en de vaardigheden van alle in aanmerking komende gegadigden voor de leidinggevende taak heeft vergeleken.

  4. het artikel wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :

    Het departementshoofd kan zijn ambt te allen tijde neerleggen, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden.

    Art. 6. In artikel 21, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 11 december 2003, worden de woorden "van de vermindering van de prestaties" opgeheven.

    Art. 7. In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  5. in het tweede lid worden de woorden "15 werkdagen" vervangen door de woorden "15 werkdagen bij een voltijdse betrekking" en voorts wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin : "Deeltijdse prestaties worden in verhouding tot een voltijdse betrekking aangerekend."

  6. in het derde lid worden het tweede tot en met het vijfde streepje opgeheven;

  7. het vierde lid wordt opgeheven.

    Art. 8. In hoofdstuk II van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 17 januari 2013, wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende :

    Afdeling 4. - Stage voor contractuele personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die zonder onderbreking in de tijd overgaan naar het statutaire dienstverband

    Art. 9. In hoofdstuk II, afdeling 4, van hetzelfde besluit wordt een artikel 36.10.1 ingevoegd, luidende :

    Art. 36.10.1 Voor contractuele personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die zonder onderbreking in de tijd van het contractuele naar het statutaire dienstverband overgaan, geldt de stage overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk als met succes voltooid, als de duur van het contractuele dienstverband op de dag van de inwerkingtreding van de vacantverklaring van de betrekking minstens overeenstemt met de duur van de stage die de betrokkene als kandidaat-ambtenaar zou hebben moeten doorlopen. Zijn benoeming tot ambtenaar geschiedt onmiddellijk.

    Indien de duur van het contractuele dienstverband op de dag van de inwerkingtreding van de vacantverklaring van de betrekking korter is dan de duur van de stage die de betrokkene als kandidaat-ambtenaar zou hebben moeten doorlopen, stemt de duur van de stage overeen met de ontbrekende periode. Tijdens die verkorte stage is afdeling 2 van dit hoofdstuk van toepassing op de kandidaat-ambtenaar.

    Indien de periode vermeld in het tweede lid minder dan drie maanden bedraagt, wordt de betrokkene vrijgesteld van de in artikel 25 vermelde verplichting om een persoonlijk rapport op te stellen.

    Dit artikel is niet van toepassing wanneer - uiterlijk op de dag vóór de inwerkingtreding van de vacantverklaring van de betrekking - de arbeidsovereenkomst van de betrokkene werd opgezegd of in enigerlei vorm tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd besloten.

    Art. 10. In hoofdstuk II, afdeling 4, van hetzelfde besluit wordt een artikel 36.10.2 ingevoegd, luidende :

    Art. 36.10.2 Voor de berekening van de perioden van het contractuele dienstverband die als stageperiode gelden, wordt - onverminderd het tweede en het derde lid - rekening gehouden met elke periode vanaf de dag van indienstneming onder arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de perioden waarin de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst was en aan betrokkene om die reden geen loon uitbetaald werd.

    Wanneer de betrokkene bij een voltijdse betrekking in het totaal 15 werkdagen al dan niet onderbroken afwezig is geweest, dan wordt geen rekening meer gehouden met de daaropvolgende afwezigheden tijdens de stage. Jaarlijkse vakantie wordt niet als afwezigheid beschouwd.

    Deeltijdse prestaties worden in verhouding tot een voltijdse betrekking aangerekend.

    Art. 11. In artikel 36.13, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 11 december 2003, worden de woorden "en bevindt zich in actieve dienst" opgeheven.

    Art. 12. In artikel 37 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 5 juli 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  8. (geldt alleen voor de Duitse tekst);

  9. het derde lid van dezelfde paragraaf wordt vervangen als volgt :

    In de gevallen vermeld in het tweede lid, 1° en 2°, en in de artikelen 10, 11.2 en 71 mag de vereiste evaluatie "positief" niet ouder zijn dan twee jaar. In het geval vermeld...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT