19 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de autonomiefactor bedoeld in artikel 5/2, § 1, derde en vierde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Ingevolge de Zesde Staatshervorming halen de gewesten iets minder dan 12 miljard euro aan eigen middelen uit de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, die de gewesten vanaf aanslagjaar 2015 kunnen heffen aan de hand van het "uitgebreide opcentiemenmodel" (titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (bijzondere financieringswet - BFW), zoals ingevoegd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden.

In het kader van hun fiscale autonomie inzake personenbelasting, kunnen de gewesten :

- opcentiemen heffen op een deel van de personenbelasting;

- kortingen toestaan;

- belastingvermeerderingen en -verminderingen toepassen;

- terugbetaalbare belastingkredieten toestaan.

(artikel 5/1, § 1, eerste en derde lid, BFW)

De gewestelijke opcentiemen worden berekend op de gereduceerde belasting Staat (artikel 5/1, § 1, eerste lid, 1°, BFW), dit is de belasting Staat, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de belasting Staat vermenigvuldigd met de autonomiefactor (artikel 5/2, § 1, eerste lid, BFW).

De autonomiefactor werd zo bepaald dat de ontvangsten uit de gewestelijke personenbelasting gelijk zijn aan het totaal van :

- de middelen verkregen uit de personenbelasting door de gewesten (artikel 33, BFW, voor de wijziging ervan door de bijzondere wet van 6 januari 2014) en berekend voor het startjaar (2015) volgens de bepalingen van de bijzondere financieringswet zoals hij voor de wijziging ervan door de bijzondere wet van 6 januari 2014 bestond;

- verminderd met de negatieve term, zonder het bedrag dat in het overgangsmechanisme werd overgedragen;

- vermeerderd met 40 pct. van de kostprijs van de aan de gewesten overgedragen fiscale uitgaven.

Voor het startjaar 2015 werd de autonomiefactor bepaald op 25,990 pct. op basis van de vermoedelijke dotatie en de geraamde belastingen en fiscale uitgaven voor het aanslagjaar 2015. Deze (voorlopige) autonomiefactor is van toepassing voor de aanslagjaren 2015, 2016 en 2017 (artikel 5/2, § 1, tweede lid, BFW).

Vanaf aanslagjaar 2018 zal de definitieve autonomiefactor worden toegepast. Deze definitieve autonomiefactor wordt berekend volgens de formule die is vastgelegd in artikel 5/2, § 1, derde lid, BFW en afgerond volgens...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT