19 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling

De Vlaamse regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende subsidieregeling van het loon en de sociale lasten van de werknemers in de beschutte werkplaatsen die erkend zijn door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1999 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de beschutte werkplaatsen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 houdende subsidieregeling van het loon en van de sociale lasten van personen tewerkgesteld in de gehandicaptensector en wier tewerkstellingskosten voorheen in het stelsel van het derde arbeidscircuit door de overheid gedragen werden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidies voor de beschutte werkplaatsen;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 12 mei 2014;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 april 2014;

Gelet op het advies 56.015/1 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen en Gelijke Kansen en de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Adviescommissie Sociale Economie : de Adviescommissie Sociale Economie, opgericht met toepassing van hoofdstuk 8 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;

  2. beschutte werkplaats : de beschutte werkplaats, erkend conform artikel 79 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006;

  3. DAEB-besluit van 20 december 2011 : het besluit (EG) nr. 2012/2l/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen;

  4. decreet van 12 juli 2013 : het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;

  5. departement : het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;

  6. kwaliteitsmanagementsysteem : een hulpmiddel dat het management van het maatwerkbedrijf ondersteunt bij de kwaliteitsvolle bedrijfsvoering;

  7. minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie;

  8. sociale werkplaats : de sociale werkplaats erkend overeenkomstig het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;

  9. verordening (EG) nr. 651/2014 : de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

    HOOFDSTUK 2. - Subsidievoorwaarden

    Afdeling 1. - Maatwerkbedrijven

    Art. 2. § 1. Het maatwerkbedrijf stelt voor het aantal doelgroepwerknemers op jaarbasis gemiddeld minimaal twintig voltijdsequivalenten tewerk. Op jaarbasis behoort minimaal vijfenzestig procent van het totale werknemersbestand van het maatwerkbedrijf tot de categorie van doelgroepwerknemers, vermeld in artikel 3, 2°, a) en b), van het decreet van 12 juli 2013.

    De minister bepaalt de methodiek die het departement hanteert voor zowel de becijfering van de op jaarbasis gemiddeld twintig voltijds equivalenten van tewerkgestelde doelgroepwerknemers als voor de becijfering van het totale werknemersbestand van het maatwerkbedrijf.

    § 2. Het startende maatwerkbedrijf voldoet binnen twee jaar vanaf de datum van de toekenning van het contingent van de werkondersteunende maatregelen, vermeld in artikel 30, aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

    Art. 3. § 1. Het maatwerkbedrijf hanteert een actief en eigen kwaliteitsbeleid dat tot doel heeft om op een systematische wijze te voorzien in kwaliteitsvolle bedrijfsvoering op het vlak van onder meer :

  10. het beleid en de strategie van de onderneming;

  11. het bestuur, het algemene en financiële beheer van de onderneming;

  12. de inschakeling, de opleiding en de begeleiding van doelgroepwerknemers ter bevordering van duurzame loopbanen en de doorstroom binnen de sociale economie en naar het normale economische circuit;

  13. het maatschappelijk verantwoord ondernemen;

  14. de maatschappelijke inbedding;

  15. het beheer van middelen;

  16. maximale transparantie met betrekking tot het algemene en financiële beleid, en de betrokkenheid van interne en externe stakeholders.

    Met toepassing van het eerste lid moet het maatwerkbedrijf :

  17. een missie, waarden en een visie ontwikkelen;

  18. zijn activiteiten en strategische doelstellingen formuleren;

  19. een kwaliteitsmanagementsysteem hanteren.

    § 2. Het maatwerkbedrijf garandeert bij de uitvoering van het kwaliteitsbeleid de betrokkenheid van de medewerkers en de stakeholders. Het maatwerkbedrijf maakt zijn kwaliteitsbeleid bekend en integreert dat in zijn werking.

    Art. 4. Het maatwerkbedrijf rapporteert jaarlijks aan de hand van een duurzaamheidsverslag over zijn bedrijfsvoering. Het duurzaamheidsverslag omvat minimaal een toelichting over :

  20. het beleid, de strategie en het organisatieprofiel van de onderneming;

  21. het management, het bestuur en de democratische besluitvorming binnen de onderneming;

  22. de inschakeling, de begeleiding, de begeleide tewerkstelling in de enclavewerking, de opleiding, de duurzame loopbanen en de doorstroom van medewerkers;

  23. de milieu-impact van de bedrijfsvoering;

  24. de maatschappelijke inbedding van de onderneming;

  25. de economische en financiële prestaties.

    De minister bepaalt :

  26. de indicatoren en descriptoren waarover het maatwerkbedrijf minimaal rapporteert;

  27. het duurzaamheidsverslagmodel dat gebaseerd is op een of meer internationaal erkende duurzaamheidsverslagmodellen.

    Het maatwerkbedrijf bezorgt het duurzaamheidsverslag jaarlijks uiterlijk op 31 juli aan zijn stakeholders en aan het departement.

    Art. 5. Het maatwerkbedrijf onderwerpt zijn bedrijfsvoering aan een zelfevaluatie. Die zelfevaluatie heeft minimaal betrekking op :

  28. het beleid en de strategie van de organisatie, met aandacht voor de sociale, economische en milieu-impact;

  29. het bestuur en het management van de organisatie, met aandacht voor stakeholdersbetrokkenheid;

  30. het humanresourcesbeleid, met specifieke aandacht voor de inschakeling, de begeleiding, de opleiding, de duurzame loopbanen en de doorstroom van doelgroepwerknemers;

  31. de sleutel- en ondersteunende processen;

  32. de klantentevredenheid, de medewerkerstevredenheid, de maatschappelijke inbedding, de partnerschappen en de sleutelresultaten;

  33. het beheer van de middelen van de onderneming.

    Het departement stelt een zelfevaluatietool met criteria en subcriteria voor de indicatoren en de descriptoren ter beschikking van het maatwerkbedrijf. Het maatwerkbedrijf kan voor de toepassing van een of meerdere criteria verwijzen naar extern gevalideerde modellen. De minister legt minimaal een keer per jaar een lijst met extern gevalideerde modellen vast die voor de zelfevaluatie in aanmerking komen.

    De zelfevaluatie vindt plaats binnen een cyclus van drie jaar. Het maatwerkbedrijf bezorgt zijn zelfevaluatie aan het departement. Binnen drie maanden na de ontvangst voert het departement met het oog op de risicoanalyse een screening van de zelfevaluatie uit. Die risicoanalyse kan bijkomend aanleiding geven tot, in voorkomend geval :

  34. een verbeterassessment dat ter plaatse alle aandachtspunten uit de risicoanalyse toetst;

  35. een vervolgassessment dat ter plaatse de criteria en subcriteria valideert, waarover het maatwerkbedrijf vooruitgang heeft gerapporteerd.

    Het maatwerkbedrijf past zijn bedrijfsvoering maximaal aan de bevindingen van de zelfevaluatie aan, waarbij voorrang wordt verleend aan de aandachtspunten uit het assessment.

    Art. 6. Het departement organiseert ter ondersteuning van het maatwerkbedrijf uiterlijk om de negen jaar een kwaliteitsopvolging. De kwaliteitsopvolging neemt de vorm aan van een kwaliteitsassessment ter plaatse, waarbij alle criteria en subcriteria worden gevalideerd.

    De minister kan nadere voorwaarden voor het kwaliteitsassessment en de procedure bepalen.

    Art. 7. § 1. Als uit de opvolging van het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 3, door het departement blijkt dat de globale tewerkstelling van de doelgroepwerknemers in het gedrang komt wegens welbepaalde economische of financiële resultaten van het maatwerkbedrijf, kan de minister na het advies van het departement tot managementondersteuning ten behoeve van het maatwerkbedrijf bevelen.

    § 2. De managementondersteuning omvat een deskundig bedrijfsadvies dat specifieke, waardevolle en toekomstgerichte schriftelijke raadgevingen omvat ter verbetering van de financieel-economische situatie van de onderneming. Het bedrijfsadvies omvat :

  36. een analyse van de probleemstelling;

  37. het eigenlijk advies;

  38. de ondersteuning bij de opmaak van een schriftelijk actieplan dat voor een periode van achttien maanden een systematisch overzicht geeft van de maatregelen die door het maatwerkbedrijf zullen worden uitgevoerd.

    Het actieplan, vermeld in het eerste lid, 3°, geeft meetindicatoren ter verbetering en de streefdata voor de realisatie van elke maatregel op.

    De raad van bestuur van het maatwerkbedrijf neemt kennis...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT