19 APRIL 2020. - Bijzondere-machtenbesluit nr. 7 houdende bijkomende steunmaatregelen inzake vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting niet-inwoners, personenbelasting, belasting over de toegevoegde waarde, bedrijfsvoorheffing, registratierechten en retributies

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De gezondheidscrisis te wijten aan het nieuwe coronavirus waarmee de ganse wereld wordt geconfronteerd en de maatregelen die door de overheid van het land ter indamming van het virus werden getroffen veroorzaken nu reeds een economische crisis die zowel de bedrijven als de ganse bevolking treffen. De economische crisis zal zeker nog enige tijd verergeren en de leefbaarheid van een aantal ondernemingen in het gedrang brengen.

Teneinde de gezondheidscrisis en de ermee gepaard gaande economische crisis te bestrijden werd de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) door het Parlement aangenomen.

De bijzondere machten die de Koning heeft gekregen (zie in het bijzonder art. 2 en 5, § 1, 3°, 4° en 6° ), zijn, in fiscale materies, beperkt. Aldus, "De verplichtingen met betrekking tot de betaling en terugbetaling van de belastingen, taksen en rechten, kunnen worden verschoven in de tijd, doch niet gewijzigd, vervangen of opgeheven. In geen geval kunnen de tarieven, de grondslag of de belastbare verrichtingen aangepast worden. De maatregelen die de Koning krachtens deze wet kan nemen beperken zich aldus tot de inning en de invordering." (Kamer, Doc 55 1104/001, p. 5, Artikelsgewijze toelichting, onder artikel 4).

Ze zijn erop gericht de impact van de pandemie te wijten aan het coronavirus voor alle economische spelers zoveel mogelijk op te vangen.

Om extra financiële ademruimte te creëren voor de bedrijven en ondernemers maar ook voor gezinnen, worden in dit besluit bijkomende steunmaatregelen genomen inzake vennootschapsbelasting, rechtspersonen-belasting, belasting niet-inwoners, personenbelasting, btw en bedrijfsvoorheffing.

Dit besluit heeft tot voornamelijk doel:

1° het uitstel tot en met 30 april 2020 voor de indieningstermijn van de aangiften inzake vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting niet-inwoners- vennootschappen, met een uiterste indieningsdatum tussen 16 maart 2020 en 30 april 2020, alsook een automatisch uitstel van twee maanden voor de betalingstermijnen inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting rechtspersonenbelasting, belasting niet-inwoners, en bedrijfsvoorheffing, zonder boetes of interesten te moeten betalen;

2° het uitstel van de data van indiening van de periodieke btw-aangifte, van de bijzondere btw-aangifte, van de jaarlijkse klantenlisting, van de opgave van de intracommunautaire handelingen, een automatisch uitstel van betaling van twee maanden voor de betaling van de btw, alsook een versnelde terugbetaling.

De artikelen van dit besluit maken deel uit van de uitvoering van artikel 5, § 1, 3° en 6° van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II).

Het betreft meer in het bijzonder een wettelijke bekrachtiging van de dringende steunmaatregelen die eerder door de regering werden aangekondigd en op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën werden gepubliceerd onder de titel "Coronavirus - bijkomende steunmaatregelen : vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting niet-inwoners, personenbelasting, btw en bedrijfsvoorheffing" waardoor de rechtszekerheid voor belastingplichtigen die gebruik maken van uitstel van betaling wordt gewaarborgd. Het dringend karakter van de fiscale steunmaatregelen rechtvaardigt hun opname in dit besluit.

Bovendien wordt in dit besluit de termijn voor de griffiers tot overlegging van vonnissen en arresten op de kantoren Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie tijdelijk verlengd.

Artikel 1 van dit ontwerp heeft als enig doel de verplichtingen met betrekking tot de indiening van de aangifteformulieren inzake de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting van niet-inwoners-vennootschappen met een uiterste indieningsdatum tussen 16 maart 2020 en 30 april 2020, in de tijd te verschuiven.

Artikel 2 van het ontwerp bepaalt dat, wanneer rechtspersonen hun algemene vergadering uitstellen, in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 4 van 9 april 2020 houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie, de in artikel 310 WIB92 bedoelde termijn van één maand niet van toepassing is wanneer deze algemene vergadering plaatsvindt op een datum op minder dan een maand van de uiterste indieningsdatum van de aangifte in de vennootschapsbelasting.

Deze bepaling wordt genomen vanuit de bekommernis de uiterste indieningsdatum van de aangifte in de vennootschapsbelasting niet te verdagen teneinde de administratieve en procedurele termijnen niet nog meer te verkorten waardoor de goede werking van de diensten zou worden verstoord.

Artikel 3 laat toe om de betalingstermijn voor de bedrijfsvoorheffing verbonden aan de maanden februari, maart en april 2020, of aan het eerste kwartaal 2020 voor de kwartaalaangevers met twee maanden te verlengen.

De artikelen 4 en 5 voorzien een automatische verlenging van de betalingstermijn voor de inkomstenbelastingen voor aanslagjaar 2019 (de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting niet-inwoners) opgenomen in een kohier dat uitvoerbaar werd verklaard tussen 12 maart 2020 en 31 oktober 2020.

Deze termijn werd zo bepaald om ook de inkohieringen met betrekking tot boekjaren te paard te vatten.

Wanneer belastingschuldigen gebruik maken van deze bijkomende betalingstermijnen worden er noch nalatigheidsinteresten (art. 6), noch administratieve boetes (art. 8) toegepast tijdens de verlengingstermijn.

Zo zal ook de indiening van de betrokken aangifteformulieren na de op het formulier vermelde datum geen aanleiding geven tot een belastingverhoging (artikel 7) of een administratieve boete (artikel 8), beide wegens laattijdige indiening, op voorwaarde dat ze uiterlijk 30 april 2020 zijn ingediend.

Gelet op het eenmalig karakter ervan werden de verlengingen van de neerleggingstermijnen of de betalingstermijnen niet opgenomen in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 noch in de andere Wetboeken of in de normaal van toepassing zijnde wetgeving.

Het spreekt voor zich dat de bepalingen met betrekking tot de nalatigheidsinteresten en de administratieve sancties niet van toepassing zijn als de neerlegging of de betaling plaats heeft binnen de aldus verlengde termijnen.

Als de bedrijfsvoorheffing en de inkomstenbelastingen voldaan worden na het verstrijken van de verlengde termijn, zijn de artikelen 414 en 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van toepassing.

Artikel 9, § 1, voorziet een verlengde betalingstermijn voor de periodieke btw-maandaangiften met betrekking tot de maanden februari, maart en april 2020 alsook voor de btw-kwartaalaangifte met betrekking tot het eerste kwartaal van 2020. Artikel 9, § 2, voorziet daarnaast ook een verlengde betalingstermijn voor de bijzondere btw-aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal van 2020.

Wanneer belastingplichtigen gebruik maken van deze verlengde betalingstermijn, worden er geen nalatigheidsinteresten noch administratieve geldboeten toegepast tijdens de verlengingstermijn.

Artikel 9, § 3, voorziet een verlengde indieningstermijn voor de btw-maandaangiften met betrekking tot de maanden februari, maart en april 2020 alsook voor de btw-kwartaalaangifte met betrekking tot het eerste kwartaal van 2020. Artikel 9, § 4, voorziet daarnaast ook een verlengde indieningstermijn voor de bijzondere btw-aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal van 2020.

Wanneer belastingplichtigen gebruik maken van deze verlengde indieningstermijn, worden er geen administratieve geldboeten toegepast tijdens de verlengingstermijn.

Artikel 10 voorziet ten voordele van belastingplichtigen die btw-maandaangiften indienen een versnelde teruggave van het bedrag verschuldigd door de Staat na het indienen van de btw-aangifte met betrekking tot de maand februari 2020. Dat geldt zowel voor die belastingplichtigen die al recht hebben op een maandelijkse teruggaaf (de belastingplichtigen bedoeld in artikel 81, § 2, eerste lid, 3° en 4°, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde) als voor diegenen die geen recht hebben op een dergelijke maandelijkse teruggaaf.

De teruggaaf zal ten laatste op 30 april 2020 worden uitgevoerd, wat met name voor de tweede categorie van indieners van periodieke btw-maandaangiften de teruggaaf tot twee maanden kan vervroegen.

De versnelde teruggaaf zal maar worden uitgevoerd op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige als het terug te geven btw-bedrag minimaal 245 euro bedraagt en de aangiften met betrekking tot de maanden januari en februari 2020 uiterlijk op 3 april 2020 langs elektronische weg worden ingediend. De indieningstermijn voor de aangifte met betrekking tot de maand februari 2020 moet alleen worden gerespecteerd om versnelde teruggaaf te kunnen genieten: de belastingplichtige die deze termijn overschrijdt, kan nog altijd de verlengde indieningstermijn bedoeld in artikel 9, § 3, genieten zonder dat er tijdens die verlengde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT