19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, de artikelen 86, 92 en 224, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 april 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 mei 2013;

Gelet op advies 53.373/2 van de Raad van State, gegeven op 12 juni 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

  1. « wet van 15 mei 2007 » : de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

  2. « raad » : de raad van de hulpverleningszones zoals bedoeld in artikel 24;

  3. « college » : het college van de hulpverleningszones zoals bedoeld in artikel 55;

  4. « zone » : de hulpverleningszone zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007;

  5. « bijzondere rekenplichtige » : de financiële raadgever en financiële beheerder van de zone bedoeld in artikel 73 van de wet van 15 mei 2007;

  6. « toezichthoudende overheid » : de gouverneur en de Minister van Binnenlandse Zaken;

  7. « gewone dienst van de begroting » : alle ontvangsten en uitgaven die ten minste één maal per financieel dienstjaar voorkomen en die de zone regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schuld;

  8. « buitengewone dienst van de begroting » : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de zone, uitgezonderd de normale onderhoudswerken; de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld;

  9. « begrotingswijziging » : elke beslissing die door de raad aangenomen wordt na de vaststelling van de begroting en die leidt tot het ontstaan, de schrapping of de wijziging van één of meer begrotingskredieten;

  10. « functionele en economische code » : de numerieke identificatie, bestaande uit twee reeksen van ten minste drie cijfers, die de bestemming of herkomst en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft; het geheel van de functionele en economische codes vormt de functionele en economische classificatie;

  11. « journaal » : boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt; het bestaat uit twee onderscheiden en onafhankelijke delen;

    - het journaal van de budgettaire verrichtingen;

    - het journaal van de algemene verrichtingen;

  12. « grootboek » :

    boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal; het omvat twee onderscheiden delen :

    - het grootboek van de budgettaire verrichtingen;

    - het grootboek van de algemene verrichtingen;

  13. « betalingsbevel » : het geschreven bevel waarbij het college opdracht geeft aan de bijzondere rekenplichtige de vermelde som te betalen aan de aangeduide rechthebbende;

  14. « kasvoorraad van de zone » : het geheel van de gelden en de waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn;

  15. « invorderingsrecht » : elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, tijdens een bepaald dienstjaar, aan de zone verschuldigd is;

  16. « vastgesteld recht » : het invorderingsrecht dat geboekt is.

  17. « suffix » : de numerieke identificatie, bestaande uit 1 reeks van 2 cijfers, die de toewijzing van een (loon)element aan een economische code bepaalt waarop ze betrekking heeft.

    Art. 2. Alle door de raad of het college getroffen uitvoerbare beslissingen in verband met de financiën worden onmiddellijk door het college aan de bijzondere rekenplichtige doorgezonden; te dien einde worden zij eensluidend verklaard met het register van de beraadslagingen en met de beslissingen van de toezichthoudende overheid.

    Art. 3. Het college bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede alle andere akten waaruit de rechten van de zone blijken, bewaard worden.

    Art. 4. De financiële rekeningen worden, nadat het college zijn instemming heeft betuigd, door de bijzondere rekenplichtige op naam van de zone geopend. Ze worden door hem beheerd en de post wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd.

    Op de verzoeken tot betaling wordt steeds het nummer van de financiële rekening vermeld waarop het bedrag moet worden gestort.

    TITEL 2. - De begroting

    HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden

    Art. 5. De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen.

    Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en buitengewone dienst en, binnen elk van die diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.

    Art. 6. De ontvangsten en uitgaven, alsook het resultaat ervan, worden onherroepelijk op een dienstjaar en op een dienst aangerekend.

    Art. 7. Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen i.v.m. de begroting worden door het college aan de raad meegedeeld.

    HOOFDSTUK 2. - De begroting

    Art. 8. Wanneer de begrotingsmiddelen toereikend zijn, kan de raad kredieten op zijn begroting uittrekken om die middelen te bestemmen :

  18. voor de verwerving van publieke fondsen en effecten;

  19. voor de vervroegde terugbetaling van de leningen;

  20. voor :

    1. de vorming van voorzieningen voor risico's en kosten;

    2. de vorming van gewone reserves geput uit gewone overschotten, of buitengewone reserves geput uit gewone of buitengewone overschotten;

    3. het dekken van buitengewone uitgaven.

    Art. 9. Het geraamde overschot of tekort van de vorige dienstjaren, dat op de begroting wordt gebracht, is het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, aangepast door de begrotingswijzigingen.

    Zodra de begrotingsrekening van dat voorgaand dienstjaar door de raad goedgekeurd is, wordt het geraamde overschot of tekort dat op de begroting gebracht is door een begrotingswijziging, vervangen door dat van het afgesloten dienstjaar.

    Wanneer die wijziging van die aard is dat ze een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de raad de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen.

    Indien de wijziging geen invloed heeft op de gemeentelijke dotaties kan dit slechts gebeuren na schriftelijke kennisgeving aan elk afzonderlijk gemeentebestuur van de zone.

    Indien de wijziging de gemeentelijke dotaties wel beïnvloed, kan dit slechts gebeuren na akkoord van de gemeenteraden van de gemeenten van de zone.

    Art. 10. De uitgavenkredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel en ze zijn beperkt.

    Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt de beperking waarvan sprake in het eerste lid voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele code dragen, beperkt tot de eerste drie cijfers, en die behoren tot dezelfde economische groep.

    Art. 11. Het college maakt het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste de voorzitter van het college, de zonecommandant en de bijzondere rekenplichtige zetelen.

    Het advies van de commissie, bedoeld in het eerste lid, slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de verwachte financiële weerslag.

    Na het advies van de commissie organiseert het college een informatievergadering ten behoeve van de gemeentebesturen van de zone over het begrotingsontwerp.

    Art. 12. Zodra de begroting definitief door de zoneraad is vastgesteld, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettigheid van ontvangsten en uitgaven.

    Art. 13. § 1. Voor de definitieve goedkeuring van de begroting door de toezichthoudende overheid, zoals bepaald in de artikelen 134 tot en met 139 van de wet van 15 mei 2007, mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.

    Wanneer de begroting nog niet goedgekeurd is door de raad, zoals bepaald in artikel 86 van de wet van 15 mei 2007, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de raad.

    § 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde :

  21. van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet goedgekeurd is door de raad;

  22. van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds goedgekeurd is door de raad.

    Die beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen, voor de betaling van aflossingen en van interesten op leningen en voor uitgaven die het college dringend en noodzakelijk acht voor dringende interventies.

    § 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op uitgaven van de gewone dienst.

    HOOFDSTUK 3. - De begrotingswijzigingen

    Art. 14. De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting en worden gerechtvaardigd.

    Art. 15. Op de begrotingswijzigingen moeten zonder verwijl worden uitgetrokken, de begrotingskredieten die nodig zijn om de uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist te dekken, alsmede de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten.

    TITEL 3. - Het patrimonium en het beheer

    HOOFDSTUK 1. - Het patrimonium en de balans

    Art. 16. § 1. De algemene toestand van de zone op 31 december van elk dienstjaar wordt vastgesteld in de balans.

    § 2. Het actief...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT