18 MAART 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 februari 2010 tot vaststelling van de specifieke indexcijfers bedoeld in artikel 138bis-4, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de specifieke indexcijfers die de ziekteverzekeraars kunnen gebruiken om hun premies te indexeren, opnieuw te berekenen en te publiceren. Het koninklijk besluit van 1 februari 2010 heeft deze specifieke indexcijfers, ook wel medische index genoemd, vastgesteld. Evenwel heeft de Raad van State in een arrest van 29 december 2011 de artikelen 1, 2, 6, 7 en 8 van dit besluit vernietigd. Hoewel de gevolgen van de vernietigde bepalingen voor een periode van één jaar werden gehandhaafd, werden deze bepalingen niet tijdig vervangen waardoor de medische index niet meer gepubliceerd wordt sedert het vierde trimester van 2012. Het gebrek aan specifieke indexcijfers kan leiden tot bruuske premieverhogingen, wat niet in het belang is van de verzekerden. Daarom zorgt dit koninklijk besluit ervoor dat de specifieke indexcijfers opnieuw berekend kunnen worden.

De Raad van State heeft de voornoemde bepalingen vernietigd omdat uit het administratief dossier niet bleek waarom bij de berekening van de medische index geen rekening werd gehouden met de herwaardering van de vergrijzingsvoorzieningen, hoewel het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg in zijn verplicht advies had aangegeven dat dit noodzakelijk is om te vermijden dat de verzekeraars die dergelijke voorzieningen aanleggen, verlies lijden.

In het voorliggend besluit wordt in de berekening van de medische index daarom wel rekening gehouden met de vergrijzingsvoorzieningen, naast de factoren "leeftijd" en "waarborg" die reeds waren voorzien.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de medische index in het kader van administratieve vereenvoudiging voortaan maar één keer per jaar te berekenen en te publiceren, in plaats van vier keer per jaar zoals voorheen.

Concreet verloopt de procedure voor de berekening van de medische index als volgt : de verzekeraars moeten de bruto-schadelast per waarborg en per leeftijdsklasse meedelen aan de FSMA of de CDZ wanneer het een verzekeringsmob is, in de maand april. De FSMA respectievelijk de CDZ controleert of de gegevens gecertificeerd zijn door de revisor. De FSMA gaat samen met de CDZ na of de gegevens betrekking hebben op minstens drie verzekeringsondernemingen die 75% van het incasso van de Belgische markt van de ziektekostenverzekeringen omvatten. Indien dit het geval is, stuurt de FSMA respectievelijk de CDZ de gegevens door naar FOD Economie ten laatste eind mei. Vervolgens berekent de FOD Economie de medische index en publiceert hij deze op de eerste werkdag van juli.

Tot slot wordt het koninklijk besluit geactualiseerd : de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst werd vervangen door de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. Daarnaast wordt in het besluit ook de verwijzing naar de CBFA vervangen door de verwijzing naar de FSMA en de CDZ.

De artikelen van het ontwerpbesluit geven aanleiding tot de volgende toelichting :

Art. 2

Artikel 1 van het KB van 1 februari 2010 werd vernietigd door de Raad van State en moet bijgevolg opnieuw ingevoerd worden. De tekst van het oorspronkelijke artikel wordt hernomen mits enkele aanpassingen :

- Er wordt voorzien dat de indexcijfers nog slechts één maal per jaar zullen worden berekend en gepubliceerd.

- Het tweede lid wordt in overeenstemming gebracht met artikel 204, § 3 van de wet betreffende de verzekeringen door te voorzien dat de premie, en/of de vrijstelling en/of de prestaties kunnen geïndexeerd worden. Een verplichte indexatie van alle drie deze elementen (premie, vrijstelling en prestaties) kan het financieel evenwicht ondergraven dat voorop gesteld werd bij de ontwikkeling van het tarief. Het indexatiemechanisme heeft tot doel de rendabiliteit van de portefeuille te handhaven. Dit doel kan bereikt worden door de premies en/of de vrijstelling te indexeren, hetgeen de verzekeringsonderneming moet beslissen in functie van het technisch model en de kenmerken van het betroffen verzekeringsproduct.

Art. 3

Deze bepaling voert opnieuw het originele artikel 2 van het KB van 1 februari 2010 in. Er worden geen wijzigingen aangebracht : de waarborg en de leeftijdsklasse zijn nog steeds elementen die in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de indexcijfers.

Dit artikel bepaalt dat de verzekeraar elke verzekeringsovereenkomst toewijst aan een waarborgtype, door na te gaan welke waarborg in de overeenkomst het zwaarst doorweegt in de bepaling van de jaarpremie. In de praktijk hebben de verzekerden immers het recht om het type kamer te kiezen waarin ze verblijven tijdens hun hospitalisatie, ongeacht de waarborg voorzien in de verzekering. Verzekerden die genieten van een onbeperkte dekking in hun hospitalisatieverzekering, verblijven soms in een tweepersoonskamer tijdens hun hospitalisatie. Deze facturen zullen meegenomen worden in het waarborgtype `eenpersoonskamer' voor de vaststelling van de specifieke indexcijfers.

Een alternatieve benadering zou er in bestaan om het specifieke indexcijfer voor de waarborg eenpersoonskamer uitsluitend vast te stellen op basis van de facturen van een hospitalisatie in een eenpersoonskamer, en de specifieke indexcijfers voor de waarborg `twee- en meerpersoonskamer' uitsluitend vast te stellen op basis van de facturen van een verblijf in een twee- of meerpersoonskamer.

Evenwel zouden de specifieke indexcijfers voor de waarborg `eenpersoonskamer' met deze alternatieve aanpak dan hoger uitvallen waardoor de premies van de verzekerden sterker zouden stijgen. Er wordt dan immers geen rekening mee gehouden dat verzekerden in een tweepersoonskamer kunnen verblijven, ook al voorziet hun verzekering in een dekking van een eenpersoonskamer. Om hieraan tegemoet te komen, zou voorzien kunnen worden dat de verzekeraars hun premie deels indexeren op grond van het specifieke indexcijfer voor de waarborg `eenpersoonskamer' en deels op grond van de waarborg `twee- of meerpersoonskamer', rekening houdende met de verhouding van de uitgaven van de verzekeraar voor de verblijven in een eenpersoonskamer respectievelijk een twee- en meerpersoonskamer ten opzichte van de totale uitgaven voor beide waarborgtypes. Een dergelijk systeem is zeer complex en weinig transparant voor de verzekeringnemer.

Om deze redenen is deze alternatieve aanpak niet weerhouden en dient de verzekeraar de overeenkomst net als in het KB van 1 februari 2010 toe te wijzen aan één waarborgtype, nl. deze die het zwaarst doorweegt in de bepaling van de premie.

Art. 4

Deze bepaling brengt artikel 3 in overeenstemming met artikel 204, § 3 van voornoemde wet.

Art. 5

Artikel 4 van het KB van 1 februari 2010 preciseert welke gegevens de verzekeraars aan de FSMA respectievelijk de CDZ moeten aanleveren opdat de indexcijfers berekend kunnen worden. Ten opzichte van het KB van 2010 wordt nu verduidelijkt dat de gegevens inzake de bruto schadelast, welke gerapporteerd worden in april, betrekking hebben op de facturen ontvangen vóór april voor de schadegevallen die zich hebben voorgedaan in de periode tussen 1 oktober van het tweede jaar voorafgaand aan deze rapportering en 30 september van het jaar voorafgaand aan deze rapportering. Concreet betekent dit dat de verzekeraars in april 2016 aan de FSMA respectievelijk de CDZ de gegevens over de bruto schadelast rapporteren voor de schadegevallen die zich hebben voorgedaan tussen 1 oktober 2014 en 30 september 2015 en waarvan ze de facturen hebben ontvangen ten laatste op 31 maart 2016.

Onder de bruto schadelast worden de factuurbedragen verstaan, verminderd met de tussenkomst van het RIZIV. Het betreft objectieve gegevens die niet vatbaar zijn voor interpretatie.

De verzekeraar moet eveneens het aantal verzekerden per waarborg en per leeftijdsklasse meedelen aan de FSMA respectievelijk de CDZ. Hiertoe wordt de leeftijd van de verzekerde vastgesteld door het jaartal voorafgaand aan de rapportering te verminderen met het geboortejaar van de verzekerde. Stel dat een verzekerde geboren is in 1980, dan zal de verzekeraar bij de eerste aanlevering van de gegevens in april 2016 ervan uitgaan dat de verzekerde 35 jaar is (nl. 2015 (jaar voorafgaand aan de rapportering) verminderd met 1980).

Er wordt benadrukt dat alle ziektekostenverzekeraars verplicht zijn om de nodige gegevens voor de vaststelling van de medische index aan te leveren aan de FSMA respectievelijk de CDZ.

Daarnaast wordt artikel 4 van het voornoemde KB aangepast om rekening te houden met de jaarlijkse publicatie van de indexcijfers.

Art. 6

Dit artikel wordt aangepast om rekening te houden met de jaarlijkse publicatie van de indexcijfers.

Art. 7

Dit artikel bepaalt hoe de indexcijfers moeten berekend worden. Om een herwaardering van de vergrijzingsvoorzieningen toe te laten, wordt geopteerd voor een eenvoudige methode. Dit is duidelijk en begrijpelijk voor de verzekeringnemers. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft in 2008 een studie gemaakt over de methodologie voor een medische index . De nieuwe medische index is gebaseerd op deze studie van het KCE (Het opstellen van een medische index voor private ziekteverzekeringsovereenkomsten, rapport 96/A).

- De nieuwe medische index bouwt verder op de bestaande medische index, welke werd uitgewerkt op basis van het advies van het KCE.

- Het advies van het KCE gaf aan dat de vergrijzingsvoorzieningen als parameter mee in rekening moeten genomen worden bij de berekening van de index. De nieuwe indexberekening beantwoordt daaraan.

- Het advies van het KCE raadde aan om daartoe jaarlijks, per...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT