18 JUNI 2020. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/42 betreffende de toekenning van een premie voor de creatieve en culturele instellingen zonder winstoogmerk getroffen door COVID-19-crisis

VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING

Ter attentie van de leden van de Regering,

De maatregelen afgekondigd door de federale overheid op 18 maart 2020 om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, houden in dat de levensvatbaarheid van culturele en creatieve organisaties zonder winstoogmerk op zeer korte termijn wordt bedreigd door de economische en sociale gevolgen van deze maatregelen.

Hoewel de huidige crisis de economie in haar geheel treft, is de creatieve en culturele sector een van de zwaarst getroffen sectoren. Dit komt enerzijds door de beslissing van de Nationale Veiligheidsraad om alle culturele en recreatieve activiteiten te verbieden. Anderzijds hebben sommige structuren aanzienlijke verliezen geleden zonder de uitzonderlijke steunmaatregelen te kunnen genieten die door de verschillende machtsniveaus tot dusver werden ingevoerd in het kader van deze crisis.

Op dit moment hebben Brusselse organisaties zonder winstoogmerk met een culturele en creatieve strekking nog geen steun van de overheid kunnen genieten. Voorgesteld wordt uit te gaan van het principe dat alle structuren met winstoogmerk in moeilijkheden reeds gebruik zouden maken van de bestaande uitzonderlijke premies.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mag deze creatieve en culturele sector niet latten vallen want de menselijke, sociale, culturele en economische bijdrage ervan is noodzakelijk voor de stedelijke, sociale, culturele en economische ontwikkeling van ons Gewest. Het is noodzakelijk dat het Gewest bijzondere aandacht schenkt aan de creatieve en culturele sectoren die actief zijn op haar grondgebied.

Om deze sector in stand te kunnen houden, moet snel worden opgetreden. Dit besluit beoogt daarom de invoering van een eenmalige premie van 2.000 euro voor culturele en creatieve organisaties zonder winstoogmerk.

Deze steun wordt beperkt tot de organisaties die niet van een reeds door de Regering of door een ander machtsniveau voorziene steun gebruik hebben kunnen maken.

De potentiële begunstigden zullen de premie kunnen genieten op voorwaarde dat ze beschikken over ten minste één exploitatiezetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Per begunstigde wordt slechts één premie toegekend.

Het is bovendien noodzakelijk dat in de statuten van de begunstigde vermeld wordt dat de activiteiten zonder winstoogmerk werden verdergezet en dat in de op 31 december 2019 afgesloten balans geen overgedragen winsten of niet-toegewezen reserves van meer dan 2000 euro worden vermeld.

Omwille van de leesbaarheid zijn de betrokken sectoren die in aanmerking komen voor de steun opgesomd in de bij het besluit gevoegde bijlage en zijn gebaseerd op de NACEBEL 2008-codes.

Tot slot wordt de steun beperkt tot de organisaties die niet meer dan vijf voltijdse equivalenten tewerkstellen.

Er worden verschillende uitsluitingsgronden ingevoerd. In dit verband kan bijvoorbeeld geen aanspraak worden gemaakt op de toekenning van de steun door organisaties die zijn bestraft wegens niet-naleving van artikel 10 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 tot vaststelling van de dringende maatregelen die werden genomen om de verspreiding van het

COVID-19-virus te beperken of nog door organisaties die een faillissements- of vereffeningsprocedure hebben aangevat of hun activiteiten hebben stopgezet.

Rekening houdend met het grote aantal potentiële begunstigden, zijn de procedures voor het aanvragen, verlenen en afbetalen van de steun gebaseerd op de procedures die reeds zijn ingevoerd in het kader van reeds toegekende premies op het gebied van werkgelegenheid en economie.

Omwille van efficiëntie en administratieve vereenvoudiging zal daarom de voorkeur worden gegeven aan een volledig elektronische procedure om een vlotte verwerking van de dossiers te garanderen. Op deze manier kan het aantal automatische controles worden gemaximaliseerd, wat zowel de begunstigde als BEW veel tijd zal besparen.

Ten slotte zijn er ook maatregelen getroffen voor de controle op en de terugbetaling van de steun, zodat de arbeidsinspecteurs van BEW kunnen toezien op de naleving van de toekenning van deze steun overeenkomstig de toepasselijke regelgeving.

De minister van Begroting heeft op 27 mei 2020 zijn goedkeuring gehecht aan het ontwerp.

Op 12 juni 2020, heeft de Raad van State over onderhavig ontwerpbesluit een spoedadvies verleend binnen 5 werkdagen. Dit advies met referentienummer 67.554/1 is in al zijn aanbevelingen in aanmerking genomen. Het kon niet bij dit verslag worden gevoegd omdat het slechts in een voorlopige, eentalige versie beschikbaar was.

De Raad van State heeft een reeks opmerkingen gemaakt met betrekking tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wat betreft het ontwerpbesluit.

In casu is de Raad van State van oordeel dat het voorgestelde ontwerpbesluit in zijn huidige vorm niet kan worden beschouwd als behorend tot de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op grond waarvan de Raad van State, afdeling wetgeving, heeft nagelaten het ontwerp van bijzonderenmachtenbesluit te onderzoeken.

In zijn advies onderzoekt de Raad van State de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de bevoegdheden die hem zijn overgedragen op het gebied van het economisch en tewerkstellingsbeleid zoals voorzien in artikel 6, § 1, VI, 1 ° en IX van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen alsook in culturele aangelegenheden zoals voorzien in artikel 4bis, 3°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989.

  1. Economisch beleid

    Wat het economisch beleid betreft, is de Raad van State van oordeel dat, aangezien de begunstigden waarop de voorgenomen maatregel is gericht, in hun statuten een sociaal oogmerk hebben dat niet van economische en commerciële aard is en ze daardoor niet kunnen optreden als ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen, de voorgenomen steunregeling niet onder de aan de gewesten overgedragen bevoegdheid kan vallen op het vlak van economisch beleid.

    Wat dit punt betreft en hoewel de auteurs van de wet niet de bedoeling hadden om de in artikel 6, § 1, paragraaf, VI, 1 ° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen voorziene bevoegdheid als grondslag te nemen, kan de Raad van State worden gevolgd aangezien de begunstigden van de voorgenomen steunregeling in hun statuten effectief een sociaal oogmerk dienen te hebben dat niet van economische en commerciële aard is.

  2. Culturele aangelegenheden

    Wat betreft de in de bijlage bij het ontwerpbesluit vermelde lijst met activiteiten, is de Raad van State in tweede instantie van mening dat de ontworpen regeling onder de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou kunnen vallen inzake culturele aangelegenheden.

    In die zin bepaalt artikel 4bis, 3°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, welk artikel is ingevoegd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, dat, onverminderd de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT