18 APRIL 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 oktober 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020 (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 oktober 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 april 2021.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

P.-Y. DERMAGNE

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel

Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 oktober 2019

Loon- en arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020

(Overeenkomst geregistreerd op 14 november 2019 onder het nummer 155194/CO/117)

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren.

Onder "werklieden" worden hierna de werklieden van het mannelijk en het vrouwelijk geslacht verstaan.

Eveneens gebruikt in deze overeenkomst en met een zelfde betekenis is de term "werknemer".

Onder "CAO" wordt verstaan : de collectieve arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie, vorming en educatief verlof

Afdeling 1. - Beroepenclassificatie

Art. 2. § 1. De beroepenclassificatie van de werklieden wordt als volgt bepaald en is slechts geldig voor functies welke bestendig worden uitgevoerd :

  1. Geoefende hulpwerklieden

    De categorie "geoefende hulpwerklieden" wordt onderverdeeld in :

    1. Geoefende hulpwerklieden A :

      de werklieden die zich oefenden in een werk dat aan de exploitatie van petroleuminstallaties eigen is.

      Worden onder meer in deze categorie ingedeeld :

      de hulpmagazijniers, overslagers, gewone begeleiders, werklieden tewerkgesteld aan het laden en lossen van verpakte goederen, wegers, tellers, gewone pompmannen (vullers), dragers (overbrengen van post en documenten), bevoorraders, wakers, evenals de werklieden tewerkgesteld aan de proef der dichtheid en de verzegeling der vaten.

    2. Geoefende hulpwerklieden B :

      de geoefende werklieden tewerkgesteld in de sector, te weten : aan de fabricage, de verzending, in de laboratoria en in de elektrische centrales.

      Worden onder meer in deze categorie ingedeeld :

      de begeleiders-incasseerders, tankpeilers, mengers van petroleumproducten; de werklieden tewerkgesteld aan het ledigen en het vullen van vaten in petroleuminstellingen.

  2. Geschoolde werklieden - 2de categorie

    De werklieden die een beroep kennen en onder toezicht werken van de meestergast of van de geschoolde arbeider 1ste categorie. Zij werken niet volgens plannen of modellen.

    Tot deze categorie behoren eveneens de werklieden die een functie uitoefenen waarvoor geen enkele bijzondere vorming nodig is geweest en die na enkele maanden praktijk kan worden beoefend.

    Worden onder meer in deze categorie ingedeeld :

    de volwassen helpers van de geschoolde werklieden der hogere categorieën, de ketel- en pipes-stillstokers, vorkheftruckbestuurders, kraanmannen, metselaars, schrijnwerkers en schilders (gewoon werk aan gebouwen en pistoolschilderen), de pompmannen in de menginstallaties, de werklieden tewerkgesteld in de productie en/of de raffinage, de laboranten, enz..

  3. Tankwagen- of vrachtwagenchauffeur, locotractors en locopulsorbestuurders, autobestuurders

  4. Geschoolde werklieden - 1ste categorie

    De technisch geschoolde werklieden die een beroep hebben aangeleerd en het bewijs leveren het gedurende ten minste vijf jaar te hebben uitgeoefend (periode ingekort tot ten minste drie jaar voor degenen die cursussen van beroeps- of technische scholen hebben gevolgd).

    Zij moeten individueel kunnen werken volgens plannen en modellen.

    Worden onder meer in deze categorie ingedeeld :

    de bankwerkers, ketelstokers die zonder toezicht werken, elektriciens, takelaars ("riggers"), kraanmannen (auto en rups), isoleerders, eerste klasse metselaars, mecaniciens, mecaniciens van dieselmotoren, schrijnwerkers-timmerlieden, monteurs, geschoolde vliegveldwerklieden, schilders, brandweerlieden, pompmannen die zelf de mengelingen kunnen uitvoeren en bekwaam zijn zelf de berekeningen te maken welke die handelingen vereisen, pompmannen-mecaniciens, schavers-boorders, autogeenlassers, draaiers-turbine-wachters (elektrische centrale), buizenleggers, instrumentatietechnici, enz..

  5. Meer dan geschoolde werklieden

    De werklieden die hun vak grondig kennen en bij het uitoefenen van hun functies met een verantwoordelijkheid zijn belast.

    Worden onder meer in deze categorie ingedeeld :

    - de meer dan geschoolde bankwerkers voor instrumenten, zeer geschoolde lassers die speciale legeringen kunnen lassen en geslaagd zijn in de A.P.I.testen, evenals alle andere categorieën van geschoolde werklieden met gelijkwaardige functies en verantwoordelijkheid;

    - de werklieden die tenminste twee vakken uitoefenen waarvan sprake in de categorie "Geschoolde werklieden - 1ste categorie", na te zijn geslaagd in de verschillende proeven vereist voor de geschoolde werklieden van 1ste categorie.

    § 2. Procedure voor het onderzoek van gevallen met betrekking tot de classificatie op het vlak van de ondernemingen

    Eventuele vragen aangaande individuele of collectieve problemen op het vlak van het bedrijf, met betrekking tot de classificatie, dienen onder een geschreven vorm en gemotiveerd, door de syndicale delegatie, te worden ingediend bij de directie.

    Deze laatste zal ze onderzoeken in het licht van de conventionele classificatie, alsmede van het aan het bedrijf eigen beleid en de conventionele bedrijfsafspraken inzake classificatie.

    Op haar verzoek, zal de syndicale delegatie iedere opheldering krijgen met betrekking tot de hiërarchie der werkliedentaken, die in het bedrijf van kracht is.

    De directie zal de termijn bepalen waarbinnen een oplossing zal kunnen gevonden worden, zonder de twee maanden te overschrijden.

    De oplossing zal goedgekeurd worden in overleg met de syndicale delegatie.

    Afdeling 2. - Vorming

    Art. 3. Aan de werklieden wordt betaald verlof verleend, dienende ter voorbereiding van het examen van beroepscursussen, onder de volgende voorwaarden :

    1. de duur van het betaald verlof beloopt minimum drie en maximum zes kalenderdagen : objectieve criteria zullen paritair op het vlak van de onderneming worden vastgesteld ter bepaling van de duur van het desbetreffend verlof, op grond van de moeilijkheden van het af te leggen examen;

    2. het dient om een beroepsvervolmaking te gaan die verband houdt met de bedrijvigheid van de onderneming;

    3. de toekenning van dit voordeel is ondergeschikt aan het slagen in het examen;

    4. het werklid moet in dienst van dezelfde werkgever blijven één jaar na het examen;

    5. het bijwonen van de cursussen en, in de mate van het mogelijke, de toekenning van het verlof, mogen noch het werk in ploegen, noch de gewone of overwerken in het gedrang brengen.

    Indien een dagwerkman reeds een beroepscursus is begonnen, zal men vermijden hem in shift te plaatsen om de voortzetting van deze cursus niet te onderbreken.

    De werklieden die van het betaald educatief verlof/Vlaams opleidingsverlof genieten, kunnen dit niet cumuleren met de voordelen voorzien in dit artikel.

    Art. 4. Ondernemingen geven jaarlijks het niveau van opleidingsinspanningen (de totaliteit van alle interne en externe initiatieven) aan; deze informatie wordt verstrekt aan de ondernemingsraad (bij ontstentenis de syndicale afvaardiging) op basis van de sociale balans.

    In uitvoering van artikelen 12, 1° en 13, § 1 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, wordt voorzien op het ondernemingsniveau in een opleidingsinspanning van 4,5 dag gemiddeld per jaar (berekend per voltijds equivalent).

    Teneinde na een groeipad de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar per voltijds equivalent te bereiken, verbinden de sociale partners zich ertoe om het aantal dagen te verhogen.

    De sectorale organisaties bevelen alle werknemers aan om maximaal deel te nemen aan de geplande georganiseerde vormingen binnen de werktijd.

    Afdeling 3. - Educatief verlof/Vlaams opleidingsverlof

    Art. 5. Bij toepassing van de artikelen 108 tot 144 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985) en van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1985), zoals gewijzigd nadien, kunnen onder bepaalde voorwaarden de arbeiders uit de sector genieten van educatief verlof, dit wil zeggen dat zij met behoud van hun normale loon een erkende opleiding of cursus kunnen volgen (zie algemene wetgeving).

    HOOFDSTUK III. - Arbeidsduur

    Art. 6. § 1. De wekelijkse arbeidsduur wordt bepaald op 38 uren.

    § 2. Twaalf dagen bij wijze van arbeidsduurvermindering worden toegekend (pro rata temporis de effectieve prestaties - dit betreft deze die slechts een deel van het jaar in dienst zijn).

    Deze arbeidsduur stemt overeen met een gemiddelde van 36 uren.

    Deze dagen worden vastgesteld op ondernemingsniveau, samen met de vertegenwoordigende werknemersinstanties, rekening houdend met de noodwendigheden van de dienst.

    Echter, de toekenningsmodaliteiten van de laatste drie afwezigheidsdagen zullen als volgt bepaald worden op het vlak van de ondernemingen, samen met de vertegenwoordigende werknemersinstanties : collectieve afwezigheid, tenzij in unaniem akkoord met de lokale ondernemingsraad wordt overeengekomen om het niet collectief vast te leggen (indien...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT