18 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de evaluatiecriteria van de afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, afdelingsprocureurs, afdelingsauditeurs, adjunct-procureurs des Konings van Brussel en adjunct-arbeidsauditeurs van Brussel en de weging van de criteria

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 259novies, § 1, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 18 december 2006;

Gelet op de voorstellen van de Hoge Raad voor de Justitie van 26 januari 2017 met betrekking tot de evaluatiecriteria en tot de weging van de evaluatiecriteria, die op 1 februari 2017 werden bezorgd aan de minister van Justitie;

Overwegende dat de mandaten als bedoeld in dit koninklijk besluit enerzijds door de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel en anderzijds door de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, opgericht werden vanuit het oogpunt de verzelfstandiging van het beheer van de rechterlijke orde te doen groeien;

Overwegende dat aangezien ze betrekking hebben op managementfuncties, de adjunct-mandaten als bedoeld in dit koninklijk besluit zich onderscheiden van de adjunct-mandaten als bedoeld in het koninklijk besluit van 20 juli 2000 tot vaststelling van de nadere regels voor de evaluatie van magistraten, de evaluatiecriteria en hun weging, dewelke onderworpen zijn aan evaluatiecriteria die grotendeels identiek aan deze van magistraten die geen titularis zijn van een mandaat;

Overwegende dat om in een adjunct-mandaat als bedoeld in dit koninklijk besluit te worden hernieuwd, een magistraat, naast de algemene aanwijzingsvoorwaarden, derhalve moet beantwoorden aan kerncompetenties en aan specifieke criteria die verbonden zijn aan de managementfuncties die de titularissen van die adjunct-mandaten moeten uitoefenen;

Overwegende dat voor alle adjunct-mandaten als bedoeld in dit besluit dezelfde managementcompetenties zijn vereist en dus dezelfde evaluatiecriteria van toepassing zijn;

Overwegende dat alle evaluatiecriteria even onontbeerlijk zijn voor de vervulling van de adjunct-mandaten en bijgevolg dezelfde waarde hebben;

Overwegende dat de evaluatie dan ook uitsluitend kwalitatief van aard moet zijn en enige vooruitgang mogelijk is en aangemoedigd wordt in de loop van het mandaat;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat, overeenkomstig artikel 259undecies, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de evaluatie van de titularissen van een adjunct-mandaat plaatsvindt op het einde van elke termijn waarvoor het mandaat is verleend en uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn geschiedt;

Overwegende dat de verschillende aanwijzingen van deze nieuwe adjunct-mandaten hebben plaatsgevonden na 1 april 2014 en dat de titularissen van de mandaten bedoeld in dit besluit weldra 4 maanden verwijderd zullen zijn van het einde van hun mandaat, aangezien het einde van hun mandaat wordt bereikt in de loop van de maand augustus 2017;

Overwegende dat de evaluatiecriteria een wezenlijk element zijn bij de voorbereiding van de evaluatiegesprekken door het evaluatiecollege;

Overwegende dat die criteria zijn opgesteld op grond van een voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie en dat die Raad zijn voorstel pas op 1 februari 2017 heeft kunnen meedelen aan de minister van Justitie;

Overwegende dat het derhalve dringend is een koninklijk besluit aan te nemen, bij gebreke waarvan deze evaluatiegesprekken niet kunnen plaatsvinden overeenkomstig dit besluit;

Gelet op advies 61.071/3 van de Raad van State, gegeven op 7 maart 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de titularissen van de volgende adjunct-mandaten :

  1. afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel;

  2. ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank;

  3. afdelingsprocureur;

  4. afdelingsauditeur;

  5. adjunct-procureur des Konings van Brussel;

  6. adjunct-arbeidsauditeur van Brussel.

    HOOFDSTUK I. - Evaluatiecriteria

    Art. 2. De titularissen van de adjunct-mandaten als bedoeld in artikel 1 worden geëvalueerd op grond van de volgende criteria...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT