17 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XIII.4, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Regent van 6 maart 1950 houdende vaststelling van de voorschriften omtrent de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de artikelen 9, tweede lid en 10, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 mei 1955 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op het advies van de regeringscommissaris, uitgebracht op 13 maart 2018;

Gelet op het voorstel van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, uitgebracht op 28 maart 2018;

Op de voordracht van de Minister van Economie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement voor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt goedgekeurd.

Art. 2. Het koninklijk besluit van 10 mei 1955 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt opgeheven.

Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2018.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Economie,

K. PEETERS

Bijlage

Huishoudelijk reglement van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Artikel 1. Het huishoudelijk reglement heeft tot doel de interne organisatie en de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vast te stellen, conform de bepalingen van boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht en het besluit van de Regent van 6 maart 1950 houdende vaststelling van de voorschriften omtrent de werkwijze van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Zoals wordt bepaald in boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht maakt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven sensu stricto deel uit van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als "koepel", waartoe ook de bijzondere raadgevende commissies behoren, die worden opgericht door de Koning of door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zelf.

Binnen de grenzen van wat bepaald is in boek XIII 'Overleg' van het Wetboek van economisch recht, oefenen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissies hun bevoegdheden met de ruimste zelfstandigheid uit. Deze bijzondere raadgevende commissies beschikken over hun eigen huishoudelijk reglement, dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, hieronder de Raad genoemd.

Plenaire vergaderingen van de Raad

Art. 2. De plenaire vergadering komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen.

Op aanvraag van een minister, van een van de wetgevende kamers of van zeven effectieve leden van de Raad moet zij binnen de vijftien dagen bijeenkomen.

Uitnodiging

Art. 3. De Raad komt in plenaire vergadering bijeen op uitnodiging van zijn voorzitter.

De uitnodiging bevat een dagorde, die de verschillende agendapunten vermeldt.

Behalve in dringende gevallen, waarover de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, of het dagelijks bestuur dienen te oordelen, moeten de uitnodiging en de documenten voor de vergadering zes dagen voor de vergadering in het bezit van de leden zijn.

Agenda van de vergaderingen

Art. 4. De agenda wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.

Op verzoek van ten minste vijf effectieve leden moet elke aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de Raad behoort op de agenda van de eerstvolgende plenaire vergadering geplaatst worden.

Art. 5. Indien het dagelijks bestuur onmogelijk vóór de eerstvolgende plenaire vergadering kan worden bijeengeroepen, plaatst de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, zelf de door de wetgevende kamers, de ministerraad, een of meerdere ministers of enige andere federale overheidsinstantie gestelde vraag, of het punt waarvan ten minste vijf effectieve leden het onderzoek hebben gevraagd, op de agenda van die vergadering.

Art. 6. Behalve in dringende gevallen mag geen enkele aangelegenheid op de plenaire vergadering besproken worden indien zij niet werd vermeld op de agenda die de uitnodiging vergezelde. In dringende gevallen kan de voorzitter, of bij diens afwezigheid de secretaris, en indien de meerderheid van de aanwezige leden hiermee instemt, tijdens de vergadering beslissen een punt aan de agenda toe te voegen.

Art. 7. De secretaris moet altijd gehoord worden wanneer hij dit vraagt.

Bijwonen van de plenaire vergaderingen

Art. 8. De plenaire vergadering kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is.

Art. 9. Indien minder dan de helft van de leden aanwezig is, kan de voorzitter de datum van een nieuwe vergadering vaststellen zonder rekening te houden met de in artikel 3 bepaalde termijn.

Na die tweede bijeenroeping beraadslaagt de plenaire vergadering geldig, ongeacht het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT