17 JANUARI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de toekenning van een minimum dagbedrag tijdens de eerste zes maanden van primaire ongeschiktheid betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel om, in fasen, een minimumbedrag voor de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens de eerste zes maanden van de primaire arbeidsongeschiktheid in te voeren.

In het licht van het advies nr. 68.474/2 van 11 januari 2021 van de Raad van State en gelet op de gemaakte opmerkingen, wordt hierna enige toelichting gegeven.

Momenteel wordt een minimumbedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering gewaarborgd vanaf de 7de maand van primaire arbeidsongeschiktheid.

Het doel van dit besluit is om een minimumuitkering te waarborgen vanaf de eerste maand van arbeidsongeschiktheid. De toekenning van deze minimumuitkering gebeurt geleidelijk:

- vanaf de eerste dag van de vijfde maand van primaire ongeschiktheid tijdens het kalenderjaar 2021;

- vanaf de eerste dag van de vierde maand van primaire ongeschiktheid tijdens het kalenderjaar 2022;

- vanaf de eerste dag van de derde maand van primaire ongeschiktheid tijdens het kalenderjaar 2023;

- vanaf de eerste dag van de eerste maand van primaire ongeschiktheid tijdens het kalenderjaar 2024.

De Raad van State was in zijn advies van mening dat het ontwerp van besluit personen in verschillende situaties op dezelfde manier behandelt en dat het noodzakelijk is om dit te rechtvaardigen..

Om tot deze conclusie te komen, vergelijkt de Raad van State twee verschillende situaties:

- de huidige situatie vanaf de 7de maand van primaire arbeidsongeschiktheid, waarbij het bedrag van de minimumuitkering gekoppeld is aan de "gezinssituatie" van de gerechtigde: met persoon ten laste, alleenstaand of samenwonend;

- de situatie die gedurende de eerste zes maanden van primaire arbeidsongeschiktheid na de goedkeuring van dit ontwerp geleidelijk van toepassing zal zijn, waarbij het bedrag van de minimumuitkering voor alle gerechtigden gelijk zal zijn, ongeacht hun gezinssituatie.

Het is belangrijk om eraan te herinneren dat het bedrag van de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering, d.w.z. het bedrag dat van toepassing is gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid, momenteel is vastgesteld op 60 % van het geplafonneerde bruto gederfde loon. Dit percentage is hetzelfde voor alle gerechtigden, ongeacht hun "gezinssituatie".

De vaststelling van een minimumbedrag voor de eerste zes maanden van arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op dit beginsel. De minimumuitkering die tijdens deze periode wordt toegekend, is een "mediane" minimumuitkering die overeenkomt met de minimumuitkering die aan de alleenstaande gerechtigde met de hoedanigheid van regelmatig werknemer wordt toegekend vanaf de 7de maand van de arbeidsongeschiktheid. Het gegeven dat dit ene bedrag wordt gehanteerd, zorgt voor een snelle uitbetaling van deze minimumuitkering, ten behoeve van de gerechtigden met een laag inkomen, die geen specifieke bijkomende formaliteiten hoeven te vervullen om deze uitkering, tijdens soms korte periodes van arbeidsongeschiktheid, te verkrijgen.

De Raad van State merkt ook op dat het ontwerp van besluit voorbijgaat aan het beginsel dat bestuurshandelingen geen terugwerkende kracht mogen hebben, voor zover het in werking treedt op 1 januari 2021.

Hij verwijst naar het advies nr. 68.441/2 dat werd uitgebracht in het kader van een ander dossier om te oordelen dat een arbeidsongeschikte werknemer zich als gevolg van deze terugwerkende kracht in een ongunstigere situatie zou kunnen bevinden, voor zover voor de vaststelling van het dagelijks minimumbedrag van de uitkering die tijdens de periode van de eerste zes maanden van primaire ongeschiktheid wordt betaald, de verhoging van het gewaarborgde minimumpensioen die vanaf 1 januari 2021 van toepassing is als gevolg van de toepassing van het koninklijk besluit van 20 december 2020 inzake de verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen niet langer met terugwerkende kracht in aanmerking zou worden genomen.

De Raad van State kan op dit punt niet worden gevolgd.

De automatische koppeling tussen sommige gewaarborgde minimumuitkeringen en het toepasselijke gewaarborgde minimumpensioen werd verbroken door het koninklijk besluit van 12 januari 2021 tot wijziging van artikel 214 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994: de bedragen van de minimumuitkeringen werden met ingang van 1 januari 2021 rechtstreeks vastgesteld in bovengenoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996. Deze bedragen zijn vanaf 1 januari 2021 strikt identiek aan de bedragen die golden op 31 december 2020. De minimale daguitkering die vanaf 1 januari 2021 zal worden toegekend aan de gerechtigden met 5 maanden arbeidsongeschiktheid komt overeen met de minimumuitkering die vanaf de 7de maand van de arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan de alleenstaande gerechtigde met de hoedanigheid van regelmatig werknemer met als bedrag zoals dat van toepassing was op 31 december 2020 en zoals dat nu nog van toepassing is, namelijk 49,68 euro.

Het ontwerp van koninklijk besluit laat toe om vanaf 1 januari 2021 een gewaarborgde minimumuitkering toe te kennen aan de werknemer die gedurende minstens 5 maanden arbeidsongeschikt is.

Concreet betekent dit dat een werknemer die op 1 januari 2021 vijf maanden arbeidsongeschiktheid bereikt, een minimumuitkering van 49,68 euro per dag wordt gegarandeerd, wat voorheen niet het geval was. De terugwerkende kracht van het ontwerp van besluit is een gunstige maatregel voor de sociaal verzekerden: indien er geen terugwerkende kracht zou zijn, zou bovengenoemde werknemer immers niet kunnen genieten van deze minimumuitkering vanaf 1 januari 2021, maar ten vroegste op de datum van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, indien de datum van inwerkingtreding in die zin zou worden aangepast.

Het huidige ontwerp doet geenszins afbreuk aan de rechten van de sociale verzekerden, integendeel, aangezien het recht op een minimumuitkering vanaf de 5de maand van de arbeidsongeschiktheid wordt vastgelegd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT