16 JUNI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de uitreiking van een kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem in de horecasector

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna "koninklijk besluit nr. 1"), in het bijzonder wat betreft de uitreiking van het kasticket door een geregistreerd kassasysteem.

Bij de arresten nrs. 232.545 en 232.548 van 14 oktober 2015 heeft de Raad van State het koninklijk besluit van 15 december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 vernietigd, in het bijzonder artikel 21bis van dit besluit (Belgisch Staatsblad van 20 december 2013, ed. 4).

Paragraaf 1 van het vernietigde artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 1 voorzag dat de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht, gehouden zijn aan de belastingplichtige of niet-belastingplichtige klant het kasticket uit te reiken bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen, voor alle handelingen die zij in de uitoefening van hun economische activiteit verrichten.

Paragraaf 3 van artikel 21bis preciseerde dat de Minister van Financiën of zijn gemachtigde de toepassingsmodaliteiten van dit artikel bepalen.

De administratieve beslissing nr. E.T. 123.798 van 24 januari 2014 verduidelijkt wat onder "regelmatig" moet worden verstaan. Ingevolge deze beslissing verricht een belastingplichtige regelmatig restaurant- of cateringdiensten indien de omzet uit de restaurant- en cateringdiensten 10 pct. of meer bedraagt van zijn totale omzet gerealiseerd door horeca-activiteiten. Bij het arrest nr. 232.549 van 14 oktober 2015, heeft de Raad van State eveneens deze administratieve beslissing vernietigd.

Wanneer deze omzet geen 10 pct. bedroeg, was de exploitant of de traiteur niet gehouden een kasticket uit te reiken.

De verplichting om een geregistreerd kassasysteem te gebruiken in de horecasector wordt niet in vraag gesteld door de bedoelde arresten. Deze verplichting blijft behouden en is voorzien in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2012).

De invoering van het geregistreerd kassasysteem wijzigt geenszins de regels die van toepassing zijn inzake bewijsmiddelen en bewijslast.

Het onderhavig ontwerp schrapt het woord "regelmatig" in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 1 zodat de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die cateringdiensten verricht, principieel de verplichting hebben een kasticket uit te reiken door middel van een geregistreerd kassasysteem. Dit ontwerp bepaalt tevens de gevallen waarvoor geen kasticket moet worden uitgereikt, de wijze waarop de overschrijding van de drempel wordt berekend en de in dit kader te vervullen formaliteiten.

Artikel 1 van het ontwerp vervangt artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 1.

Paragraaf 1 van artikel 21bis, nieuw, herneemt de bewoordingen van paragraaf 1 van het vernietigd artikel 21bis met uitzondering van het begrip "regelmatig".

Er wordt tevens verduidelijkt voor welke handelingen de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt en de traiteur die cateringdiensten verricht een kasticket moeten uitreiken.

Er moet een kasticket worden uitgereikt door middel van een geregistreerd kassasysteem voor alle handelingen die zij in de uitoefening van de economische activiteit verrichten en die verband houden met het verstrekken van maaltijden en dranken, al dan niet verschaft bij de maaltijd, met inbegrip van alle verkopen van spijzen en dranken in voormelde inrichting, wanneer de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, met betrekking tot de restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van de diensten die bestaan in het verschaffen van dranken, meer bedraagt dan 25.000 euro.

Indien bijvoorbeeld een bakker tevens een verbruikssalon uitbaat, zal derhalve een kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem moeten worden uitgereikt, zowel voor de verkopen in het verbruikssalon als voor de verkopen in de bakkerij voor zover zijn omzet met betrekking tot het verbruikssalon meer bedraagt dan 25.000 euro exclusief btw.

Hetzelfde principe geldt voor een slager die tevens cateringactiviteiten verricht. Hij zal derhalve een kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem moeten uitreiken, zowel voor de verkopen in de slagerij als voor zijn cateringactiviteiten, voor zover zijn omzet met betrekking tot de catering meer bedraagt dan 25.000 euro exclusief btw.

Een tankstation langs de autosnelweg, waar tevens een restaurant en een kleine winkel worden uitgebaat die niet één enkele inrichting uitmaken, moet daarentegen slechts een kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem uitreiken voor de diensten verricht door het restaurant.

Wanneer de exploitant beschikt over meerdere inrichtingen waar maaltijden worden verbruikt, worden de voorwaarden met betrekking tot de omzet per inrichting beoordeeld.

Wanneer de omzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, met betrekking tot restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van het verschaffen van dranken, niet meer bedraagt dan 25.000 euro, is de exploitant of traiteur gehouden tot het uitreiken van een rekening of een ontvangstbewijs voor het verschaffen van maaltijden en dranken die bij die maaltijden worden verbruikt, op grond van artikel 22, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 1.

Dit nieuwe criterium, gebaseerd op een drempel van 25.000 euro, respecteert het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel.

Wat het gelijkheidsbeginsel betreft, zullen twee belastingplichtige exploitanten van inrichtingen waar maaltijden worden verbruikt, of traiteurs die cateringdiensten verrichten, met dezelfde omzetcijfers inzake restaurant- en cateringdiensten, steeds op dezelfde manier worden behandeld ten aanzien van de verplichting om al dan niet een geregistreerd kassasysteem te gebruiken voor het uitreiken van een kassaticket.

Twee belastingplichtige exploitanten van inrichtingen waar maaltijden worden verbruikt, of traiteurs die cateringdiensten verrichten, met een omzetcijfer inzake restaurant- en cateringdiensten, dat lager dan wel hoger is dan de drempel van 25.000 euro worden eveneens op dezelfde manier behandeld voor btw-doeleinden.

Wat het evenredigheidsbeginsel betreft, wordt de verschillende behandeling van belastingplichtige exploitanten van inrichtingen waar maaltijden worden verbruikt, of traiteurs die cateringdiensten verrichten, met een omzetcijfer inzake restaurant- en cateringdiensten dat minder bedraagt dan 25.000 euro, verantwoord door het feit dat ze moeten aangemerkt worden als zeer kleine horeca-inrichtingen, waarvoor het niet opportuun zou zijn om de administratieve en financiële lasten verbonden aan de installatie van een geregistreerd kassasysteem op te leggen.

De drempel van 25.000 euro is trouwens vastgesteld onder verwijzing naar dezelfde begrenzing die wordt toegepast in de vrijstellingsregeling voor de kleine ondernemingen. Het is immers niet opportuun om aanzienlijke verplichtingen op te leggen die moeilijk na te leven zijn voor bepaalde kleine ondernemingen. Eenzelfde redenering is ook hier van toepassing.

Het vierde lid van paragraaf 1 van artikel 21bis, nieuw, voorziet dat de verplichting tot uitreiking van het kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem eindigt op het tijdstip waarop de belastingplichtige zijn activiteit die bestaat uit het verrichten van de betreffende restaurant- en cateringdiensten, definitief stopzet.

Ten slotte voorziet artikel 21bis, paragraaf 1, vijfde lid, nieuw, dat in bepaalde gevallen de belastingplichtige niet gehouden is aan de klant het kasticket uit te reiken, zodat hij dus niet over een geregistreerd kassasysteem moet beschikken.

Het kasticket moet niet worden uitgereikt door de belastingplichtigen die in de fase van het eindverbruik restaurant- en cateringdiensten verstrekken en hiervoor integraal een beroep doen op een onderaannemer (bijv. een cateraar) waarbij laatstgenoemde gehouden is tot het uitreiken van een kasticket door een geregistreerd kassasysteem (punt 1° ). Bovendien mag de belastingplichtige op geen enkele manier tussenkomen bij de voorbereiding van de maaltijden noch bij de aankoop van het niet bereide voedsel.

Deze bepaling is ook van toepassing wanneer de belastingplichtige die restaurant- of cateringdiensten aan de eindconsument verstrekt, zijn eigen infrastructuur ter beschikking stelt (de consumptieruimte, tafels, stoelen, borden, bestekken, glazen, enz.) en zelf met eigen personeel of vrijwilligers voor de bediening aan tafel zorgt. Hij mag bovendien instaan voor het verschaffen van dranken bij de maaltijd of zijn keuken ter beschikking stellen van de kok of cateraar die de maaltijden in zijn infrastructuur bereidt, van waaruit ze opgediend worden om te worden verbruikt. Hij mag ook instaan voor het afruimen en voor de afwas.

De ontheffing van de verplichting tot uitreiking van het kasticket beoogt onder meer :

- de begrafenisondernemers die over een eigen verbruiksruimte beschikken waar maaltijden worden voorzien en die hiervoor een beroep doen op een onderaannemer van wie zij met betrekking tot deze handelingen kastickets...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT