16 FEBRUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

  1. ALGEMEEN COMMENTAAR :

    De programmawet van 19 december 2014 heeft in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen een artikel 1/1 ingevoegd dat, voor bepaalde aanvragen voor een machtiging of toelating tot verblijf, de betaling van een bijdrage die de administratieve kosten die voortvloeien uit de behandeling van deze aanvragen moet dekken, voorziet.

    Overeenkomstig de bevoegdheid die door de wetgevende macht aan Uwe Majesteit werd toegekend legt dit ontwerp van koninklijk besluit de bedragen van de bijdrage en de praktische regels voor de inning ervan vast.

  2. ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR :

    Artikelen 1 tot 3

    Deze artikelen vallen onder de wetgevingstechniek en maken het mogelijk om in het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen een nieuw hoofdstuk met betrekking tot de bijdrage die de administratieve kosten dekt, in te voegen.

    Art. 4

    De eerste paragraaf legt de bedragen van de bijdrage, die de administratieve kosten, van gemiddeld 268 euro per aanvraag "gedeeltelijk" dekt, vast.

    Het basisbedrag van de bijdrage is vastgesteld op 215 euro, om het even of de aanvraag is ingediend bij de Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland of rechtstreeks op het grondgebied van het Rijk. In vergelijking met hetgeen wordt gevraagd in de buurlanden, is dit bedrag billijk. Het is zelfs lager dan de gemiddelde kosten voor het onderzoek van een verblijfsaanvraag.

    Teneinde echter rekening te houden met het bijzonder karakter van sommige categorieën van vreemdelingen en van aanvragen, zijn er lagere bedragen bepaald.

    Wat de verzoeken tot gezinshereniging (160 euro) en de kosteloosheid voor de vreemdelingen die jonger zijn dan 18 jaar betreft, is het verschil met betrekking tot het bedrag met name te wijten aan enerzijds artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat het (« niet absoluut ») recht op het gezinsleven en anderzijds in het hoger belang van het kind bekrachtigt.

    Om de intellectuele ontwikkeling en het verwerven en het doorgeven van kennis te bevorderen, moeten de vreemdelingen die een aanvraag voor een machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van student indienen een bijdrage betalen waarvan het bedrag eveneens lager is (160 euro).

    Voor het ongehuwde gehandicapte kind ouder dan achttien jaar dat niet zelf in zijn eigen behoeften kan voorzien wegens zijn handicap, zoals bedoeld in artikel 10, § 1, 1e lid, 6°, van de wet, is dit eveneens gratis. Dit kind de betaling van de bijdrage opleggen zou er op neerkomen zijn situatie, die al « ingewikkeld » is wegens zijn handicap, nog « moeilijker » te maken. Hetzelfde geldt voor een alleenstaand gehandicapt kind dat een aanvraag gezinshereniging ten aanzien van een Belg indient.

    Door een lager bedrag te vragen aan een langdurig ingezetene en hun familieleden, voor zover het gezin reeds gevormd was in de eerste Lidstaat, wordt tegemoet gekomen aan supranationale wetgeving met betrekking tot deze specifieke categorie (60 euro).

    De betaling van de bijdrage is per aanvraag en per vreemdeling verschuldigd.

    De betaling zal rechtstreeks op een bankrekening van de Dienst Vreemdelingenzaken overgeschreven worden. Om de vreemdeling op wie de betaling betrekking heeft te kunnen identificeren, en na te gaan of het juiste bedrag betaald werd, zal de persoon die de betaling uitvoert erover waken dat de voorziene mededeling gerespecteerd wordt.

    Art. 5 tot 7

    Artikel 1/1 van de wet van 15 december 1980 bepaalt de sanctie voor het niet betalen van de bijdrage. Het gaat om de onontvankelijkheid van de verblijfsaanvraag.

    De last van het bewijzen van de betaling berust volledig op de vreemdeling, en dit op het moment waarop hij zijn aanvraag indient.

    Deze bepalingen bepalen de overheden die de verblijfsaanvraag onontvankelijk zullen moeten verklaren en het model van deze onontvankelijkheidsbeslissing ("bijlage 42" van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981).

    Het gaat om de volgende overheden: de vertegenwoordiger van de Belgische diplomatieke of consulaire missie of zijn gemachtigde (voor...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT