15 MEI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie, inzonderheid op de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35;

Gelet op het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie;

Gelet op het protocol van de vakbondsonderhandeling van het Onderhandelingscomité van sector IX, van het Comité voor de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten, afdeling II, en van het Onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs, afgesloten op 17 maart 2014;

Gelet op het overlegprotocol van het Overlegcomité tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra erkend door de Regering, afgesloten op 17 maart 2014;

Gelet op het advies nr. 142 van de Gemeenschapsraad voor Hulpverlening aan de jeugd, gegeven in maart 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 februari 2014;

Gelet op de aanvraag om advies gericht aan de Raad van State op 7 april 2014, ingediend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het gebrek aan communicatie van het advies binnen deze termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en de Minister van Leerplichtonderwijs;

Na beraadslaging,

Besluit :

TITEL I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. « intersectoraal decreet » : het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie;

  2. « sectoraal decreet » : het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie;

  3. « bevoegde ministers » : de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Jeugdbescherming en de Minister van Leerplichtonderwijs;

  4. « besturen » : de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd en de Algemene Directie Leerplichtonderwijs;

  5. « erkenningscommissie » : de erkenningscommissie van de diensten voor schoolherinschakeling bedoeld in artikel 25;

  6. « minderjarige » : de minderjarige onderworpen aan de leerplicht bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van het sectoraal decreet.

    Art. 2. Dit besluit voert de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35 uit van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie.

    TITEL II. - Erkenning

    HOOFDSTUK I. - Opvang

    Art. 3. § 1. De dienst voor schoolherinschakeling die uit één interventie-eenheid bestaat, is ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van twaalf opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met een maximum van twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen.

    § 2. Indien de dienst voor schoolherinschakeling uit verschillende interventie-eenheden bestaat, is elke interventie-eenheid ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van zes opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met een maximum van twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen.

    HOOFDSTUK II. - Erkenningsaanvraag

    Art. 4. § 1. Boven de nadere gegevens bedoeld in artikel 29 van het intersectoraal decreet, bevat de erkenningsaanvraag die opgesteld wordt volgens de genormaliseerde rooster bedoeld in bijlage 1 :

    1) de identiteit en de aard van de inrichtende macht alsook een exemplaar van de statuten of van het project van statuten van de vereniging zonder winstoogmerk of van elk ander document waarbij bewezen wordt dat de uitsluitende doelstelling is de opdracht bedoeld in artikel 22 van het intersectoraal decreet uit te oefenen;

    2) de organisatie van de dienst voor schoolherinschakeling in één of meer interventie-eenheden en, in voorkomend geval, de partnerschapsovereenkomst bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het intersectoraal decreet waarin de inrichtende macht opgenomen wordt in de hoedanigheid van de werkgever;

    3) de lijst van het personeel alsook van het ambt, het ambtsprofiel en het kwalificatieprofiel van elk personeelslid;

    4) de identificatie van de dienst voor arbeidsgeneeskunde;

    5) de beschrijving van de lokalen;

    6) de opvangcapaciteit door een onderscheiding te maken, in voorkomend geval, in de opvangcapaciteit van elke interventie-eenheid van de dienst;

    7) de inhoud en de nadere regels voor de opleiding van het personeel;

    8) het specifieke project bedoeld in artikel 25 van het intersectoraal decreet;

    9) de normale activiteitsuren tijdens en buiten de schoolperiode;

    10) in voorkomend geval, het type van activiteiten georganiseerd in een externe instelling, de doelstellingen en de nadere regels van deze activiteiten;

    11) voor de inrichtende macht die uit een vereniging zonder winstoogmerk bestaat, de identificatie van de accountant of van de bedrijfsrevisor belast met het nakijken van de jaarrekeningen;

    12) een document met de verbintenissen van de dienst voor schoolherinschakeling, de jongere en het gezin in verband met de nadere regels voor de opvang. Dit document zal ter beschikking gesteld worden van de jongeren en de gezinnen en zal onder andere bepalen hoe de regels aan de minderjarigen uitgelegd zullen worden;

    13) het gunstig verslag van de gewestelijke branddienst en dat van de dienst voor arbeidsgeneeskunde;

    14) de verzekeringsovereenkomsten die :

    1. de burgerlijke aansprakelijkheid van de inrichtende macht, van zijn personeel en van de personen die in de dienst verblijven;

    2. de goederen van de inrichtende macht;

    3. de burgerlijke aansprakelijkheid van de minderjarigen die opgevangen of geholpen worden;

    4. de lichamelijke schade berokkend aan de minderjarigen die opgevangen worden, dekken.

    15) de verbintenis van de inrichtende macht of van de persoon aan wie de leiding van de dienst voor schoolherinschakeling toevertrouwd wordt, om elke ernstige gebeurtenis aan de besturen mee te delen, volgens de nadere regels bepaald door hen, zoals het overlijden, het ernstige tuchtincident, de verlengde onderbreking van de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling, ernstige fout van het personeel waarvan onder andere de zedenfeiten, onregelmatigheid in het beheer van de dienst, willekeurige schade;

    16) wanneer de dienst voor schoolherinschakeling uit verschillende interventie-eenheden bestaat, de verantwoording van de opportuniteit van deze verschillende vestigingen, alsook de aard van de pedagogische begeleiding voor elke eenheid.

    § 2. Onder voorbehoud van toepassing van artikel 30, eerste lid, van het decreet, beschikken de besturen over een termijn van twee maanden om hun advies uit te brengen aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie.

    Art. 5. De inrichtende macht en de dienst delen, ieder wat hem betreft, elke wijziging van gegevens mee aan de besturen die geleverd worden bij het onderzoek van de erkenningsaanvraag en beantwoorden aan alle aanvragen om informatie uitgaande van de besturen. Bij een significante wijziging van het specifieke project of nadere regels bedoeld in artikel 29 van het intersectoraal decreet zijn de promotoren van het project ertoe gehouden de erkenningscommissie te verwittigen.

    HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de intrekking van de erkenning

    Art. 6. § 1. Een ingebrekestelling wordt door de bevoegde ministers aan de betrokken inrichtende macht en de dienst meegedeeld wanneer ze vaststellen :

  7. dat het pedagogische project van een dienst niet meer aan de behoeften beantwoordt gezien onder andere de moeilijkheden ondervonden door de minderjarigen en hun gezinnen en aan de toelatingsvoorwaarden of de opname bepaald in het pedagogische project van de dienst;

  8. dat een dienst niet meer aan de voorwaarden bepaald in dit besluit beantwoordt;

  9. dat een dienst de reglementaire wettelijke bepalingen niet meer naleeft van de boekhoudkundige en financiële controle die op hem zijn van toepassing;

  10. op basis van een informatie van de erkenningscommissie dat de dienst het pedagogische project niet uitvoert waarvoor een erkenning wordt toegekend;

  11. dat een boekhoudkundige analyse bewijst dat de dienst zijn verplichtingen tegenover derden niet meer kan aanvaarden.

    De dienst voor schoolherinschakeling beschikt over een termijn van drie maanden om zich aan de ingebrekestelling te passen.

    § 2. Wanneer de dienst niet aan deze ingebrekestelling voldaan heeft of indien de dienst voor schoolherinschakeling al een ingebrekestelling ontvangen heeft tijdens de vorige vierentwintig dagen, wordt de erkennignscommissie met een dossier aanhangig gemaakt die een advies moet uitbrengen aan de bevoegde ministers binnen de twee maanden volgend op deze aanhangigmaking.

    § 3. Na het advies van de commissie te hebben aangevraagd, kunnen de bevoegde ministers, binnen een termijn die ze bepalen, de erkenning intrekken. Ze lichten de besturen hierover in. De beslissing wordt door de secretaris van de Erkenningscommissie per aangetekende brief aan de dienst en aan de inrichtende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT