15 JUNI 2018. - Decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

Decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2. Dit decreet wordt aangehaald als: Bovenlokaal Cultuurdecreet van 15 juni 2018.

Art. 3. In dit decreet wordt verstaan onder:

  1. administratie: de administratie binnen de Vlaamse overheid bevoegd voor culturele aangelegenheden;

  2. Algemene Groepsvrijstellingsverordening: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  3. bovenlokaal: minstens de lokale uitstraling en de gemeentegrenzen overstijgend zonder een weerslag te hebben op de gehele Vlaamse Gemeenschap;

  4. culturele sectoren en disciplines: de verschillende vormen, uitingen of richtingen van cultuur, namelijk kunsten, cultureel erfgoed, circuskunsten, amateurkunsten, en sociaal-cultureel werk. Dit laatste omvat zowel het het lokaal cultuurbeleid, het volwassenenwerk als het jeugdwerk met uitzondering van hetgeen ressorteert onder het decreet van 2 december 2017 houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen;

  5. functie: de volgende kernopdrachten die een organisatie voor zichzelf heeft bepaald:

    1. experimenteren en innoveren: de culturele praktijk, het talent, de carrière, de methode, de organisatie en het oeuvre ontwikkelen of begeleiden;

    2. creëren en produceren: culturele producten, methodes of diensten doelgericht creëren en realiseren;

    3. spreiden en presenteren: de culturele output die al gecreëerd is naar een publiek brengen en delen met dat publiek. Publiekswerving maakt daar ook deel van uit;

    4. leren en participeren: deelnemen aan en deelhebben in het cultuuraanbod van bovenlokale producten, methodes of diensten ter ontwikkeling en bevordering van de creërende, lerende, participerende en interpreterende vaardigheden van individuen, groepen of gemeenschappen. Publiekswerking maakt daar ook deel van uit.

    De Vlaamse Regering kan de nadere invulling van deze functies bepalen;

  6. geïntegreerde werking: een werking die alle relevante aspecten of onderdelen omvat om de gestelde doelstelling te bereiken;

  7. intergemeentelijk samenwerkingsverband: een vereniging met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 396, § 1, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;

  8. projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van specifieke kosten voortvloeiend uit een activiteit in het Nederlandse taalgebied, of in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Ook grensoverschrijdende projecten komen in aanmerking. Die activiteit kan zowel qua opzet of doelstelling als in tijd worden afgebakend;

  9. werkingssubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten voortvloeiend uit een structurele activiteit in het Nederlandse taalgebied, of in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Die activiteit vertoont een continu en permanent karakter;

  10. werkjaar: een periode van 1 januari tot en met 31 december;

  11. transversaliteit: crosssectoraal verbindend werken tussen de verschillende culturele sectoren en disciplines. Dit is te verstaan als het werken op een multidisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren naast elkaar staan in een werking; op een interdisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren elkaar aanraken in een werking; of op een transdisciplinaire wijze, waarbij disciplines of sectoren zich met elkaar verweven in een werking.

    Art. 4. De aanmeldingsdrempels voor investerings- en exploitatiesteun voor cultuur, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, worden in acht genomen.

    HOOFDSTUK II. - Doelstelling en organisatie

    Afdeling 1. - Doelstelling

    Art. 5. § 1. Dit decreet heeft tot doel een kwalitatieve, duurzame, diverse en geïntegreerde bovenlokale cultuurwerking uit te bouwen, te stimuleren en te optimaliseren; en cultuurparticipatie te bevorderen en te versterken. Hiervoor focust dit decreet op de ontwikkeling en verspreiding van praktijken van culturele organisaties die een werkend antwoord kunnen bieden in de bovenlokale context.

    § 2. Dit decreet doet dat door consequent uit te gaan van de volgende principes:

  12. culturele sectoren en disciplines, waar zij een bovenlokale meerwaarde bieden, te ondersteunen en te stimuleren tot transversaliteit: kunsten, cultureel erfgoed, circuskunsten, sociaal-cultureel werk, amateurkunsten;

  13. het verbindende karakter van het bovenlokale veld tussen het lokale cultuurbeleid en het Vlaamse niveau te erkennen en versterken;

  14. aandacht te hebben voor regionale verschillen;

  15. in het kader van bovenlokaal cultuurwerk samenwerkingen in een cultureel ecosysteem met andere beleidsdomeinen (Onderwijs, Welzijn, Toerisme, Economie, Sport, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed enzovoort) te stimuleren;

  16. aandacht te hebben voor innovatie en vernieuwende voorbeeldwerkingen.

    Art. 6. Dit decreet voorziet daartoe in de volgende instrumenten:

  17. projectsubsidies voor bovenlokale cultuurprojecten;

  18. een structurele ondersteuning van het bovenlokale veld middels werkingssubsidies voor een steunpunt, en werkingssubsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

    Art. 7. De instrumenten, vermeld in artikel 6, worden toegepast met inachtneming van de volgende voorwaarden, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening:

  19. dossiers waar ten aanzien van de subsidieontvanger er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, zijn uitgesloten;

  20. dossiers van subsidieontvangers die voldoen aan de definitie van `onderneming in moeilijkheden', vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, zijn uitgesloten;

  21. bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk gespecificeerd en actueel zijn;

  22. wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun;

  23. steun die in meerdere delen wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot hun waarde op het tijdstip van de toekenning van de steun.

    Afdeling 2. - Organisatie van de bovenlokale cultuurwerking

    Onderafdeling 1. - Bepaling van beleidsprioriteiten

    Art. 8. Voor 30 juni van het eerste volledige jaar van elke nieuwe legislatuur van het Vlaams Parlement maakt de Vlaamse Regering de beleidsprioriteiten voor de bovenlokale cultuurwerking bekend.

    De Vlaamse Regering kan de prioriteiten, vermeld in het eerste lid, bijsturen tijdens de legislatuur.

    De beleidsprioriteiten en de bijsturingen ervan worden bekendgemaakt via publiek raadpleegbare communicatiekanalen.

    Onderafdeling 2. Organisatie van de kwaliteitsbeoordeling

    Art. 9. § 1. De Vlaamse Regering benoemt een pool van beoordelaars voor de advisering van aanvraagdossiers voor subsidies in het kader van dit decreet.

    De leden van de pool van beoordelaars worden aangesteld vanwege hun expertise in een specifiek aspect van de culturele sector of in bepaalde functies of disciplines, of vanwege hun totaalvisie op het bovenlokale culturele veld. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.

    De Vlaamse Regering kan de vereisten waaraan de leden van de pool van beoordelaars moeten voldoen, vermeld in het tweede lid, nader bepalen.

    § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de onverenigbaarheden die van toepassing zijn op de leden van de pool.

    § 3. De Vlaamse Regering benoemt de leden van de pool van beoordelaars voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse Regering vervangt uiterlijk om de vijf jaar de helft van de leden van de pool van beoordelaars. Een beoordelaar kan maximaal twee opeenvolgende mandaten vervullen.

    Art. 10. Beoordelaars ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en verplaatsingen.

    De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van de vergoeding, vermeld in het eerste lid.

    Art. 11. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen inzake de procedure voor de samenstelling van de pool van beoordelaars, inzake de procedure voor de aanstelling van de leden van de pool van beoordelaars, en inzake het ontslag van de leden van de pool van beoordelaars.

    HOOFDSTUK III. - Projectsubsidies voor bovenlokale cultuurprojecten

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen over projectsubsidies

    Art. 12. Een aanvrager komt in aanmerking voor een projectsubsidie als hij voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden:

  24. de aanvrager heeft rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;

  25. de aanvrager is een jeugd- of culturele actor of een openbaar bestuur, inclusief autonome gemeentebedrijven, gelieerd aan de culturele sectoren en disciplines vermeld in artikel 3, 4° ;

  26. de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;

  27. de aanvrager past...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT