15 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 2, derde lid;

Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, artikel 19, § 1, tweede lid, artikel 40; artikel 60, artikel 212, artikel 333, § 1, 5°, artikel 335, § 1, 3°, artikel 501, artikel 524, artikel 603, § 1, 4°, en artikel 604;

Gelet op de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, artikel 40, § 1, tweede lid, artikel 60, artikel 81, artikel 409, § 1, 4°, artikel 443, artikel 470, artikel 585, § 1, 4°, en artikel 587, 2° ;

Op de voordracht van de Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie wordt goedgekeurd.

Art. 2. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 april 2018.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Financiën,

J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 15 avril 2018 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie

De Nationale Bank van België,

Gelet op de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis;

Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, artikelen 19, § 1, tweede lid, 40, 60, 212, 333, § 1, 5°, 335, § 1, 3°, 501, 524, 603, § 1, 4°, en 604;

Gelet op de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, artikelen 40, § 1, tweede lid, 60, 81, 409, § 1, 4°, 443, 470, 585, § 1, 4°, en 587, 2°,

Besluit :

Afdeling I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder :

  1. "gereglementeerde ondernemingen" :

    a)de kredietinstellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014, alsook de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van derde landen;

    b)de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die erkend zijn als beursvennootschappen in de zin van artikel 1, § 3, tweede lid van de wet van 25 april 2014, alsook de in België gevestigde bijkantoren van als beursvennootschappen erkende beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;

    c)de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 5, 1° van de wet van 13 maart 2016, alsook de in België gevestigde bijkantoren van verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;

    d)in het kader van het geconsolideerde toezicht, het groepstoezicht of het aanvullende conglomeraatstoezicht, de financiële holdings naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, 38° van de wet van 25 april 2014, en de gemengde financiële holdings naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, 39° van de wet van 25 april 2014 en artikel 338, 7° van de wet van 13 maart 2016;

    e)entiteiten die verantwoordelijk zijn voor een Belgische verzekeringsgroep in de zin van artikelen 339, 2° en 343 van de wet van 13 maart 2016;

  2. "wet van 25 april 2014" : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;

  3. "wet van 13 maart 2016" : de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

  4. "wet van 25 oktober 2016" : de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;

  5. "wet van 3 augustus 2012" : de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;

  6. "wet van 4 april 2014" : de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen;

  7. "wet van 2 augustus 2002" : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

  8. "FSMA" : Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;

  9. "NBB" : Nationale Bank van België;

  10. "toezichthouder" : de Nationale Bank van België of, wat de kredietinstellingen, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings betreft, de Nationale Bank van België of de Europese Centrale Bank, volgens de bevoegdheidsverdeling vastgelegd door of krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;

  11. "verantwoordelijke voor de compliancefunctie" : de persoon die in een gereglementeerde onderneming verantwoordelijk is voor de compliancefunctie als bedoeld in artikel 36 van de wet van 25 april 2014 en artikel 55 van de wet van 13 maart 2016;

  12. "examen voor de bank- en beleggingsdienstensector" : examen bedoeld voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie van een in 1°, a), b) of d) bedoelde gereglementeerde onderneming;

    13 "examen voor de verzekeringssector" : examen bedoeld voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie van een in 1°, c) of e) bedoelde gereglementeerde onderneming;

  13. "activiteitensector" : hetzij de verzekeringssector, hetzij de bank- en beleggingsdienstensector.

    Afdeling II. - Vereisten inzake deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie

    Art. 2. § 1. Om de deskundigheid van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie te beoordelen overeenkomstig art. 60, § 2 van de wet van 25 april 2014 of art. 81, § 2 van de wet van 13 maart 2016, ziet de toezichthouder er minstens op toe dat de volgende vereisten door de kandidaat worden nageleefd :

  14. beschikken over ten minste drie jaar passende ervaring. Met passende ervaring wordt ervaring bedoeld die een kandidaat heeft opgedaan bij het uitoefenen van functies waar hij of zij een beoordelingsverantwoordelijkheid droeg in een werkomgeving die inhoudelijk gelijkenissen of raakvlakken vertoont met de functies van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie en met de gereglementeerde onderneming die de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie heeft benoemd.

    Deze passende ervaring moet volledig zijn opgedaan in de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van het voorstel tot benoeming.

  15. houder zijn van een masterdiploma dat is uitgereikt door een universiteit of een hogeschool overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, Franse of Duitstalige Gemeenschap, dan wel van een gelijkwaardig diploma dat vóór het academiejaar 2004-2005 is uitgereikt, of van een buitenlands diploma dat krachtens de geldende wetgeving of door de NBB als gelijkwaardig wordt beschouwd met het in deze bepaling bedoelde Belgische diploma.

    De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die kunnen aantonen dat zij praktische ervaring en kennis hebben opgedaan op financieel gebied die relevant zijn voor de uitoefening van de functie, zijn vrijgesteld van de toepassing van 2°. Of de praktische ervaring en de kennis relevant zijn, zal door de toezichthouder worden beoordeeld aan de hand van een gedetailleerd dossier dat door de betrokken gereglementeerde onderneming moet worden overgemaakt en, zo nodig, tijdens een individueel gesprek met de kandidaat.

  16. een grondige kennis hebben verworven van de inhoud en de toepassing van de wettelijke en reglementaire integriteits- en gedragsregels die van toepassing zijn op de gereglementeerde onderneming. Deze grondige kennis wordt aangetoond :

    a)met een attest waaruit blijkt dat de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie geslaagd is voor een examen dat werd afgenomen door een instelling waarvan de examens zijn erkend door de FSMA en de NBB overeenkomstig afdeling III van dit reglement.

    Het gaat meer bepaald om de volgende examens :

    -(i) hetzij het examen voor de bank- en beleggingsdienstensector voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, a), b) en d) bedoelde gereglementeerde onderneming.

    De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, a) en d) bedoelde gereglementeerde onderneming die geen beleggingsdiensten verleent en aanbiedt, mogen een attest van slagen voor het examen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 5, 2°, derde lid, b) bedoelde module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector wordt vermeld.

    -(ii) hetzij het examen voor de verzekeringssector voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, c) en e) bedoelde gereglementeerde onderneming.

    De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, c) en e) bedoelde gereglementeerde onderneming die geen levensverzekerings-activiteiten zoals gedefinieerd in Bijlage II van de wet van 13 maart 2016 aanbiedt, mogen een attest van slagen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 5, 2°, derde lid, a) bedoelde module B van het praktische examen voor de verzekeringssector wordt vermeld.

    b)en met de deelname, vanaf het slagen voor het examen, aan een opleidingsprogramma bij een opleidingsinstelling die is erkend door de FSMA, op advies van de NBB, met een minimumduur van 20 uur om de drie jaar. In afwijking van wat voorafgaat is de minimumduur van het opleidingsprogramma 40 uur om de drie jaar wanneer de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT