14 OKTOBER 2021. - Politiebesluit van de Minister-President tot behoud van bepaalde sanitaire restricties ter bestrijding van COVID-19 en houdende intrekking van het politiebesluit van 30 september 2021

De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,

Gelet op artikel 166, § 2 van de Grondwet;

Gelet op artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014;

Gelet op artikel 11 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, zoals vervangen door de wet van 7 december 1998;

Gelet op artikel 128 van de provinciewet;

Gelet op artikel 4, § 2quater, 1° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, zoals gewijzigd door de wet van 6 januari 2014;

Gelet op het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19;

Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 1 en 28 november 2020, van 11, 19, 20, 21 en 24 december 2020, van 12, 14, 26 en 29 januari 2021, 6 februari 2021, 6, 20 en 26 maart 2021, 24 en 27 april 2021, 7 mei 2021, 4 en woensdag 23 juni 2021, 23 juni 2021, 27 juli 2021 en 27 september 2021;

Gelet op de politiebesluit van de Minister-President van 30 september 2021 met het oog op het behoud van bepaalde beperkingen op het Brusselse grondgebied om de verspreiding van het COVID-19-virus tegen te gaan;

Gelet op de vergadering van het Overlegcomité van 20 augustus 2021 en van 17 september 2021;

Gelet op de adviezen van de Risk Assessment Group (hierna RAG) en van het Group Exit Management Strategy (hierna GEMS);

Gelet op de epidemiologische rapporten opgesteld door Sciensano en door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op de vergaderingen van de Brusselse Gewestelijke Veiligheidsraad van 15 september en 13 oktober 2021;

Gelet op het voorafgaande overleg met het Nationaal Crisiscentrum en de coronacommissaris die door de federale staat is aangesteld voor het beheer van de COVID-19-crisis;

Gelet op het akkoord van de Federale Ministers van Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken;

Overwegende dat uit de recentste evaluatie van de epidemiologische situatie door de RAG van 8, 15, 22, 29 en 30 september en 6 en 13 oktober 2021 blijkt dat het aantal besmettingen op landelijk niveau daalt, maar dat er grote verschillen zijn tussen de steden en de gewesten;

Daardoor blijft Brussel, zoals dat sinds 12 augustus het geval is, op alarmniveau 4, terwijl de rest van het land zich op niveau 2 bevindt, behalve Luik en de Duitstalige Gemeenschap;

Overwegende dat de RAG benadrukt dat de besmettingen in Brussel in bijna alle leeftijdsgroepen toenemen;

Dat de RAG de waargenomen epidemiologische situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschouwt als vergelijkbaar met die tijdens de derde golf;

Overwegende dat de deltavariant dominant is (bijna alle besmettingen) en besmettelijker is dan de alfavariant; dat het virus bijgevolg nog sneller onder de bevolking circuleert;

Overwegende dat de overheid vreest dat de seizoenswissel en het minder mooie weer dat daarmee gepaard gaat, een grotere circulatie van het virus in de hand zullen werken, doordat de bevolking zich voor activiteiten vaker in waarschijnlijk minder goed verluchte binnenruimten zal begeven;

Overwegende dat niet meer hoeft te worden aangetoond dat vaccinatie een doeltreffend middel is om de viruscirculatie te beperken;

Dat de volledige vaccinatiegraad van de bevolking ouder dan 18 jaar in Brussel lager is dan in Vlaanderen en in Wallonië;

Dat dit nog meer het geval is in de jongere leeftijdscategorieën;

Dat de in vergelijking met de andere gewesten lagere vaccinatiegraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de sterke viruscirculatie waarmee sommige gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest daardoor te maken krijgen, nu leiden tot een toegenomen belasting van de Brusselse ziekenhuizen;

Overwegende dat in Brussel 20 % van de bedden op intensieve zorgen bezet is, terwijl dat percentage landelijk ongeveer 10 % bedraagt;

Overwegende dat de overheid vindt dat het essentieel is om het gezondheidszorgsysteem en de ziekenhuisinfrastructuur te vrijwaren, niet alleen om patiënten met COVID-19 op te vangen, maar ook om ervoor te zorgen dat patiënten met andere pathologieën kunnen worden opgevolgd; dat een verzadiging van het ziekenhuissysteem leidt tot een reorganisatie van de verzorgingsdiensten (waarbij ook patiënten naar andere gewesten worden overgebracht) en tot een wijziging van de prioriteiten op het vlak van de medische verzorging van patiënten; dat daardoor andere pathologieën minder zullen kunnen worden opgespoord en opgevolgd; dat het daarom van het allergrootste belang is om het gezondheidszorgsysteem te vrijwaren teneinde het basisrecht van de bevolking op leven en gezondheid te waarborgen;

Overwegende dat de diensten van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT