14 JULI 2015. - Decreet waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld (1)

Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving

Artikel 1. Artikel 2, vierde lid, b), 4, eerste streepje, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt vervangen door de volgende bepaling :

"- de vrije keuze van de leerling, indien hij meerderjarig is, of van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, indien hij minderjarig is, tussen een cursus godsdienst van één van de erkende erediensten of een cursus niet confessionele zedenleer, of, bij gebreke daarvan, indien de keuze geen van die cursussen betreft, de vrije keuze, zonder de redenen daarvoor aan te geven, de vrijstelling van het volgen van één van die cursussen aan te vragen.".

Art. 2. In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin :

    "In geval van aanvraag tot vrijstelling van het volgen van één van die cursussen door de leerling, telt de wekelijkse uurrooster twee uren alternatieve pedagogische begeleiding volgens de in artikel 8 bis bedoelde nadere regels.";

  2. het vierde lid, het vijfde lid, het zesde lid en het zevende lid worden vervangen door de volgende bepalingen :

    "In de inrichtingen voor lager en secundair officieel onderwijs met volledig leerplan, alsook in de pluralistische inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, bij de eerste inschrijving, moet de leerling, als hij meerderjarig is, of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, bij een ondertekende verklaring, een formulier invullen waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld.

    In dat formulier, wordt, in een eerste deel, de keuze voorgesteld tussen de cursus godsdienst en de cursus niet confessionele zedenleer. Indien de cursus godsdienst wordt gekozen, zal de verklaring de gekozen godsdienst uitdrukkelijk vermelden.

    In dat formulier wordt, in een tweede deel, bepaald dat er een aanvraag tot vrijstelling van het volgen van één van de in het vorige lid bedoelde cursussen kan worden ingediend. Die aanvraag hoeft niet met redenen te worden omkleed. In dat geval, geniet de leerling, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat voor die cursussen wordt besteed, een alternatieve begeleiding volgens de bij artikel 8 bis nader bepaalde regels.

    Het formulier vermeldt bovendien uitdrukkelijk :

    1. dat de gedane keuzen volledig vrij zijn;

    2. dat het uitdrukkelijk verboden is op de leerling die deze keuzen doet enige druk uit te oefenen en dat tuchtsancties zullen kunnen worden toegepast op personeelsleden die dat verbod zullen hebben overtreden;

    3. dat er een termijn van 6 schoolwerkdagen wordt toegekend aan de leerling, als hij meerderjarig is, of aan zijn ouders of de persoon die de ouderijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, om de behoorlijk ondertekende verklaring mee te delen;

      dat de keuze kan worden gewijzigd op het begin van elk schooljaar tussen 1 en 15 september.".

      Art. 3. Artikel 8 bis van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

      "Artikel 8 bis- § 1. In het gewoon basis- en secundair onderwijs en in het gespecialiseerd lager onderwijs van maturiteit 3 en 4 van alle onderwijstypen, met uitzondering van type 2, en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 3 en 4, moet de leerling die van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer vrijgesteld is, de alternatieve pedagogische begeleiding kunnen genieten waarin voorzien is in de inrichting waarin hij ingeschreven is, met twee wekelijkse lestijden van 50 minuten, overeenkomstig de bij dit artikel bepaalde beginselen.

      De alternatieve pedagogische begeleiding is verplicht vanaf de datum die door de inrichtende macht wordt vastgesteld. Die datum moet liggen tussen 15 september 2015 en uiterlijk 1 januari 2016. Hij wordt de ouders en de administratie vóór 15 september 2015 meegedeeld.

      Tot de in het tweede lid bepaalde datum, moet de inrichtende macht, onder haar verantwoordelijkheid en volgens de eventueel door haar nader te bepalen regels, instaan voor het toezicht op de leerlingen gedurende de betrokken twee wekelijkse lestijden.

      § 2. De alternatieve pedagogische begeleiding heeft tot doel door de leerling persoonlijke of collectieve prestaties te laten ontwikkelen die hem ertoe aanzetten aandacht te hebben voor burgerzin en filosofische vraagstukken. De in § 4 bedoelde prestaties en activiteiten moeten bijgevolg één of meer van de volgende thema's behandelen zonder exhaustief te moeten zijn :

      1. opvoeden tot democratie, met de volgende doelstellingen :

    4. gevoelig maken voor de grondslag van democratie, haar geschiedenis, haar bestel, haar verschillende machten en de fundamentele rechten, de organisatie van haar instellingen; voor de politieke, sociale, economische en culturele burgerzin; voor de grote uitdagingen van de hedendaagse maatschappij, waaronder duurzame ontwikkeling;

    5. de capaciteit om samen te leven op harmonieuze en respectvolle wijze in een democratische en interculturele maatschappij, zich erin in te schakelen en actief eraan deel te nemen; de capaciteit zich te ontwikkelen als burger, die rechten en plichten heeft, solidair, vrij, autonoom, verdraagzaam, met een kritische geest, onder meer via de ontplooiing van attitudes als oog voor het algemeen welzijn, verantwoordelijkheidszin, wederzijds respect, eerbied voor verschillen, naleving van regels, dialoog, wellevendheid;

    6. kritische geest en kritische analyse ontwikkelen tegenover communicatie en de verschillende media en informatiemiddelen.

      1. opvoeden tot de filosofische vraagstelling, de filosofische methode en het filosofisch denken, met de volgende doelstellingen :

    7. de godsdiensten, denkstromingen en filosofische stromingen en hun geschiedenis leren kennen;

    8. eigen denken, ethisch onderscheidingsvermogen en filosofische vraagstelling ontwikkelen;

    9. de argumentatie, de toegang, de behandeling en de organisatie van kennis ontwikkelen.

      1. opvoeden tot welzijn en kennis van zichzelf en andere mensen, met de volgende doelstellingen :

    10. het begrijpen van psychologie en menselijke betrekkingen ontwikkelen;

    11. zelfbeheersing, beheer van conflicten en opvoeding tot affectieve betrekkingen ontwikkelen;

    12. een preventief gedrag inzake gezondheid en veiligheid voor zichzelf en andere mensen verwerven.

      § 3. De alternatieve pedagogische begeleiding wordt bepaald door elk inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en door elke inrichtende macht, voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs in het kader van zijn pedagogische autonomie betreffende :

    13. de inhoud van de activiteitenprogramma's en -methodes;

    14. de nadere regels voor de begeleiding en het toezicht op de leerlingen;

    15. de nadere regels voor de evaluatie.

      § 4. De alternatieve pedagogische begeleiding bestaat, gedurende het schooljaar, ten minste uit :

    16. voor de leerlingen van het 5e en 6e leerjaar in het lager onderwijs en de leerlingen van het secundair onderwijs :

      - het neerleggen van één of meer schriftelijke bijdrage(n) en de mondelinge uiteenzetting van één of meer thema's bepaald in § 2, voorbereid gedurende de begeleidingslestijden;

      - het lezen, gedurende de begeleidingslestijden, van boeken, artikelen of documenten ressorterend onder de in § 2 bedoelde thema's en het schriftelijke of mondelinge antwoord op vragenlijsten die tot doel hebben na te kijken of de leerling die heeft begrepen en betreffende de gestelde debatten.

      De begeleiding kan bovendien bestaan uit burgerinitiatieven die vrij werden beslist door de inrichtende macht van de inrichting, zoals het kijken naar reportages, documentaires, films of programma's, met vragenlijsten daarna; de deelneming aan burger- of solidaire activiteiten of initiatieven binnen of buiten de schoolinrichting; de deelneming aan gemeenschappelijke activiteiten met andere klassen of leerlingengroepen; de deelneming, met de instemming van de ouders, aan gemeenschappelijke activiteiten met leerlingen ressorterend onder de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer van de inrichting; de deelneming aan pedagogische vrijwilligersactiviteiten binnen de school of buiten de school.

    17. voor de leerlingen van het 1e tot 4e leerjaar in het lager onderwijs :

      - het verwezenlijken van persoonlijke of groepscreaties betreffende één van de in § 2 bedoelde thema's;

      - bovendien, het lezen, vanaf het tweede leerjaar van het lager onderwijs, gedurende de begeleidingslestijden, van boeken, artikelen of documenten betreffende de in § 2 bedoelde thema's en het antwoord op vragenlijsten die tot doel hebben na te kijken of de leerling die heeft begrepen en betreffende de gestelde debatten;

      - het kijken naar reportages, documentaires, films of programma's in verband met één van de in § 2 bedoelde thema's, met daarna vragenlijsten of debatten over hun inhoud.

      De begeleiding kan overigens bestaan uit de deelneming aan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT