13 OKTOBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de studenten

Verslag aan de Koning

Sire,

  1. Algemene commentaar

    De artikelen 58 t.e.m. 61 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, die het verblijfsstatuut regelen van onderdanen van een derde land die in België studies wensen aan te vatten in het hoger onderwijs, werden recent door de wet van 11 juli 2021 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft de studenten, integraal vervangen. Reden daartoe was dat deze artikelen in overeenstemming moesten worden gebracht met richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (cfr. DOC 55 1980).

    Hierdoor dringt zich ook een vervanging of minstens een wijziging op van de artikelen 99 t.e.m. 104 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, die voormelde artikelen van de wet uitvoeren.

  2. Artikelsgewijze commentaar

    Artikel 1

    De meeste bepalingen van dit koninklijk besluit betreffen een omzetting van richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.

    Artikel 40, lid 1 van voormelde richtlijn verplicht de lidstaten om in de bepalingen die deze richtlijn omzetten naar nationaal recht, te verwijzen naar deze richtlijn.

    Art. 2

    Hoofdstuk IV van Titel II van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, dat het verblijfsstatuut regelt van onderdanen van een derde land die in België wensen te studeren, wordt door huidig besluit vervangen, teneinde deze bepalingen in overeenstemming te brengen met richtlijn 2016/801/EU.

    Artikel 60, § 3, van de wet van 15 december 1980 bepaalt welke documenten de student bij zijn aanvraag dient toe te voegen. Eén van die documenten betreft een attest afgegeven door een instelling voor hoger onderwijs dat bewijst dat de student hetzij ingeschreven is aan de instelling voor hoger onderwijs om voltijds hogere studies of een voorbereidend jaar te volgen hetzij toegelaten is tot de studies hetzij ingeschreven is voor de toelatingsproef.

    Artikel 99 van het koninklijk besluit verduidelijkt de voorwaarden waaraan dit attest moet voldoen.

    Er zal een standaardformulier voorzien worden, waarvan het model via een ministerieel besluit zal worden vastgesteld. Dit formulier moet worden ingevuld door de instelling voor hoger onderwijs waar de student toegelaten of ingeschreven is. Er moet vermeld worden dat de onderdaan van een derde land hetzij ingeschreven is om voltijds hogere studies of een voorbereidend jaar te volgen, hetzij toegelaten is tot de studies, hetzij ingeschreven is voor een toelatingsproef.

    De overige informatie, zoals opgesomd in artikel 99, dient enkel te worden vermeld voor zover dit van toepassing is op de situatie van de student. Zo zal er bijvoorbeeld, indien de student louter is ingeschreven voor een toelatingsproef, nog geen melding kunnen gemaakt worden van het totaal aantal studiepunten van de volledige opleiding waarvoor de student zich heeft ingeschreven.

    In de andere gevallen zal dit formulier wel het totaal aantal studiepunten van de volledige opleiding moeten vermelden, bv 180 studiepunten voor een welbepaalde bacheloropleiding waarvoor de student zich heeft ingeschreven of waartoe hij werd toegelaten en, indien de student dit reeds weet, het aantal studiepunten dat hij het betreffende academiejaar zal opnemen, bv 60 studiepunten in het academiejaar 2021-2022. Dit laatste is van belang om te weten of er aan de voorwaarde van een voltijdse studie is voldaan en de student dus minstens 54 studiepunten zal opnemen in dat academiejaar. Om die reden dient er ook bevestigd te worden op het formulier dat de student een voltijdse studie zal volgen tijdens het betreffende academiejaar. Dit geldt als een intentieverklaring indien het exacte aantal studiepunten dat de student zal opnemen in het betreffende academiejaar, op dat moment nog niet geweten is. Indien het minimum van 54 studiepunten om een bepaalde reden niet gehaald kan worden, dient dit in het standaardformulier gerechtvaardigd te worden door de reden(en) daarvoor te verduidelijken.

    Ook de duur van de opleiding moet vermeld worden. Tevens moet vermeld worden of de student in het kader van mobiliteit een deel van zijn studies in een andere EU-lidstaat zal voortzetten. Dit is immers van belang voor het bepalen van de duur van de machtiging tot verblijf.

    De inschrijvingen als vrije student of op basis van een examencontract of creditcontract worden niet in aanmerking genomen.

    Als vrije student kan men immers zelf vrij kiezen welke cursussen men volgt, bijvoorbeeld om een beter beeld te krijgen van een (of meerdere) bepaalde studie(s) of om zich voor te bereiden op het volgende academiejaar. De examens die men als vrije student aflegt, geven geen recht op een diploma of ander getuigschrift. Bijgevolg valt dit niet onder de definities voorzien in artikel 58 van de wet van 15 december 1980, meer bepaald de definitie van "hogere studies".

    Studenten die zijn ingeschreven via een examencontract, zijn enkel ingeschreven voor de examens. Zij nemen niet deel aan de onderwijsactiviteiten en krijgen ook geen ondersteuning van de onderwijsinstelling. In deze situatie volstaat het dan ook voor de student om in het kader van een kort verblijf naar België te komen, louter voor het afleggen van de examens.

    Met een creditcontract is de student niet ingeschreven voor een opleiding, maar voor één of meerdere afzonderlijke opleidingsonderdelen. In zo'n geval kan de student geen diploma behalen (men is immers niet ingeschreven voor een opleiding), maar ontvangt hij enkel een creditbewijs. Dit is een attest dat aangeeft dat de student geslaagd is voor dat opleidingsonderdeel. Men heeft hier dus niet de intentie om een diploma te behalen voor een volledige opleiding.

    Indien de student aan alle voorwaarden voldoet en een attest bij zijn aanvraag heeft gevoegd dat bewijst dat hij ingeschreven is aan een instelling voor hoger onderwijs in België om voltijds hogere studies of een voorbereidend jaar te volgen, dan zal de student in het bezit worden gesteld van een verblijfstitel voor een beperkt verblijf, opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 6 (= A-kaart), met de vermelding "student". De duur van deze verblijfstitel hangt af van de duur van de machtiging tot verblijf zoals toegekend conform artikel 61/1/1, § 3, van de wet van 15 december 1980. Dit betekent dat de A-kaart geldig is voor ofwel één jaar ofwel twee jaar (indien de student ingeschreven is voor een programma met mobiliteitsmaatregelen) ofwel de duur van de opleiding (indien die minder dan één of twee jaar bedraagt).

    Indien de student aan alle voorwaarden voldoet en een attest bij zijn aanvraag heeft gevoegd dat bewijst dat hij hetzij toegelaten is tot de studies, hetzij ingeschreven is voor de toelatingsproef, dan zal de student in het bezit worden gesteld van een attest van immatriculatie (AI) dat zijn verblijf gedurende vier maanden dekt, te rekenen vanaf zijn binnenkomst in België (cfr. artikel 61/1/1, § 2, van de wet van 15 december 1980).

    Ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van dit AI, dient de student bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats de afgifte te vragen van de A-kaart en dit zo snel mogelijk na het verkrijgen van (en mits voorlegging van) het attest dat bewijst dat de student ingeschreven is aan een instelling voor hoger onderwijs in België om voltijds hogere studies of een voorbereidend jaar te volgen. Het gemeentebestuur levert de A-kaart af en maakt het inschrijvingsattest over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

    Ook wanneer een positieve beslissing werd genomen (ongeacht welk soort inschrijvingsattest bij de verblijfsaanvraag werd gevoegd), maar het voor betrokkene niet mogelijk was om het bewijs van ziektekostenverzekering reeds bij de aanvraag te voegen, zal hij in het bezit worden gesteld van een AI dat zijn verblijf dekt voor een maximale duur van vier maanden vanaf de datum van zijn binnenkomst in België. Dit dient hem de nodige tijd te geven om een ziektekostenverzekering in België af te sluiten en het gevraagde bewijs over te maken.

    Ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van dit AI, dient de student bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats de afgifte te vragen van de A-kaart en dit zo snel mogelijk na het verkrijgen van (en mits voorlegging van het bewijs van) een ziektekostenverzekering die de risico's in België dekt. Het gemeentebestuur levert de A-kaart af en maakt het bewijs van ziektekostenverzekering over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

    Artikel 100 van het koninklijk besluit bepaalt de voorwaarden waaraan de verbintenis tot tenlasteneming, bedoeld in artikel 61, § 1, eerste lid, 2°, van de wet, evenals de persoon die deze verbintenis aangaat, moeten beantwoorden. De bijlage 32 blijft het model voor deze verbintenis tot tenlasteneming, maar zal worden aangepast aan de wijzigingen in de wet en dit besluit.

    De voorwaarden waaraan de garant dient te voldoen worden nu duidelijker omschreven. De garant dient een natuurlijke persoon van tenminste achttien jaar oud of ontvoogd te zijn. Bovendien moet hij zowel voor zichzelf als voor elke persoon die te zijnen laste is én voor de onderdaan van een derde land die hij via deze verbintenis ten laste neemt, over voldoende bestaansmiddelen beschikken. De onderdaan van een derde land die de garant via een bijlage 32...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT