13 JULI 2017. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de Federale Overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, tot invoering van een fiscaal regularisatiesysteem beperkt in de tijd en tot invoering van maatregelen tot bestrijding van misbruik en fiscale fraude

Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

HOOFDSTUK I. - Inleiding

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II . - Instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen

Art. 2. Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en dat gevoegd is bij de onderhavige ordonnantie.

HOOFDSTUK III . - Invoering van een in de tijd beperkt fiscaal regularisatiesysteem

Art. 3. § 1. Kunnen het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, hierna vernoemd als « het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 » :

- de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke verjaarde successierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 4°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 4° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ;

- de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke niet-verjaarde successierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 4°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 4° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ;

- de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke verjaarde registratierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit handelingen waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 6° tot en met 8°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ;

- de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke niet-verjaarde registratierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit handelingen waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 6° tot en met 8°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

In afwijking van het voorgaande lid, moeten het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte, beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, de sommen, kapitalen of roerende waarden waarop :

  1. niet verjaarde successierechten of registratierechten verschuldigd zijn indien cumulatief :

    a)de inkomsten voortkomende uit deze sommen, kapitalen of roerende waarden het voorwerp uitmaken van een fiscale regularisatie in het kader van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie ;

    1. de aangever niet aantoont, aan de hand van een schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat de sommen, kapitalen of roerende waarden onderworpen zijn geweest, naar gelang het geval, aan de successierechten of de registratierechten beoogd in het eerste lid.

  2. verjaarde successierechten of registratierechten verschuldigd zijn indien de twee volgende voorwaarden verenigd zijn :

    1. de inkomsten voortkomende uit deze sommen, kapitalen of roerende waarden het voorwerp uitmaken van een fiscale regularisatie in het kader van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie ;

    2. de aangever niet aantoont, aan de hand van een schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat de sommen, kapitalen of roerende waarden onderworpen zijn geweest, naar gelang het geval, aan de successierechten of de registratierechten beoogd in het eerste lid.

    § 2. Onder verjaarde successierechten, wordt verstaan de successierechten ten aanzien waarvan de fiscale administratie op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van diegene op wiens naam de regularisatieaangifte is ingediend ingevolge het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 137, 139, 1401 en 1402 van het Wetboek der successierechten.

    § 3. Onder verjaarde registratierechten, wordt verstaan de registratierechten ten aanzien waarvan de fiscale administratie op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van diegene op wiens naam de regularisatieaangifte is ingediend ingevolge het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 214, 216, 2171 en 2172 of 218 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.

    § 4. De verjaarde rechten beoogd in de paragrafen 2 en 3 komen voort uit misdrijven beoogd in artikel 9.

    § 5. De sommen, kapitalen of roerende waarden beoogd door het onderhavige artikel kunnen het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte uitsluitend tot en met 31 december 2020.

    Art. 4. In afwijking van artikel 3, § 1, kunnen niet geregulariseerd worden :

  3. de successierechten verschuldigd op de sommen, kapitalen of roerende waarden die deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken in de volgende gevallen :

    1. de nalatenschap is opengevallen na 31 december 2016 ;

    2. de nalatenschap, opengevallen vóór 1 januari 2017, heeft niet het voorwerp uitgemaakt van een aangifte van nalatenschap ingediend vóór 1 juli 2017 of binnen de termijn voor dewelke de administratie haar schriftelijk akkoord gegeven heeft vóór deze datum.

  4. de registratierechten verschuldigd op de sommen, kapitalen of roerende waarden die voortkomen uit handelingen die geregistreerd zijn geweest na 15 juni 2017 of die dit hadden moeten zijn.

    Art. 5. De sommen, kapitalen of roerende waarden beoogd door artikel 3 kunnen slechts geregulariseerd worden voor zover de aangever, in de zin van artikel 1, 7°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, de aard van de te regulariseren rechten en de periode waartoe de te regulariseren rechten behoren aantoont aan de hand van schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen.

    Zonder afbreuk te doen aan artikel 9, kunnen niet geregulariseerd worden de sommen, kapitalen of roerende waarden die verbonden zijn met :

  5. terrorisme of financiering van terrorisme ;

  6. georganiseerde misdaad ;

  7. illegale handel in verdovende middelen ;

  8. illegale handel in wapens, goederen en handelswaren, met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of clustermunitie ;

  9. handel in clandestiene werkkrachten ;

  10. mensenhandel ;

  11. uitbuiting van prostitutie ;

  12. illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen ;

  13. illegale handel in menselijke organen of weefsels ;

  14. fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ;

  15. verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en corruptie ;

  16. ernstige milieucriminaliteit ;

  17. namaak van muntstukken of bankbiljetten ;

  18. namaak van goederen ;

  19. piraterij ;

  20. beursdelicten ;

  21. onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning ;

  22. oplichting, gijzeling, diefstal of afpersing of misdrijven die verband houden met een staat van faillissement.

    De regularisatie-aangifte moet gepaard gaan met een bondige verklaring omtrent het fraudeschema, alsook omtrent de omvang en de oorsprong van de geregulariseerde niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde sommen en kapitalen, de periode waarin deze ontstaan zijn en de voor de geregulariseerde bedragen gebruikte financiële rekeningen.

    Art. 6. § 1. De geregulariseerde niet-verjaarde registratierechten zijn onderworpen aan een heffing overeenkomstig het normale belastingtarief dat op hen van toepassing was op het moment dat voormelde rechten verschuldigd waren vermeerderd met 22 procentpunten.

    Bij het bepalen van de heffing beoogd in het eerste lid, wordt met geen enkel abattement rekening gehouden noch met enige vermindering van de verschuldigde rechten.

    § 2. De geregulariseerde niet-verjaarde successierechten zijn onderworpen aan een heffing overeenkomstig het normale belastingtarief dat op hen van toepassing was op het moment dat voormelde rechten verschuldigd waren vermeerderd met 22 procentpunten.

    Bij het bepalen van de heffing beoogd in het eerste lid, wordt met geen enkel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT