13 FEBRUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

  1. ALGEMENE COMMENTAAR :

    Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan uw handtekening wordt voorgelegd, beoogt, enerzijds, het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake het vrij verkeer van de burgers van de Unie en hun familieleden ter uitvoering van de wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en, anderzijds, het aanpassen van de procedure voor het indienen van een aanvraag voor een machtiging tot een verblijf van langer dan drie maanden op het grondgebied van het Koninkrijk door een onderdaan van een derde land die de status van langdurig ingezetene heeft verkregen in een andere lidstaat van de Europese Unie.

    Dit ontwerp van koninklijk besluit voorziet tenslotte ook in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (hierna afgekort als Richtlijn 2011/51/EU).

    De Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (hierna afgekort als Richtlijn 2003/109/EG) geeft onderdanen van derde landen die minimum gedurende vijf jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van een lidstaat hebben verbleven, de mogelijkheid om op aanvraag en onder voorwaarden de status van langdurig ingezetene toegekend te krijgen. Door de toekenning van de status van langdurig ingezetene kunnen onderdanen van derde landen en hun gezinsleden zich in andere EU-lidstaten vestigen op basis van hoofdstuk III van de Richtlijn 2003/109/EG. De status van langdurig ingezetene geeft hen het recht om voor perioden van meer dan drie maanden in andere EU-lidstaten te verblijven om aldaar een economische activiteit als werknemer of zelfstandige te verrichten, om een studie of beroepsopleiding te volgen, of om andere redenen.

    Op grond van artikel 3, lid 2, onder c) en d) van Richtlijn 2003/109/EG waren onderdanen van derde landen die vluchteling waren of de toestemming hadden om in een lidstaat te verblijven uit hoofde van subsidiaire vormen van bescherming, overeenkomstig internationale verplichtingen, nationale wetgevingen of de praktijk van de lidstaten, uitgesloten van de werkingssfeer van deze richtlijn.

    Door de richtlijn 2011/51/EU werd de werkingssfeer van de richtlijn 2003/109/EG uitgebreid tot diegenen die internationale bescherming genieten zoals omschreven in artikel 2, onder a) van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming en in artikel 2, onder a) van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking). Bijgevolg kunnen dus voortaan ook erkende vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming genieten in aanmerking komen voor de toekenning van de status van langdurig ingezetene.

    De meeste bepalingen van de richtlijn 2011/51/EU werden omgezet bij de wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    Een aantal bepalingen dienen echter nog te worden omgezet in het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, meer bepaald artikel 8, leden 4 tot 6, en artikel 19bis van Richtlijn 2003/109/EG, ingevoegd bij Richtlijn 2011/51/EU. Het betreffen de bepalingen die moeten veilig stellen dat uit de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene kenbaar is en blijft welke lidstaat verantwoordelijk is voor de internationale bescherming. Dit is vooral van belang ingeval de langdurig ingezetene gebruik maakt van zijn recht op verblijf in andere lidstaten dan de lidstaat die de status van langdurig ingezetene heeft toegekend.

  2. ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR :

    Artikel 1.

    Dit artikel beoogt te beantwoorden aan hetgeen wordt voorgeschreven in de artikelen 26 van richtlijn 2003/109/EG, 40 van richtlijn 2004/38/EG, en 2 van richtlijn 2011/51/EU die stellen dat wanneer de lidstaten de bepalingen van deze richtlijnen omzetten, de omzettingsakten een verwijzing naar deze richtlijnen moeten bevatten.

    Artikelen 2, 3, 18, 24 en 30.

    De wijzigingen van deze artikelen zijn een gevolg van de opheffing van de bijlagen 1, 1bis en 2 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

    Voor de redenen van de opheffing van deze bijlagen verwijzen wij naar het commentaar van de artikelen 35, 36 en 37 van dit koninklijk besluit.

    Artikel 4.

    Artikel 4 wijzigt artikel 29 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981. Om de leesbaarheid van artikel 29 te bevorderen wordt het opgesplitst in twee paragrafen.

    De eerste paragraaf bevat de bepalingen die betrekking hebben op de aanvraag voor een machtiging tot vestiging die door de vreemdeling moet ingediend worden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.

    De ontvankelijkheidsvoorwaarden die de burgemeester of zijn gemachtigde bij deze aanvraag moet nagaan, zijn niet gewijzigd. Indien de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde van artikel 14, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 (met name indien hij gemachtigd of toegelaten is tot verblijf van onbeperkte duur) en indien hij, als zijn identiteit nog niet is vastgesteld, een geldig paspoort voorlegt, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag in overweging en stuurt ze door naar de Dienst Vreemdelingenzaken. In het tegenovergestelde geval, indien de vreemdeling niet voldoet aan één of beide ontvankelijkheidsvoorwaarden, wordt zijn aanvraag van machtiging tot vestiging niet in overweging genomen door de burgemeester of zijn gemachtigde.

    De tweede paragraaf bevat de bepalingen die betrekking hebben op de aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene die door de vreemdeling moet ingediend worden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.

    De ontvankelijkheidsvoorwaarden die de burgemeester of zijn gemachtigde bij deze aanvraag moet nagaan, zijn wel gewijzigd. Bij de wet van 19 maart 2014 tot wijziging van de wet van 15 december 1980, werd in artikel 15bis het beschikken over een onbeperkt verblijfsrecht op het moment van de aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene, geschrapt omdat dit in het licht van het arrest Singh van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 oktober 2012 (C-502/10) niet langer houdbaar was. Het Hof concludeerde immers dat vreemdelingen die houder zijn van een formeel beperkte verblijfsvergunning maar die zich duurzaam in de lidstaat hebben gevestigd, niet kunnen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/109/EG.

    Bijgevolg kunnen vreemdelingen die gemachtigd of toegelaten zijn tot een verblijf van beperkte duur in bepaalde gevallen na vijf jaar legaal en ononderbroken verblijf op het grondgebied een aanvraag tot het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene indienen bij hun gemeentebestuur. Alvorens de aanvraag in overweging te nemen, zal de burgemeester of zijn gemachtigde nagaan of de vreemdeling een geldige verblijfs- of vestigingsvergunning bezit en, indien de identiteit nog niet werd vastgesteld, een geldig paspoort voorlegt. Indien de vreemdeling niet voldoet aan één of beide ontvankelijkheidsvoorwaarden, wordt zijn aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene niet in overweging genomen door de burgemeester of zijn gemachtigde.

    Artikel 5.

    Artikel 5 wijzigt artikel 30 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981. De bestaande tekst van artikel 30 vormt paragraaf 1 en er worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd.

    Artikel 30, nieuwe paragraaf 2, vormt de omzetting van artikel 8, leden 4 en 5, van Richtlijn 2003/109/EG, ingevoegd bij Richtlijn 2011/51/EU.

    In artikel 30, paragraaf 2, eerste lid, wordt de verplichting tot uitdrukking gebracht dat, indien bij het verlenen van de status van langdurig ingezetene, het om een persoon gaat die in België internationale bescherming geniet, dit door middel van een opmerking op de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene kenbaar moet worden gemaakt. Op grond van het nieuwe artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2003/109/EG dient België op de EU-verblijfsvergunning in de rubriek "opmerkingen" de opmerking "Internationale bescherming verleend op (datum) door België" aan te brengen. Deze verplichting heeft tot doel andere lidstaten op de hoogte te stellen van de beschermingsachtergrond van de vreemdeling, zodat zij hun verplichtingen in verband met het beginsel van non-refoulement kunnen naleven (considerans 5 Richtlijn 2011/51/EU).

    Artikel 30, paragraaf 2, tweede lid, regelt de praktische uitvoering bij de toekenning van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene aan een vreemdeling die reeds in het bezit is van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene die door een andere lidstaat is afgegeven en die de opmerking inzake internationale bescherming bevat. Het gaat dan om de situatie waarin België als tweede lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene afgeeft aan een langdurig ingezetene uit een eerste lidstaat.

    Op basis van het nieuwe artikel 8, lid 5, van Richtlijn 2003/109/EG dient België dezelfde opmerking inzake...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT