13 DECEMBER 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, artikel 8, hersteld bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2011 en 3 juli 2015, artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010, artikel 11, § 2, eerste lid, en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;

- het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 4;

- het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 38, tweede lid.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft haar akkoord gegeven op 21 mei 2019;

- De Raad van State heeft advies 66.276/3 gegeven op 26 juni 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Juridisch kader

Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:

- het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. besluit van 28 juni 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;

  2. centrum voor dagopvang: een centrum voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg als vermeld in artikel 13 en 14 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;

  3. centrum voor dagverzorging: een centrum als vermeld in artikel 23 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;

  4. centrum voor kortverblijf type 2: een centrum als vermeld in artikel 26, § 1, tweede lid, 2°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;

  5. centrum voor kortverblijf type 3: een centrum als vermeld in artikel 26, § 1, tweede lid, 3°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;

  6. lokaal dienstencentrum: een centrum als vermeld in artikel 9 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.

    Dit besluit is van toepassing op de volgende woonzorgvoorzieningen:

  7. de centra voor dagopvang;

  8. de centra voor dagverzorging;

  9. de centra voor kortverblijf type 2;

  10. de centra voor kortverblijf type 3;

  11. de lokale dienstencentra.

    HOOFDSTUK 2. - Bouwtechnische en bouwfysische normen

    Afdeling 1. - Algemene bouwtechnische en bouwfysische normen

    Art. 2. De algemene bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur van de woonzorgvoorzieningen, vermeld in artikel 1, tweede lid, moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn:

  12. de regelgeving over de brandveiligheid;

  13. de regelgeving over de toegang van personen met een handicap tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;

  14. de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;

  15. de regelgeving over ruimtelijke ordening en milieu;

  16. als dat van toepassing is, de regelgeving over de integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.

    Afdeling 2. - Specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen voor de centra voor dagopvang, de centra voor dagverzorging, de centra voor kortverblijf type 2 en de centra voor kortverblijf type 3

    Art. 3. De infrastructuur van een centrum voor dagopvang moet voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 47 van bijlage 2 bij het besluit van 28 juni 2019, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.

    Art. 4. De infrastructuur van een centrum voor dagverzorging moet voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 46 tot en met 49 van bijlage 7 bij het besluit van 28 juni 2019, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.

    Art. 5. De infrastructuur van een centrum voor kortverblijf type 2 moet voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 94 tot en met 96 van bijlage 8 bij het besluit van 28 juni 2019, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.

    Art. 6. De infrastructuur van een centrum voor kortverblijf type 3 moet voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 148 en 149 van bijlage 8 bij het besluit van 28 juni 2019, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.

    Afdeling 3. - Specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen voor de lokale dienstencentra

    Art. 7. De infrastructuur van een lokaal dienstencentrum moet voldoen aan de normen, vermeld in artikel 18 en 19 van bijlage 1 bij het besluit van 28 juni 2019, en aan de volgende bijkomende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen:

  17. er is ten minste op één locatie een bijkomende activiteitenruimte van 60 m2;

  18. het akoestisch comfort is gegarandeerd;

  19. de ontvangstruimte en de activiteitenruimte zijn opdeelbaar afhankelijk van de behoeften;

  20. als de waarschuwingsfase van het Vlaams Warmteactieplan wordt opgestart, wordt een geklimatiseerde ruimte beschikbaar gemaakt die voldoende groot is voor alle gebruikers. Deze geklimatiseerde ruimte moet minstens 60 m2 zijn, conform de minimale oppervlakte van een activiteitenruimte;

  21. in elke sanitaire cel is een vast oproepsysteem aanwezig;

  22. in elke leefruimte of gebruikersruimte bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m2 bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam in elke leefruimte begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;

  23. er is ten minste op één locatie voldoende buitenruimte beschikbaar in functie van de noden en de activiteiten van het lokaal dienstencentrum.

    Afdeling 4. - Algemene bepaling

    Art. 8. De bouwfysische normen, vermeld in artikel 2 tot en met 7, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving over veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.

    HOOFDSTUK 3. - Subsidiabele oppervlakte

    Art. 9. In dit artikel wordt verstaan onder subsidiabele oppervlakte: de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.

    De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal:

  24. voor een centrum voor dagopvang: 300 m2 per centrum;

  25. voor een centrum voor dagverzorging: 300 m2 per centrum;

  26. voor een centrum voor kortverblijf type 2: 65 m2 per woongelegenheid;

  27. voor een centrum voor kortverblijf type 3: 65 m2 per woongelegenheid;

  28. voor een lokaal dienstencentrum: de aanvaarde noodzakelijke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT