13 APRIL 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten betreffende het operationeel personeel van de hulpverleningszones

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 106 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele veiligheid.

De toepassing van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten, sedert 1 januari 2015 heeft aangetoond dat het noodzakelijk is de teksten op een aantal punten aan te passen. Onderstaande wijzigingen kwamen tot stand na besprekingen in de Werkgroep Opleiding in de schoot van de Begeleidingscommissie voor de Civiele Veiligheid, opgericht in uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2007 en na onderhandeling met de vakorganisaties.

Artikel 1

Het administratief statuut bevatte al de mogelijkheid om beroepsbrandweerman te zijn in de ene zone en vrijwilliger in de andere. Daarvoor is echter een cumulmachtiging nodig. Doordat dergelijke machtigingen voor maximaal 4 jaar gegeven kunnen worden en sommige zones kortere termijnen hanteren, werd het opportuun gevonden om een zekere stabiliteit te geven aan het engagement als vrijwillig brandweerman.

Dit artikel bepaalt dat de duurtijd van de cumul voor een functie van vrijwillig brandweerman samenloopt met de duur van de tijdelijke benoeming van vrijwillig brandweerman van 6 jaar. In het geval men een stage (b.v. in het kader van een aanwerving of een mobiliteit) uitoefent, geldt de machtiging voor de duur van de stage opgeteld met de duur van de tijdelijke benoeming.

Daarnaast krijgt de zone de mogelijkheid om de cumulmachtiging in te trekken, wanneer duidelijk wordt dat de cumulactiviteiten een negatieve impact hebben op de uitoefening van de functie van beroepsbrandweerman. Mits een gemotiveerde beslissing kan de raad die cumul dan stoppen met onmiddellijke ingang.

Artikel 2

In dit artikel wordt voorzien om na iedere proef (dat telkens een module vormt) van het federaal geschiktheidsattest een slaagbewijs af te leveren. Deze maatregel heeft als doel om demotivatie van bepaalde kandidaten te vermijden en laat toe de financiële middelen te rationaliseren.

Artikelen 3 en 11

Artikel 57, § 1, van het administratief statuut wordt vervangen. De term `geschiktheidstesten' wordt vervangen door de meer geschikte term `geschiktheidsproeven', zodat de terminologie in overeenstemming is met deze die gebruikt wordt in artikel 35 van het administratief statuut.

Het bevorderingsexamen voor de graad van sergeant en dat voor de graad van kapitein zullen pas vanaf 1 januari 2021 minstens de competentietest voor het middenkader of het hoger kader bevatten. De verplichting om deze competentietest af te leggen was oorspronkelijk in werking getreden op 2 maart 2018. De eerste toepassingen ervan leverden echter veel moeilijkheden op. Door deze maatregel in te voeren met vertraging kunnen die moeilijkheden opgelost worden. Kandidaten zullen zich beter kunnen voorbereiden op deze proef en de proef kan ook beter onderbouwd worden. Er is voorzien om deze maatregel in werking te laten treden met retroactieve werking, om de gelijkheid te respecteren tussen alle personen die een bevorderingsexamen aflegden na 2 maart 2018 en diegenen die het nog zullen afleggen tot en met 31 december 2020.

Artikelen 4, 7 en 12

Hoewel verschillende opleidingscentra aangeven dat het organiseren van minimaal 24 uren voortgezette opleiding per jaar niet altijd evident is, mag van deze opleidingscentra verwacht worden dat zij hierin maximaal voorzien. Om de personeelsleden toe te laten te voldoen aan de regelgeving, wordt het eerste lid van artikel 150 van het administratief statuut in die zin gewijzigd dat vanaf 1 januari 2019 minimaal 120 uur voortgezette opleiding per vijf jaar dienen te worden gevolgd. Het aantal uren voortgezette opleiding wordt vanaf 1 januari 2019 dus niet meer bekeken over een periode van één, doch over een periode van vijf jaar. Dat biedt meer soepelheid in het organiseren en volgen van voortgezette opleidingen. Aangezien de referentieperiode langer wordt, is het niet nodig om overdrachten van overschotten aan uren voortgezette opleidingen over...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT